ECLI:NL:RBAMS:2025:6863

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
774821 - FA RK 25/6551
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging verleend na zelfbindingsverklaring

Op 5 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1999, die lijdt aan een psychische stoornis door middelengebruik. De officier van justitie had een verzoek ingediend voor het verlenen van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond in de woning van de betrokkene, waren verschillende betrokkenen aanwezig, waaronder de advocaat van de betrokkene, mr. F.J.E. Hogewind. De betrokkene had eerder een zelfbindingsverklaring opgesteld waarin hij instemde met verplichte zorg onder bepaalde omstandigheden, zoals bij agressief gedrag of medicatieontrouw. De rechtbank concludeerde dat de betrokkene op dit moment zorg nodig heeft, ondanks zijn eigen mening dat hij geen zorgmachtiging nodig heeft. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter E. Dinjens en is op 15 september 2025 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/774821 – FA RK 25/6551
kenmerk: ZM/IND/178794
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 5 september 2025van de rechtbank Amsterdam naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
zorgaanbieder: Arkin,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. F.J.E. Hogewind te Amsterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 2 september 2025.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 5 september 2025 in de woning van betrokkene, [adres] . Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- de raadsman;
- mw. [naam 1] , spv’er;
- mw. [naam 2] , ambulant verpleegkundige;
- ouders van betrokkene.
Omdat de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig acht, is hij niet bij de mondelinge behandeling verschenen.

2.Beoordeling

2.1.
Betrokkene heeft samen met zijn zorgverantwoordelijke op 12 juni 2024 een zelfbindingsverklaring opgesteld op grond van artikel 4:1 van de Wvggz, vergezeld van een zorgplan. Op 28 juni 2024 heeft [naam 3] een verklaring op grond van artikel 4: 1 lid 6 Wvggz opgesteld
waaruit blijkt dat betrokkene ten tijde van het opstellen van de zelfbindingsverklaring tot een redelijke
waardering van zijn belangen in staat was.
2.2.
In de zelfbindingsverklaring staat onder welke omstandigheden verplichte zorg dient te
worden verleend. Betrokkene heeft verklaard dat hij wil dat verplichte zorg aan hem wordt verleend:
-In situaties waarbij ik met grensoverschrijdend gedrag agressie over mijzelf afroep bij anderen of dat ik agressief ben naar anderen, wat kan leiden tot ernstige psychische of lichamelijke schade. Meestal ten gevolge van middelengebruik.
-Onder invloed gevaarlijke acties ondernemen zoals in de auto stappen, of fysieke agressie met dreigingen.
-Als ik geen medicatie en behandeling wil nemen maar wel nodig is.
-Als er sprake is van verwaarlozing van studie of werk tgv druggebruik.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een psychotische stoornis door middelengebruik.
2.4.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, ernstige immateriële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.5.
Om het ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene zorg nodig.
2.6.
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling medegedeeld dat het op dit moment goed met hem gaat en dat hij een zorgmachtiging niet nodig vindt. Hij is van mening dat de zorgen die er nu over hem zijn, niet nodig zijn. De advocaat heeft namens betrokkene afwijzing van het verzoek bepleit, omdat betrokkene het niet eens is met de zorgmachtiging. De rechtbank volgt het standpunt van de advocaat niet en neemt daarbij in aanmerking dat de spv’er tijdens de mondelinge behandeling heeft medegedeeld dat het op dit moment lastig is om betrokkene in beeld te krijgen. Volgens de spv’er is er sprake van agressief gedrag en is betrokkene medicatieontrouw. Een zorgmachtiging wordt noodzakelijk geacht om betrokkene, middels een klinische opname, weer in te stellen op de medicatie en te kijken naar de onderliggende factoren waardoor betrokkene is ontregeld. De rechtbank komt tot de conclusie dat de door betrokkene in de zelfbindingsverklaring omschreven situatie zich nu voordoet. De situatie is zodanig dat betrokkene zorg nodig heeft, waarmee hij op dit moment als gevolg van zijn huidige toestandsbeeld niet voldoende mee kan instemmen.
2.7.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. Van de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg, die zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, alsmede gelet op hetgeen bij de mondelinge behandeling naar voren is gekomen acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk gedurende zes maanden:
  • toedienen van medicatie;
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van de bewegingsvrijheid,
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene,
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen,
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen,
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen en het nakomen van afspraken met het ambulant behandelteam;
  • opnemen in een accommodatie,
De rechtbank zal, zoals door de advocaat is verzocht, de verplichte zorg in de vorm van
‘insluiten’niet toewijzen, omdat deze vorm van verplichte zorg niet in de zelfbindingsverklaring wordt vermeld.
2.8.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.9.
Hetgeen namens en door betrokkene als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af.
2.10.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat gedurende de looptijd van de machtiging bij wijze van verplichte zorg de in rechtsoverweging 2.7 genoemde maatregelen kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 5 maart 2026.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 5 september 2025 mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. E. Dinjens, rechter, bijgestaan door L.F. Datema als griffier en op 15 september 2025 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.