ECLI:NL:RBAMS:2025:6889

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
C/13/762606 / HA RK 25-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeslissing tot voorlopig deskundigenonderzoek in een bouwzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 september 2025 een beschikking gegeven in het kader van een voorlopig deskundigenonderzoek in een bouwzaak. De verzoekende partij, EPGF (NL) LOGISTICS B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. M.P.C. Radović, heeft verzocht om deskundigenonderzoek naar de staat van het werk van een gebouw, waarbij vragen zijn geformuleerd over de gevel, het asfalt, de constructie en het dak met zonnepanelen. De verwerende partij, ROOZEN VAN HOPPE BOUW- EN ONTWIKKELING B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. J.F.M. Heuvelmans, heeft gereageerd op de vraagstelling en zelf ook vragen voorgesteld. De rechtbank heeft de deskundigen M. van de Vliet en O. Joostensz van Peutz B.V. benoemd en heeft bepaald dat zij het onderzoek zelfstandig zullen instellen. De rechtbank heeft ook de proceskostenveroordeling uitgesproken, waarbij RvH als in het ongelijk gestelde partij is veroordeeld tot betaling van € 792 aan EPGF. De beschikking benadrukt de verplichting van partijen om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen en dat de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/762606 / HA RK 25-17
Beschikking van 18 september 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EPGF (NL) LOGISTICS B.V.,
te Amsterdam,
verzoekende partij (hierna:
EPGF),
advocaat: mr. M.P.C. Radović,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROOZEN VAN HOPPE BOUW- EN ONTWIKKELING B.V.,
te Haghorst,
verwerende partij (hierna:
RvH),
advocaat: mr. J.F.M. Heuvelmans.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenbeschikking van 22 mei 2025,
- het e-mailbericht van mr. Radović van 5 juni 2025,
- de akte uitlating vraagstelling voorlopig deskundigenbericht van RvH,
- het e-mailbericht van mr. Radović van 2 juli 2025.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Met de tussenbeschikking hebben partijen gelegenheid gekregen om zich – bij voorkeur eenstemmig – uit te laten over de vraagstelling bij het voorlopig deskundigenonderzoek dat EPGF verzoekt. Daarnaast heeft de rechtbank M. van de Vliet voor gevelonderzoek en O. Joostensz voor asfaltonderzoek van Peutz B.V. als deskundigen voorgesteld, tenzij partijen bij akte eenstemmig een andersluidend voorstel zouden doen.
2.2.
Partijen hebben geen eenstemmig andersluidend voorstel gedaan en het is hen niet gelukt om samen tot een vragenlijst te komen.
2.3.
EPGF heeft per te onderzoeken onderdeel van het gebouw vragen geformuleerd voor onderzoek naar de staat van het werk, enerzijds na oplevering en anderzijds op dit moment. Hierbij moet rekening worden gehouden met tussentijds uitgevoerde herstelwerkzaamheden, die deels door RvH en deels door EPGF ingeschakelde derden hebben plaatsgevonden. EPFG heeft de vragen getracht te concretiseren door te verwijzen naar de voor het betreffende onderdeel relevante stellingen uit het verzoekschrift.
2.4.
RvH heeft hierop gereageerd. Zij benadrukt dat ook haar verweren kenbaar moeten worden gemaakt aan de deskundige en dat de deskundigen bij een beoordeling van de staat van het werk in het verleden zich niet moeten baseren op bestaande rapporten maar slechts op eigen waarneming. Verder acht RvH de vraagstelling van EPGF suggestief en onvolledig, reden waarom RvH zelf vragen voorstelt. Ook moet worden beoordeeld hoeverre eventuele herstelwerkzaamheden op dit moment nog noodzakelijk en proportioneel zijn. RvH heeft geen bezwaar tegen de voorgestelde deskundigen van Peutz B.V., maar verzoekt dat voor de gevelconstructie N. Blauwiekel van M3C B.V. en voor de asfaltconstructie M. Stet van Via Aperta Verhardingsadviseurs B.V. eveneens als deskundigen worden benoemd.
2.5.
De rechtbank stelt voorop dat de deskundigen geen oordeel hoeven te geven over alle in deze procedure over en weer ingenomen standpunten. De deskundigen zullen slechts feitenonderzoek uitvoeren. Zij zullen kennisnemen van het volledige procesdossier. Dit betekent dat er bij de te stellen vragen niet hoeft te worden verwezen naar de standpunten van partijen over het onderwerp. Daarnaast zal de deskundige op die wijze ook kennisnemen van eerdere rapporten. Vervolgens zullen de deskundigen op basis van hun eigen expertise het onderzoek uitvoeren en daarover rapporteren. Hierbij is het aan de deskundigen om te bepalen wat zij onder de eisen van goed en deugdelijke werk verstaan, daar zal in de vraagstelling dus geen verdere invulling aan worden gegeven. Het oordeel over de vraag of het uitvoeren van eventuele herstelwerkzaamheden gelet op de huidige omstandigheden noodzakelijk en proportioneel zou zijn, is aan de rechter in een eventuele bodemprocedure en niet aan de deskundige. Dit geldt eveneens voor de vraag of al dan niet sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomsten. Kortom, de rechtbank gaat niet mee met de meeste inhoudelijke bezwaren van RvH tegen de vraagstelling van EPGF. Wel wordt zij gevolgd in het niet invullen van de open norm van goed en deugdelijke werk. Een aantal tekstuele opmerkingen van RvH zijn meegenomen in de hierna onder de beslissing opgenomen definitieve vragenlijst. De ‘overige gebreken’ waar EPFG vragen aan de deskundigen over wil stellen zijn ook na lezing van het verzoekschrift te algemeen geformuleerd. Onduidelijk is waar in het gebouw deze gestelde gebreken zich precies zouden voordoen en dus ook wat de deskundigen precies zouden moeten onderzoeken. De vragen die EPFG hierover aan de deskundigen wil stellen, worden daarom niet overgenomen door de rechtbank.
2.6.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank overgaan tot de benoeming van M. van de Vliet en O. Joostensz van Peutz B.V. als deskundigen. RvH heeft onvoldoende onderbouwd dat zij niet in staat zouden zijn om het onderzoek aan de gevel en het asfalt uit te voeren. Daarbij komt dat, deze deskundigen een deel van het onderzoek kunnen uitbesteden aan een derde partij indien zij daartoe zelf aanleiding zien, dit in overeenstemming met de Leidraad deskundigen in civiele zaken.
2.7.
RvH zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten van het verzoekschrift en het griffierecht vallen hier buiten, omdat deze voor EPGF ook waren verschuldigd als RvH geen verweer had gevoerd. Daarom wordt RvH slechts veroordeeld in de kosten van de zitting, dat wil zeggen € 792 (1 punt x tarief € 614 en nakosten van € 178 plus de vermeerdering zoals vermeld onder de beslissing).
2.8.
EPGF zal als verzoeker het voorschot op de kosten van de deskundigen moeten betalen zoals onder de beslissing vermeld.
2.9.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan één van deze verplichtingen niet voldaan dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij gerade acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.10.
Als een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigen stuurt, moet zij daarvan tegelijkertijd afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.11.
De rechtbank zal de kostenveroordeling en beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
stelt de volgende onderzoeksvragen vast:
1. Gevel
1a) In hoeverre voldeed de gevelconstructie na oplevering, gezien de door EPGF gestelde gebreken aan de eisen van goed en deugdelijk werk?
1b) In hoeverre verschilt het antwoord op vraag 1a naar gelang wordt uitgegaan van de situatie (i) bij oplevering, (ii) na de in opdracht van RvH verrichte (herstel)werkzaamheden en (iii) na de in opdracht van EPGF verrichte (herstel)werkzaamheden?
1c) Voor zover de gevelconstructie niet volledig voldoet op dit moment ten gevolge van het door RvH uitgevoerde (herstel)werk, wat zijn dan de geëigende (herstel)maatregelen om de gebreken duurzaam te verhelpen en welke kosten zijn daar (bij benadering) mee gemoeid?
2. Asfalt
2a) In hoeverre voldeed het asfalt na oplevering, gezien het hier door EPGF gestelde gebrek volledig aan de eisen van goed en deugdelijk werk?
2b) In hoeverre verschilt het antwoord op vraag 2a naar gelang wordt uitgegaan van de situatie (i) bij oplevering en (ii) na de in opdracht van RvH verrichte (herstel)werkzaamheden?
2c) Voor zover het verkochte niet volledig voldoet op dit moment ten gevolge van door RvH uitgevoerde (herstel)werk, wat zijn dan de geëigende (herstel)maatregelen om het gebrek duurzaam te verhelpen en welke kosten zijn daar (bij benadering) mee gemoeid?
3. Constructie
3a) In hoeverre voldeed de constructie na oplevering, gezien de door EPGF gestelde gebreken aan de eisen van goed en deugdelijk werk?
3b) In hoeverre verschilt het antwoord op vraag 3a naar gelang wordt uitgegaan van de situatie (i) bij oplevering, (ii) na de in opdracht van RvH verrichte (herstel)werkzaamheden en (iii) na de in opdracht van EPGF verrichte (herstel)werkzaamheden?
3c) Voor zover het niet volledig voldoet op dit moment ten gevolge van door RvH uitgevoerde (herstel)werk, wat zijn dan de geëigende (herstel)maatregelen om de gebreken duurzaam te verhelpen en welke kosten zijn daar (bij benadering) mee gemoeid?
4. Dak/zonnepanelen
4a) In hoeverre voldeed het dak inclusief zonnepanelen na oplevering, gezien de door EPGF gestelde gebreken aan de eisen van goed en deugdelijk werk?
4b) In hoeverre verschilt het antwoord op vraag 4a) naar gelang wordt uitgegaan van de situatie (i) bij oplevering en (ii) na de in opdracht van EPGF verrichte (herstel)werkzaamheden?
4c) Voor zover het niet volledig voldoet op dit moment ten gevolge van door RvH uitgevoerde (herstel)werk, wat zijn dan de geëigende (herstel)maatregelen om de gebreken duurzaam te verhelpen en welke kosten zijn daar (bij benadering) mee gemoeid?
5. Overig
5a) Zijn er nog andere punten waarvan een rechter volgens u kennis moet nemen bij een beoordeling van voornoemde punten in een latere procedure? Zo ja, welke?
3.2.
benoemt tot deskundigen:
de heren M. van de Vliet en O. Joostensz
Peutz B.V.
[adres]
T: [telefoonnummer]
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van deze beschikking aan de deskundigen zal toezenden,
het voorschot
3.4.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundigen het volgende:
- de deskundigen dienen
binnen twee wekenna de datum van deze beslissing een begroting van de kosten op te geven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten,
- de griffie zal de opgave van de deskundigen vervolgens toezenden aan partijen,
- partijen kunnen desgewenst
binnen twee wekenna dagtekening van de brief/het bericht van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting,
- als niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundigen worden vastgesteld op het door de deskundigen begrote bedrag,
- als wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot door de rechtbank worden vastgesteld,
3.5.
bepaalt dat de EPGF het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.6.
draagt de griffier op om de deskundigen onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.7.
bepaalt dat EPGF zo spoedig mogelijk het procesdossier in afschrift aan de deskundigen moet toesturen,
3.8.
bepaalt dat de deskundigen het onderzoek zelfstandig zullen instellen op de door de deskundigen in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.9.
wijst de deskundigen er op dat:
  • de deskundigen voor aanvang van het onderzoek dienen kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundigen het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dienen aan te vangen,
  • de deskundigen het onderzoek onmiddellijk dienen te staken en contact dienen op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundigen partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dienen te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundigen dit onderzoek niet mogen uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt, welke verzoeken zij hebben gedaan en hoe de deskundigen hierop hebben gereageerd,
3.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen dienen te verstrekken indien deze daarom verzoeken, de deskundigen toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.11.
draagt de deskundigen op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.12.
wijst de deskundigen er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundigen is gebaseerd,
  • de deskundigen een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, zodat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundigen in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundigen daarop moet vermelden,
3.13.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het conceptrapport van de deskundigen nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundigen geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het conceptrapport te reageren,
3.14.
veroordeelt RvH in de proceskosten van EPGF van € 792, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe en te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als RvH niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en deze beschikking daarna wordt betekend,
3.15.
verklaart deze kostenveroordeling en de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.M. Visser, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2025.