Op 18 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van uitkeringsfraude. De verdachte, geboren in 1962, werd verweten opzettelijk gegevens te hebben nagelaten die van belang waren voor zijn recht op bijstandsuitkering. De tenlastelegging omvatte twee periodes: van 1 januari 2018 tot en met 18 januari 2021 en van 19 januari 2021 tot en met 21 november 2022. Tijdens de zitting op 4 september 2025 heeft de officier van justitie, mr. L. van Haeringen, de vordering gedaan, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. B.A.S. van Leeuwen, pleitte voor vrijspraak.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn inlichtingenplicht had geschonden door inkomsten uit werkzaamheden niet te melden en een onjuist adres op te geven. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte opzettelijk had nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, wat kon strekken tot bevoordeling van zichzelf. De rechtbank sprak de verdachte vrij van medeplegen, omdat niet was gebleken dat hij met een ander had samengewerkt. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uur op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het misbruik van het sociale stelsel, maar nam ook in overweging dat de verdachte geen financieel gewin had gehad van zijn handelen.