Op 18 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk nalaten tijdig gegevens te verstrekken die van belang zijn voor het recht op een bijstandsuitkering. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de verdachte werd bijgestaan door haar raadsman, mr. N. Rastegar, en de officier van justitie, mr. L. van Haeringen, de vordering indiende. De tenlastelegging bestond uit twee punten: het medeplegen van opzettelijk nalaten van gegevens in de periode van 1 januari 2017 tot en met 18 januari 2021 en het opzettelijk nalaten van gegevens in de periode van 19 januari 2021 tot en met 30 juni 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet opzettelijk heeft nagelaten de gemeente te informeren over de inkomsten van haar partner, en heeft haar daarvan vrijgesproken. Echter, voor het tweede feit heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk nalaten van gegevens, omdat zij inkomsten had uit werkzaamheden als kledingreparateur die zij niet had gemeld bij de gemeente. De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 70 uur opgelegd, in plaats van de door de officier van justitie geëiste 200 uur, omdat de rechtbank minder feiten bewezen achtte. De rechtbank heeft benadrukt dat het handelen van de verdachte het sociale stelsel heeft ondermijnd en dat zij misbruik heeft gemaakt van de bijstandsregeling.