ECLI:NL:RBAMS:2025:6894

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
1304636922
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne

Op 13 augustus 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne. De verdachte, geboren in 1980 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de handel in 6,66 kilogram cocaïne en het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een opslagbox had gehuurd, waarin chemicaliën en attributen voor de productie van cocaïne werden aangetroffen. De medeverdachten werden eerder aangehouden met cocaïne in hun voertuigen, wat leidde tot het onderzoek naar de verdachte.

Tijdens de zitting op 13 augustus 2025 heeft de officier van justitie de bewezenverklaring van de feiten gevorderd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, maar sprak hem vrij van het medeplegen van de voorbereidingshandelingen, omdat er geen gezamenlijke uitvoering was vastgesteld. De rechtbank legde een gevangenisstraf van veertien maanden op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de maatschappelijke ontwrichting die daarmee gepaard gaat, maar hield ook rekening met de kleinere rol van de verdachte in vergelijking met zijn medeverdachten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft bepaald dat bepaalde in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte moeten worden teruggegeven, terwijl andere middelen onttrokken aan het verkeer worden verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/046369-22
Datum uitspraak: 13 augustus 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. RuijsVerweij.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort weergegeven – tenlastegelegd dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het
medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het bereiden / bewerken / verwerken / verkopen / afleveren / verstrekken / vervoeren / vervaardigen / binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 9 liter vloeistof bevattende 6,66 kilogram vloeibare cocaïne, door het huren en ter beschikking stellen van een opslagbox in de periode van 5 juli 2019 tot en met 9 september 2019;
opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 20 gram cocaïne, op 9 september 2019.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Inleiding

Op 4 september 2019 zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden, waarbij in hun auto’s dozen met daarin zakken met levende vissen en vloeibare cocaïne zijn aangetroffen. Deze dozen waren afkomstig uit Colombia. Later zijn medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] aangehouden. Alle genoemde medeverdachten zijn veroordeeld voor de invoer van deze 6,66 kilogram cocaïne. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte bij de voorbereidingshandelingen van deze invoer van cocaïne betrokken is geweest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten kunnen worden bewezen.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in bijlage II bij dit vonnis kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank overweegt in het bijzonder als volgt.
Ten aanzien van feit 1:
Op 4 september 2019 hebben medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijkens observatie de sleutel van een Shurgard opslagbox bij verdachte opgehaald. Uit onderzoek blijkt dat de Shurgard opslagbox op naam van verdachte stond. Op de activiteitenlogs van de Shurgard opslagbox is te zien dat verdachte op aantal tussen 5 juli 2019 en 30 augustus 2019 goederen verplaatst van en naar de opslagbox. In de opslagbox zijn chemicaliën en attributen aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor de extractie, kristallisatie en het drogen en versnijden van cocaïne. Daarnaast is in de slaapkamer van verdachte een zak met daarin Levamisol aangetroffen, een versnijdingsmiddel voor cocaïne. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn voor de Shurgard locatie aangehouden, waarbij in hun auto’s dozen met vloeibare cocaïne zijn aangetroffen, met een totaal drooggewicht van 6,66 kilogram cocaïne . Uit de onderzochte telefoon van verdachte blijkt dat hij contact had met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over het gebruik van de opslagbox. In de opgenomen vertrouwelijke communicatie in de auto van [medeverdachte 3] wordt gesproken over de samenwerking met verdachte.
De rechtbank is op grond van voorstaande feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte handelingen heeft verricht ter voorbereiding van de verwerking van harddrugs. De rechtbank is verder van oordeel dat niet is gebleken van een gezamenlijke uitvoering van de voorbereidingshandelingen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het medeplegen hiervan.
Ten aanzien van feit 2:
Verdachte heeft verklaard dat hij woonde op de [adres]. In twee slaapkamers van deze woning zijn zakjes met daarin cocaïne aangetroffen. In slaapkamer I is eveneens de telefoon van verdachte aangetroffen. De rechtbank maakt uit genoemde feiten en omstandigheden op dat slaapkamer I de slaapkamer van verdachte was. Gelet op de plek waar de cocaïne is aangetroffen – in de kledingkast in de slaapkamer van verdachte – stelt de rechtbank vast dat verdachte wist van de cocaïne en dat hij daar ook over kon beschikken.
De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte ook gebruik maakte van slaapkamer II, zodat de rechtbank evenmin de wetenschap en beschikkingsmacht van verdachte over de daar aangetroffen cocaïne kan vaststellen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de aangetroffen cocaïne in deze slaapkamer.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
in de periode van 5 juli 2019 tot en met 9 september 2019 te Amsterdam, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet te weten:
het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een hoeveelheid van ongeveer 9 liter vloeistof bevattende 6,66 kilogram cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen,
- zich en anderen gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft verschaft en
- voorwerpen en stoffen voorhanden gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers heeft hij, verdachte, een opslagbox bij Shurgard gehuurd en deze opslagbox ter beschikking gesteld voor de opslag van vijf dozen met daarin levende vissen inclusief 9 liter vloeistof bevattende 6,66 kilogram cocaïne en dozen met daarin levende vissen en heeft hij, verdachte, in een opslagbox van de Shurgard de volgende voorwerpen opgeslagen:
- twee flacons MEK (Methylethylketon) en
- een flacon Aceton en
- een witte emmer met witte kristallen en een zakje baking soda en
- canvasboodschappentassen met flessen, maatbekers en flacons chemicaliën en
- een pers en
- een plastic bak met een elektrische kookplaat en 2 koffie molens en
- een kuip met een koekenpan, een verwarmingselement, filterhouders en trechters en
- een kuip met handschoenen, trechters, verpakkingsmateriaal, een houten lepel en pakjes baking soda en
- een kuip met divers verpakkingsmateriaal, een trechter en een lepel en
- een doos met lege afsluitbare flessen en
- 8 waterstofzuigers met bijbehorende attributen
en is er een hoeveelheid van ongeveer 1,05 kg van het versnijdingsmiddel Levamisol aangetroffen in de woning van verdachte;
Ten aanzien van feit 2:
op 9 september 2019 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid cocaïne.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezengeachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs. De verspreiding van en handel in harddrugs gaat gepaard met veel andere vormen van overlastgevende criminaliteit. Het op de illegale markt komen van dergelijke partijen harddrugs faciliteert de financiering van de georganiseerde misdaad en heeft een negatief effect op het financiële en economische verkeer. Daarnaast wordt het chemisch afval dat ontstaat bij de productie vrijwel altijd illegaal gedumpt, hetgeen zeer schadelijk is voor het milieu. Alles bij elkaar is de wereld van de productie van harddrugs op meerdere vlakken maatschappelijk ontwrichtend.
Verder wijst de rechtbank op de vele risico’s die gepaard gaan met het opslaan en bewerken van diverse chemicaliën in een illegaal drugslaboratorium, zoals brand, ontploffingsgevaar en het vrijkomen van giftige en bijtende dampen, niet alleen levensgevaarlijk voor de producenten van de drugs, maar ook voor mensen die in de omgeving van het laboratorium zijn.
De rechtbank neemt in het voordeel van verdachte in aanmerking dat hij, in vergelijking met zijn medeverdachten, een kleinere rol heeft gespeeld.
De rechtbank vindt dat een forse gevangenisstraf dient te wordt opgelegd. Enerzijds als vergelding voor de maatschappelijke ontwrichting waar verdachte indirect aan heeft bijgedragen. Anderzijds heeft het opleggen van zware straffen tot doel om anderen ervan te weerhouden zich met de georganiseerde drugscriminaliteit in te laten. De rechtbank vindt daarom een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest, in beginsel passend en geboden.
De rechtbank stelt echter vast dat de redelijke termijn voor de behandeling van strafzaken als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat ten aanzien van een verdachte een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem voor een bepaald strafbaar feit strafvervolging zal worden ingesteld. In dit geval oordeelt de rechtbank dat deze handeling is verricht op het moment dat verdachte in verzekering is gesteld. Dat was op 9 september 2019. Wanneer geen sprake is van bijzondere omstandigheden geldt als uitgangspunt dat de redelijke termijn tussen de aanvang daarvan en het wijzen van een vonnis in eerste aanleg twee jaar duurt. De rechtbank ziet in onderhavige zaak geen aanleiding om te oordelen dat de redelijke termijn langer zou moeten zijn. Nu in augustus 2025, ongeveer zes jaar na aanvang van de redelijke termijn, vonnis wordt gewezen, is de redelijke termijn met vier jaar overschreden. De rechtbank compenseert verdachte voor deze overschrijding door aan hem een lagere gevangenisstraf van veertien maanden op te leggen.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. EUR (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5806185);
2 2700 EUR (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5806187, oranje);
3 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5804812, 1 hard blokje);
4 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5804800, twee ballonnen);
5 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5804802, wit poeder);
6 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5804821, Foliezak met poeder);
7 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5804804, Pot met vloeistof);
8 5 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5804803, wit, merk: pillen);
9 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5804807-88gram, Bruin, merk: poeder in zakje);
10 10 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5804819, pillen);
11 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5804820, Wikkel poeder);
12 1 STK Papier (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5805096, gedrukte stukken);
13 1 STK Agenda (Omschrijving: PL1300-2019139309-G586355, gedrukte stukken).
Onttrekking aan het verkeer
De verdovende middelen, zoals vermeld op de beslaglijst onder 3 tot en met 11, aangetroffen in het onderzoek 13LOSTANT, worden onttrokken aan het verkeer. De strafbare feiten zijn hiermee gepleegd en/of het ongecontroleerde bezit ervan is in strijd met de wet, dat kan dienen tot het begaan of voorbereiden van soortgelijke feiten.
Retour verdachte
Het geld, het papier en de agenda, vermeld op de beslaglijst onder 1, 2, 12 en 13 moeten worden teruggegeven aan verdachte.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 46 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 10 en 10a Opiumwet

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en een ander middelen tot het plegen van dat feit te verschaffen en voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
14 (veertien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
3 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5804812, 1 hard blokje);
4 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5804800, twee ballonnen);
5 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5804802, wit poeder);
6 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5804821, Foliezak met poeder);
7 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5804804, Pot met vloeistof);
8 5 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5804803, wit, merk: pillen en --);
9 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5804807-88gram, Bruin, merk: poeder in zakje);
10 10 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5804819, pillen);
11 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5804820, Wikkel poeder).
Gelast de teruggave aan verdachte:
1. EUR (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5806185);
2 2700 EUR (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5806187, oranje);
12 1 STK Papier (Omschrijving: PL1300-2019139309-G5805096, gedrukte stukken);
13 1 STK Agenda (Omschrijving: PL1300-2019139309-G586355, gedrukte stukken).
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.B.W. Beekman, voorzitter,
mrs. B. Kuppens en G.H. Marcus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Buiskool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 augustus 2025.
[...]
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]