ECLI:NL:RBAMS:2025:6924

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
C/13/769214 / JE RK 25-343
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kritische beoordeling van de rol van de gecertificeerde instelling in de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van 8 september 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam zich gebogen over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2011. De zaak betreft de Jeugdbescherming Regio Amsterdam, de gecertificeerde instelling (GI), die verantwoordelijk is voor de begeleiding van het meisje. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het meisje al negen maanden op de monitorlijst staat en dat de GI in deze periode onvoldoende regie heeft gevoerd. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. C.M. Sent, heeft ernstige zorgen geuit over de gebrekkige communicatie en de onjuiste informatie die door de GI is verstrekt. De vader steunt de zorgen van de moeder en heeft weinig vertrouwen in de GI. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk blijven, omdat de ontwikkeling van het meisje ernstig bedreigd wordt en vrijwillige hulpverlening niet voldoende is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 24 december 2025, maar heeft ook aangegeven dat de GI nu met een vaste gezinsmanager aan de slag moet gaan om de situatie van het meisje te verbeteren. De kinderrechter heeft het verzoek van de moeder om dwangsommen op te leggen aan de GI afgewezen, omdat er geen wettelijke grondslag voor was. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om uiterlijk 24 november 2025 schriftelijk te rapporteren over de voortgang.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/13/769214 / JE RK 25-343
Datum uitspraak: 8 september 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
bijgestaan door mr. C.M. Sent, advocaat te Amsterdam,
en
[minderjarige] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 14 mei 2025;
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 4 juni 2025;
  • de schriftelijke toelichting van de GI over de laatste stand van zaken, ontvangen op 4 augustus 2025;
  • de reactie op de schriftelijke toelichting met bijlagen van mr. C.M. Sent, ontvangen op 4 augustus 2025;
  • het verweerschrift en zelfstandig verzoek van de moeder om dwangsommen op te leggen aan de GI, ingediend door mr. C.M. Sent, ontvangen op 5 augustus 2025;
  • de bij de mondelinge behandeling overhandigde pleitnota, ingediend door mr. C.M. Sent.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
  • de moeder met advocaten mr. C.M. Sent en mr. N. Broekhuizen en een tolk Engels;
  • [naam 1] en [naam 2] namens de GI;
  • [naam 3] , werkzaam bij [naam zorginstelling 2] en aldaar de behandelaar van [minderjarige] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft, voorafgaand aan de zitting, met de kinderrechter een gesprek gevoerd. De kinderrechter heeft tijdens de zitting samengevat wat [minderjarige] haar heeft verteld.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 24 juni 2024 [minderjarige]
onder toezicht gesteld tot 24 juni 2025. [minderjarige] is in het kader van de ondertoezichtstelling uit huis geplaatst. De machtiging tot uithuisplaatsing voor verblijf in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder is bij beschikking van 10 december 2024 verlengd tot 24 juni 2025.
2.3.
De GI heeft bij verzoek van 9 mei 2025 (binnengekomen bij de rechtbank op 14 mei 2025) verzocht de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen met een jaar. Bij beschikking van 4 juni 2025 is de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 24 september 2025, met aanhouding van het resterende deel. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de GI voor de volgende zitting: ‘
de kinderrechter schriftelijk informeert over de laatste stand van zaken en een update geeft over de begeleiding van de GI aan [minderjarige] en de ouders en het verloop van hulpverlening aan
[minderjarige] en de ouders in de afgelopen drie maanden en over of er inmiddels een vaste
gezinsmanager bij het gezin betrokken is.’
2.4.
[minderjarige] verblijft bij [naam zorginstelling 1] .

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht het resterende deel van het verzoek ondertoezichtstelling (negen maanden) toe te wijzen. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling en verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting erkend dat zij in de afgelopen periode onvoldoende de regie heeft gevoerd. Ondanks dat de GI weet dat dit geen excuus is, is dit het gevolg van een capaciteitsgebrek binnen de organisatie. Het is begrijpelijk dat het alle betrokkenen frustreert dat er nog steeds geen vaste gezinsmanager is. Hoewel dit veel eerder had moeten gebeuren, is er heden, op de dag van deze mondelinge behandeling, een vaste gezinsmanager genaamd [naam 4] aan het gezin gekoppeld. Er is, ondanks de tekortschietende regievoering, al wel hulpverlening ingezet. Zo is [naam zorginstelling 2] betrokken en verblijft [minderjarige] bij [naam zorginstelling 1] . Het voortzetten van de hulp is noodzakelijk en [minderjarige] kan nog niet naar huis. Het verzoek wordt gehandhaafd. Een verlenging voor een kortere periode dan negen maanden is volgens de GI niet realistisch, want dan zal naar verwachting bij een volgende mondelinge behandeling nog te weinig zijn veranderd. Iedere keer voor een kortere periode verlengen, levert bovendien stress op voor de ouders en voor [minderjarige] .
4.2.
De moeder heeft mede bij monde van haar advocaat naar voren gebracht dat de GI onjuiste informatie verstrekt. Door de GI is in de, aan de rechtbank toegezonden update voor deze zitting voorgespiegeld dat er al een gezinsmanager betrokken zou zijn, die de ontwikkeling van [minderjarige] monitort, maar daar is geen sprake van. De GI monitort de situatie rondom [minderjarige] op geen enkele manier en geeft geen uitvoering aan de opdracht van de rechtbank van 4 juni jl. Het zou de GI hebben gesierd als zij hier eerder verantwoordelijkheid voor hadden genomen en niet nu pas ter zitting toegeven dat het misschien anders had gemoeten. Daar heeft [minderjarige] ook niets aan. Er is op dit moment geen enkel zicht op het perspectief en wat er met één-op-één begeleiding mogelijk kan zijn. [minderjarige] is wanhopig en dat komt haar ontwikkeling niet ten goede. Hoewel de moeder beseft dat [minderjarige] helaas (nog) niet naar huis kan omdat de ontwikkelingsbedreiging nog steeds aanwezig is, verzoekt de moeder om de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor maximaal drie maanden toe te wijzen. Het wordt tijd dat de GI de opdracht die zij gekregen hebben uitvoert. De moeder verzoekt om aan de GI dwangsommen op te leggen van € 2.500,- voor iedere dag, die verstrijkt en waarop de GI niet nakomt wat haar opdracht is, met een maximum van € 100.000,-. Tot slot is het typerend voor de houding van de GI dat ook voor vandaag er geen tolk Engels voor de moeder was geregeld. Dat is immers de taak van de GI. Hieruit blijkt ook temeer dat de GI totaal niet bezig is met de zaak van [minderjarige] .
4.3.
De vader kan zich vinden in wat de advocaat van de moeder namens de moeder naar voren heeft gebracht. De GI is in gebreke gebleven en komt de afspraken niet na. De GI zegt bijvoorbeeld een half uur voor een UVO af, zonder enige toelichting. De vader heeft weinig vertrouwen in de beloftes van de GI en vraagt zich af wat er gaat gebeuren als er de komende tijd opnieuw niets gebeurt.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan (artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek). De doelen van de ondertoezichtstelling zijn nog niet gehaald. De ontwikkeling van [minderjarige] wordt nog steeds ernstig bedreigd en deze ontwikkelingsbedreiging kan niet of onvoldoende worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening, waardoor de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
[minderjarige] verblijft op dit moment bij [naam zorginstelling 1] . Ondanks dat [minderjarige] zelf het gevoel heeft dat zij stilstaat, ziet de kinderrechter dat zij weldegelijk stappen maakt, waarvoor zij een compliment verdient. [minderjarige] ontvangt bij [naam zorginstelling 1] dagelijks begeleiding en er zijn aldaar de afgelopen periode minder incidenten geweest. Ook heeft zij goed contact met de behandelaar van [naam zorginstelling 2] en gaat zij naar school en naar Care House. Tegelijkertijd ziet de kinderrechter ook dat er nog veel stappen moeten worden gezet om [minderjarige] weer goed in haar vel te laten zitten en om uit te vinden of, wanneer en hoe [minderjarige] weer thuis bij haar moeder zou kunnen wonen. De kinderrechter constateert met verbijstering dat, sinds het plotselinge vertrek van de vaste gezinsmanager in december 2024, de GI haar rol niet meer heeft gepakt. Zonder afscheid of afsluitingsgesprek is de vaste gezinsmanager van het toneel verdwenen en daar is geen nieuwe gezinsmanager voor in de plaats gekomen. [minderjarige] is op de monitorlijst van de GI terechtgekomen in afwachting van een nieuwe gezinsmanager. Er is inmiddels negen maanden geen enkele regie gevoerd door de GI. Zo heeft de GI in die periode slechts aan één UVO deelgenomen, waarbij die deelname louter de insteek had om informatie te krijgen voor het onderhavige verlengingsverzoek. Het door de GI voor de behandeling van onderhavige verzoeken aangeleverde plan van aanpak is sterk gedateerd. Weliswaar heeft de GI informatie opgevraagd bij [naam zorginstelling 2] , maar van enig overleg met de behandelaar is niet gebleken en evenmin dat dit is verwerkt in de doelen van de ondertoezichtstelling. Dit terwijl de behandelaar blijkens de door de advocaat van de moeder ingebrachte verslaglegging veelvuldig heeft getracht in overleg te komen met de GI teneinde sturing te krijgen over de noodzakelijke behandeling, mede gezien de resultaten van het afgenomen psychodiagnostisch onderzoek. Ook met [naam zorginstelling 1] of de school van [minderjarige] heeft de GI geen contact gehad, laat staan dat er regie is gevoerd of de zorg en begeleiding die haar wordt geboden nog steeds de juiste is. Ook is er met [minderjarige] en haar ouders geen contact geweest. Zij waren steeds bij de UVO’s aanwezig in de hoop de GI daar ook te treffen, maar dit bleek vergeefse hoop. Ondanks dat de kinderrechter begrip heeft voor de drukte en capaciteitstekorten bij de GI, is dit werkelijk niet uit te leggen. Reeds in de beschikking van 4 juni 2025 heeft de kinderrechter overwogen dat dit zo niet langer kan. [minderjarige] is een kwetsbaar meisje van veertien jaar met ernstige problematiek, die vanwege gedrags- en systeemproblemen thuis op 13-jarige leeftijd uit huis is geplaatst en bij wie recent ook een depressie is gediagnostiseerd. De kinderrechter begrijpt dat er vanaf heden een vaste gezinsmanager start. De kinderrechter verwacht daarmee een kanteling en gaat er vanuit dat de GI nu oppakt wat zij de afgelopen periode heeft laten liggen en herstelt wat er niet goed is gegaan. De kinderrechter verwacht van de GI dat zij er vanaf nu voor [minderjarige] gaat zijn en dat deze vaste gezinsmanager met de hoogste prioriteit aan de slag gaat.
5.3.
Het is belangrijk dat de GI de komende periode duidelijk in kaart brengt wat er nodig is om een thuisplaatsing tot stand te brengen en dit met [minderjarige] en haar ouders op te nemen. Het is aan de GI om afspraken te maken over wanneer [minderjarige] bij haar ouder(s) slaapt of op bezoek gaat, deze afspraken te monitoren en hierover met [minderjarige] en de ouders in gesprek te gaan en te bezien welke begeleiding hierbij nodig is. Daarnaast is het belangrijk dat de GI gaat kijken naar de traumabehandeling en eventuele andere behandeling voor [minderjarige] en hierover in contact treedt met [naam zorginstelling 2] . Er ligt al sinds april 2025 een uitkomst van een psychodiagnostisch onderzoek, maar daar is door de GI nog niets mee gedaan. Ook zou één-op-één begeleiding om [minderjarige] van en naar therapie te begeleiden nodig zijn en zou [minderjarige] een maatje of coach kunnen gebruiken. Het is de taak van de GI om te kijken welke mogelijkheden er op dat front zijn. Verder heeft [naam zorginstelling 2] aan ouders een advies gegeven voor individuele behandeling. De GI zou hier met ouders over in gesprek moeten gaan om te bezien of dit kan bijdragen aan het ontwikkelen van een stabiele relatie met [minderjarige] en om veiligheid in het systeem te krijgen. [minderjarige] heeft daarnaast aangegeven dat zij iets met haar gewicht wil nu zij, sinds ze bij [naam zorginstelling 1] zit, erg veel is aangekomen en daarmee worstelt. Het is aan de GI om te bezien of hier hulp voor moeten komen en deze in te zetten. Verder moet er gekeken worden naar de school van [minderjarige] en of het daar voor haar veilig genoeg is en zo niet, wat er voor [minderjarige] op dat punt nodig is.
5.4.
De reeds bestaande doelen waar de komende periode verder aan gewerkt moet worden zijn dat:
  • onderzocht dient te worden of de kwetsbaarheid van [minderjarige] kan worden weggenomen en of [minderjarige] (op termijn) kan worden thuisgeplaatst bij de moeder;
  • onderzocht dient te worden of [minderjarige] thuis die opvoeding en begeleiding kan krijgen die ze nodig heeft gelet op de bij haar gestelde diagnose;
  • er dient meer veiligheid in het systeem te komen;
  • er komen in het systeem geen conflicten en spanningen meer voor.
5.5.
De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere duur dan verzocht, onder aanhouding van het overige. De kinderrechter wil een vinger aan de pols houden. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] om die reden voor drie maanden, tot 24 december 2025. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
5.6.
De kinderrechter bepaalt dat het aangehouden gedeelte van het verzoek wordt behandeld op 2 december 2025 om 09:00 uur. Deze datum is ter zitting met partijen overeengekomen. De GI krijgt de opdracht om de kinderrechter uiterlijk 24 november 2025 schriftelijk te informeren over de laatste stand van zaken en over of het overige gedeelte van het verzoek wordt gehandhaafd.
Verzoek van de moeder om opleggen van dwangsommen aan de GI
5.7.
De kinderrechter ziet geen wettelijke grondslag voor het opleggen van dwangsommen aan de GI. De kinderrechter is van oordeel dat het gaat om een gedraging van de GI in de zin van art. 4.2.1. van de Jeugdwet, waardoor het klachtrecht voor de moeder openstaat indien de GI haar plichten verzaakt. Dit betekent dat de kinderrechter de moeder niet-ontvankelijk verklaart in dit verzoek.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 24 december 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 24 december 2025;
6.3.
houdt het verzoek voor wat betreft het overige aan;
6.4.
bepaalt dat dit verzoek zal worden behandeld op een zitting van dezelfde kinderrechter op
2 december 2025 om 09:00 uur,waarvoor de GI, de moeder met haar advocaat, de vader, afzonderlijk zullen worden opgeroepen;
6.5.
bepaalt dat de GI voor deze zitting een tolk Engels voor de moeder aanvraagt;
6.6.
verzoekt de GI om
uiterlijk 24 november 2025op schrift te stellen wat er de afgelopen maanden is gebeurd. Daarnaast dient de GI een onderbouwing te geven
ten aanzien van het resterende deel van het verzoek ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing;
6.7.
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar (tegen)verzoek;
6.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2025 door mr. A. van Luijck, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Elsman als griffier, en op schrift gesteld op 16 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.