7.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat de feiten niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend en dat zij haar daarom zal ontslaan van alle rechtsvervolging. Om die reden is het opleggen van een straf niet meer aan de orde. De rechtbank dient echter wel te beoordelen of aan de verdachte (een) maatregel(en) moet worden opgelegd ter bescherming van de maatschappij. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregelen gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gezien de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek op de zitting is gebleken. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende overwogen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en belaging van aangever. Uit de aangifte en de ingediende vordering tot schadevergoeding blijkt dat aangever een sterk gevoel van onveiligheid in en rondom zijn eigen woning heeft ervaren. Zijn woongenot is door het handelen van verdachte ernstig aangetast.
Pro Justitia-rapportages
Psychiater J. van der Meer stelt in de rapportage van 20 februari 2025 dat het van belang is dat de psychose van verdachte volledig in remissie gaat en in remissie blijft. Hiervoor is medicamenteuze behandeling nodig. De behandeling dient aanvankelijk klinisch te gebeuren. Nadat de psychose in remissie is gegaan dient de behandeling ambulant te worden vervolgd. Er is een onderhoudsbehandeling met medicatie nodig. Deze behandeling zal geruime tijd moeten worden voortgezet. De psychiater adviseert om te onderzoeken of een zorgmachtiging afgegeven kan worden. Voor een zwaarder juridisch kader, zoals een tbs-maatregel, wordt geen reden gezien omdat de behandeling van de psychose voldoende zal zijn om het recidiverisico te verminderen.
De GZ-psychologen adviseren in hun rapportage van 28 april 2025 ook een behandeling van de waanstoornis. Deze behandeling dient in eerste instantie plaats te vinden in een klinische setting, waarbij zowel aandacht is voor medicamenteuze behandeling, als voor behandeling in de vorm van cognitieve gedragstherapie, gericht op de waanstoornis. Na klinische behandeling blijft waarschijnlijk een vorm van intensieve zorg nodig. De psychologen adviseren om te onderzoeken of een zorgmachtiging afgegeven kan worden. Een tbs-maatregel, hoewel juridisch misschien mogelijk, wordt door de rapporteurs als een onnodig zwaar kader gezien. Mocht echter behandeling in het kader van de zorgmachtiging niet van de grond komen, dan rest niet anders dan behandeling middels een klinische opname in het kader van tbs-maatregel met voorwaarden.
Reclasseringsrapport
In het reclasseringsadvies van 22 augustus 2025, opgesteld door [persoon] , wordt beschreven dat de hulpverleningsgeschiedenis van verdachte laat zien dat verdachte weinig gemotiveerd is voor een ambulante behandeling of klinische opname in een vrijwillig kader. De reclassering acht de inzet van een zorgmachtiging onvoldoende en schat in dat verdachte gebaat is bij intensieve hulpverlening in de vorm van een klinische opname in een forensisch kader. De reclassering komt tot een andere conclusie dan de pro Justitia rapporteurs en adviseert positief over oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden. Verdachte is bekend met het misbruiken en staken van medicatie. Daarnaast is geen enkele aangeboden behandeling echt van de grond gekomen omdat verdachte afspraken niet nakwam. Volgens de reclassering is naast hulpverlening een forensisch toezicht nodig om te komen tot het verlagen van het hoog ingeschatte risico op recidive. De voorwaarden die – naast de standaardvoorwaarden – kunnen worden opgelegd zijn meewerken aan een reclasseringstoezicht, meewerken aan een time-out, een verbod tot het reizen naar het buitenland, opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugs- en alcoholverbod, een contactverbod met aangever, een locatieverbod en dagbesteding.
Motivering van de tbs-maatregel met voorwaarden
De rechtbank overweegt dat verdachte, gelet op de conclusies en adviezen in de hiervoor genoemde rapportages, gebaat is bij een intensief en langdurig behandeltraject. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag binnen welk kader dat behandeltraject moet plaatsvinden. Hoewel de psychiater en de psychologen adviseren om de mogelijkheden van het afgeven van een zorgmachtiging te onderzoeken, heeft de reclassering – rekening houdend met de inhoud van de Pro Justitia rapportages – geadviseerd dat, naast hulpverlening, ook een forensisch toezicht nodig is om het recidiverisico te verminderen.
De rechtbank stelt allereerst vast dat verdachte op verschillende (leef)gebieden hulp kan gebruiken, zoals ten aanzien van haar woonomgeving, middelengebruik, sociaal netwerk en psychisch functioneren. De rechtbank is van oordeel dat die hulp en de bestendigheid daarvan (mogelijk) minder tot goed te verwezenlijken is bij het afgeven een zorgmachtiging. Vanuit die gedachte zou de oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden voor verdachte een betere oplossing kunnen zijn voor haar problemen. Een zorgmachtiging is daarnaast naar het oordeel van de rechtbank op dit moment geen passend kader omdat forensische waarborgen ontbreken, terwijl de rechtbank die – net als de reclassering – wel noodzakelijk vindt. Mocht een zorgmachtiging immers niet van de grond komen dan is het, anders dan het advies van de psychologen lijkt te veronderstellen, niet mogelijk om alsnog op te schalen en een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Daarnaast betekent het verlenen van een zorgmachtiging dat de reclassering geen toezicht houdt op verdachte, wat de rechtbank gelet op de aard van de feiten en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer een onwenselijke situatie vindt.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke eisen die worden gesteld aan oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden is voldaan. Bij verdachte bestond tijdens het begaan van het bewezen geachte feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De bewezen geachte feiten zijn misdrijven genoemd in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (Sr), en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van deze maatregel. De rechtbank zal aan verdachte dan ook de tbs-maatregel opleggen. De rechtbank is van oordeel dat kan worden volstaan met het stellen van de voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd en dat een bevel tot dwangverpleging niet noodzakelijk is. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden.
De totale duur van de maatregel is gemaximeerd, nu geen sprake is van veroordeling voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen in de zin van artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bedreiging en belaging werden niet voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door niet-verbaal agressief gedrag ten opzichte van de aangever dan wel op enigerlei (andere) wijze ondersteund door niet-verbaal agressief gedrag. Evenmin is op grond van het dossier duidelijk geworden dat destijds aannemelijk was dat de bedreiging zou worden uitgevoerd. Het enkele feit dat bij haar aanhouding een mes is aangetroffen maakt het voorgaande, naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
GVM
Op basis van de Pro Justitia rapportages en het reclasseringsrapport is er naar het oordeel van de rechtbank een gegronde vrees voor herhaling. De rechtbank acht het daarom van belang dat er een mogelijkheid bestaat om na de tbs-maatregel langdurig toezicht op verdachte te kunnen houden en haar eventueel te behandelen en te begeleiden, ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen. De rechtbank zal daarom, naast de tbs-maatregel met voorwaarden, ook de GVM opleggen.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank overweegt dat een maatregel op grond van artikel 38v, eerste lid, onder 1 Sr, enkel kan worden opgelegd in het geval iemand wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld. De rechtbank overweegt dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, zodat van een veroordeling wegens een strafbaar feit geen sprake is. Aan verdachte kan daarom geen 38v-maatregel worden opgelegd. De rechtbank merkt op dat een contact- en locatieverbod wel in het kader van de tbs-maatregel met voorwaarden aan verdachte wordt opgelegd.
Voorlopige hechtenis
Voor de periode dat dit vonnis nog niet onherroepelijk is geworden, zal de rechtbank bevelen dat de voorlopige hechtenis van verdachte wordt geschorst met ingang van het tijdstip waarop de verdachte wordt opgenomen in de beoogde kliniek (of een plek voor overbruggingszorg). Aan de schorsing van de voorlopige hechtenis zal de rechtbank dezelfde voorwaarden verbinden als die aan de tbs-maatregel worden verbonden.
Deze schorsing van de voorlopige hechtenis acht de rechtbank noodzakelijk, omdat omzetting van de tbs-maatregel met voorwaarden in een tbs-maatregel met dwangverpleging (bij overtreding van de voorwaarden van de tbs-maatregel) niet mogelijk is zolang dit vonnis niet onherroepelijk is. De rechtbank zal daarom bepalen dat de schorsing van de voorlopige hechtenis in duur beperkt is tot het moment waarop dit vonnis onherroepelijk is geworden. Als de verdachte dan de in het kader van de tbs-maatregel te stellen voorwaarden (en daarmee de schorsingsvoorwaarden) niet naleeft terwijl dit vonnis nog niet onherroepelijk is, kan de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis worden bevolen. Op die manier kunnen ook in die situaties de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen worden gewaarborgd. De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1729. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven met ingang van het moment waarop dit vonnis onherroepelijk is geworden. Dadelijke uitvoerbaarheid tbs-maatregel met voorwaarden
Gelet op de noodzaak van de behandeling en het gevaar voor recidive en het uit te oefenen toezicht, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 38, eerste lid Sr te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.