ECLI:NL:RBAMS:2025:6989
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot betaling van achterstallig loon en transitievergoeding na beëindiging dienstverband
In deze zaak verzoekt de werknemer, na het einde van haar dienstverband, om betaling van achterstallig loon en een transitievergoeding. De werknemer beroept zich op het rechtsvermoeden van artikel 7:610b BW, maar de kantonrechter oordeelt dat dit artikel niet van toepassing is in dit geschil. De kantonrechter wijst het verzoek tot betaling van achterstallig loon af, omdat de werknemer zich baseert op een niet-representatieve periode. De werkgever heeft de werknemer tijdig geïnformeerd over het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst en de uren zijn steeds in onderling overleg vastgesteld. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer niet kan aantonen dat de werkgever niet aan haar verplichtingen heeft voldaan. De transitievergoeding wordt wel toegewezen, maar op basis van het aantal gewerkte uren, wat resulteert in een bedrag van € 541,78 bruto. Daarnaast worden de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, evenals de verplichting voor de werkgever om een bruto/netto specificatie te verstrekken. De beslissing is op 10 september 2025 openbaar uitgesproken.