Op 9 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1970, die lijdt aan late-onset schizofrenie. De officier van justitie had een verzoek ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde de betrokkene dat hij al vijf jaar niet thuis was geweest en graag terug wilde naar zijn gezin. Hij had in verschillende verpleeghuizen verbleven en onderging meerdere ECT-behandelingen, die hij als zeer ingrijpend ervoer. De behandelend arts gaf aan dat de betrokkene sinds zijn opname in verschillende instellingen verbleef vanwege veranderingen in zijn psychisch functioneren, maar dat de diagnose fronto-temporale dementie kon worden uitgesloten. De huidige diagnose is late-onset schizofrenie, waarvoor verdere behandeling noodzakelijk is. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene zorg nodig heeft om ernstig nadeel te voorkomen, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank oordeelde dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren en dat de verplichte zorg evenredig en effectief was. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter A. van Luijck en is op 15 september 2025 schriftelijk uitgewerkt.