ECLI:NL:RBAMS:2025:7017

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
13/173524-25 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben van MDMA, vuurwapen en taser

Op 21 augustus 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van MDMA, een vuurwapen en een taser. De verdachte, geboren in 1995 en momenteel gedetineerd, werd beschuldigd van het bezit van deze verboden middelen en wapens op 4 juni 2025 in Amsterdam. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. V.C. Padberg, de feiten als wettig en overtuigend bewezen aangemerkt, terwijl de verdediging geen verweer voerde. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastelegging en heeft de feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de reclassering. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten die een grote inbreuk op de rechtsorde vormen. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Bij de voorwaardelijke straf zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor middelengebruik. De rechtbank heeft de verdachte de kans gegeven om te laten zien dat hij gemotiveerd is om aan zijn problemen te werken en zich aan de voorwaarden te houden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de noodzaak van een passende straf benadrukten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/173524-25
Datum uitspraak: 21 augustus 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende op het [adres 1],
nu gedetineerd in de [P.I.].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. V.C. Padberg, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T. de Wit, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het op 4 juni 2025 in Amsterdam voorhanden hebben van een vuurwapen (feit 1), een stroomstootwapen (feit 2) en MDMA (feit 3).
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ibij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De verdediging heeft daarnaast geen verweer gevoerd met betrekking tot het bewijs.
De rechtbank acht de feiten bewezen zoals hierna in rubriek 4 weergegeven, op grond van de in bijlage II opgesomde bewijsmiddelen. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 4 juni 2025 te Amsterdam, een vuurwapen van categorie III onder 1, te weten een pistool, merk Record, omgebouwd kaliber en munitie van categorie III, te weten, twee patronen, kaliber 9mm knal en/of gemanipuleerd, voorhanden heeft gehad;
2.
op 4 juni 2025 te Amsterdam, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
3.
op 4 juni 2025 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid MDMA, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Hierbij zouden de voorwaarden moeten worden bepaald, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en verzoekt om geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen (een omgebouwd alarmpistool), een stroomstootwapen en 26 gram MDMA. Dit zijn ernstige feiten. Vuurwapens vormen een groot gevaar voor de samenleving. Het onbevoegd voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. In Nederland vindt in toenemende mate vuurwapengeweld plaats. Niet zelden heeft dit vuurwapengeweld een dodelijke afloop. Met stroomstootwapens kan ook letsel toegebracht worden. Tot slot vormen harddrugs een gevaar voor de volksgezondheid en de handel erin en het gebruik ervan gaat vaak gepaard met (ernstige) criminaliteit en overlast. Door het bezit van deze drugs heeft verdachte de markt voor drugs mede in stand gehouden.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte d.d. 6 juni 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet recent voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport d.d. 18 augustus 2025 betreffende verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte al meerdere malen langere tijd begeleiding heeft gehad van de reclassering, mede vanwege problematisch middelengebruik. Reclasseringsinterventies kwamen echter moeilijk van de grond. Verdachte kwam zijn afspraken wel redelijk goed na en heeft aangegeven nog altijd gemotiveerd te zijn voor een (nieuw) reclasseringstraject. De reclassering wil verdachte nog wel een kans geven om te laten zien dat hij daadwerkelijk gemotiveerd is. Indien reclasseringstoezicht zou worden opgelegd, zou volgens de reclassering strakkere naleving van de voorwaarden nodig zijn om het recidivegevaar, dat zij inschat als hoog, terug te dringen. Als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf adviseert de reclassering een meldplicht, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), dagbesteding en medewerking aan middelencontrole.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven inderdaad gemotiveerd te zijn om mee te werken met reclasseringstoezicht en open te staan voor hulp. De rechtbank wil verdachte die kans dan ook geven. Het is nu aan verdachte om te laten zien dat hij meent wat hij zegt en dat hij zich aan de voorwaarden houdt. Doet hij dat niet, of pleegt hij opnieuw een strafbaar feit, dan weet hij dat daaraan direct consequenties verbonden kunnen worden en zal hij het voorwaardelijke deel van deze straf alsnog moeten uitzitten.
Alles afwegende legt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank bepaalt hierbij de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
Ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat
een gedeelte, groot 2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer gelegdzal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
- zich meldt binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Inforsa op het [adres 2]. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door Forensisch Ambulante Zorg (FAZ) of een soortgelijke
zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op een nader door de reclassering of de zorgverlener te bepalen datum en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De
justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur;
- meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. van Hall, voorzitter,
mrs. M. Smit en N. Versteeg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Roodenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 augustus 2025.
[...]