ECLI:NL:RBAMS:2025:7023

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
C/13/758229 / HA ZA 24-1155
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadestaatprocedure inzake niet-ontvankelijkheid van eisende partij in civiele zaak

Op 15 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een mondelinge uitspraak gedaan in een schadestaatprocedure tussen [eiser 2] en KEYSER BOUW B.V. (KB). De zaak betreft een eerdere veroordeling van KB om het appartement van [eiser 2] af te bouwen, welke veroordeling niet is nagekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende informatie is om inhoudelijk op de vordering van [eiser 2] te beslissen. Er is geen bewijs dat [eiser 2] daadwerkelijk meerkosten heeft gemaakt, en de offerte van Rembrandt Bouw is ingetrokken. De rechtbank concludeert dat de schadestaatprocedure prematuur is en verklaart [eiser 2] niet-ontvankelijk in haar vordering, maar laat de mogelijkheid open om in de toekomst opnieuw een vordering in te dienen als er daadwerkelijk schade kan worden aangetoond. Tevens is [eiser 2] veroordeeld in de proceskosten van KB, die zijn begroot op € 2.693,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank roept partijen op om constructief samen te werken met andere appartementseigenaren om tot afspraken te komen over de afbouw van het appartementencomplex.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/758229 / HA ZA 24-1155
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 15 september 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

die op [overlijdensdatum] 2024 is overleden, waarna de procedure is voortgezet door:

2.[eiser 2] ,

te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser 2] ,
advocaat: mr. P.J. Bos,
tegen
KEYSER BOUW B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: KB,
advocaat: mr. M.P. Doorten.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van de rechtbank in Amsterdam, zoals bepaald in het tussenvonnis van 23 april 2025.
De zaak wordt behandeld door mr. S.P. Pompe, rechter, bijgestaan door mr. P.S. van Gelein Vitringa als griffier.
Aanwezig zijn:
- mevrouw [naam 1] , gevolmachtigde van [eiser 2] ;
- mr. Bos, voornoemd;
- de heer [naam 2] , indirect bestuurder van KB;
- mevrouw [naam 3] , indirect bestuurder van KB;
- mr. Doorten, voornoemd.
De volgende stukken zijn op de zitting aan het procesdossier toegevoegd:
- de juiste schadestaat, die sluit op € 44.817 (productie 1 van [eiser 2] );
- nagekomen producties 5 t/m 7 van [eiser 2] ;
- de op 9 september 2025 door [eiser 2] verleende volmacht aan [naam 1] ;
- een medische verklaring van de huisarts van [eiser 2] van 9 september 2025;
- nagekomen producties 11 t/m 16 van KB.
Partijen hebben op de zitting hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. Mr. Bos en mr. Doorten hebben spreekaantekeningen voorgedragen die aan het procesdossier zijn toegevoegd. Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de rechtbank op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 29a Rv dit proces-verbaal opgemaakt.
De rechtbank heeft de volgende uitspraak gedaan.
De gronden van de beslissing

1.Deze zaak ziet op een zogenaamde schadestaatprocedure.

2. Deze rechtbank heeft bij vonnis van 20 maart 2024 – kort gezegd – bepaald dat KB het appartement van [eiser 2] moet afbouwen conform de offerte van 23 februari 2021 aan de hand van een door KB op te stellen bestek. Vast staat dat KB geen gevolg heeft gegeven aan deze veroordeling. Hierdoor is een andere – onder opschortende voorwaarde uitgesproken – veroordeling van dit vonnis nu aan de orde: namelijk dat KB de meerkosten moet betalen wegens het moeten contracteren van een andere aannemer, welke kosten nader bij staat moeten worden opgemaakt. Het vonnis van 20 maart 2025 is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. KB heeft hoger beroep tegen het vonnis ingesteld.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij nu niet inhoudelijk kan beslissen op de vordering van [eiser 2] . Zij beschikt daartoe eenvoudigweg over onvoldoende informatie. Dat [eiser 2] op dit moment al meerkosten heeft moeten voldoen, is niet gebleken; voor de afbouw van haar appartement is nog geen opdracht aan een aannemer verstrekt. Hoeveel de meerkosten voor [eiser 2] zullen bedragen kan op basis van de door haar overgelegde stukken niet worden vastgesteld. [eiser 2] heeft weliswaar een offerte van Rembrandt Bouw van 1 oktober 2024 overgelegd, maar deze is inmiddels ingetrokken. Ook al zou, zoals [eiser 2] stelt, Rembrandt Bouw bereid zijn de offerte gestand te doen als overeenstemming tussen KB en [eiser 2] wordt bereikt, blijft overeind dat van overeenstemming tussen partijen geen sprake is. Daarom kan niet worden aangenomen dat [eiser 2] de op de offerte vermelde kosten zal gaan maken. Van een andere aannemer die het meerwerk zal gaan uitvoeren, is evenmin sprake. Tot slot stelt [eiser 2] zelf ook dat het op dit moment onmogelijk is om een inschatting te maken van alle meerkosten.
4. Verder is van belang dat de schadestaat mede betrekking heeft op werkzaamheden die aan de gemeenschappelijke delen van het appartementencomplex moeten worden verricht. [eiser 2] is echter niet bevoegd om namens alle appartementseigenaren opdracht te geven voor de uitvoering van deze werkzaamheden.
5. Al met al is de rechtbank van oordeel dat deze schadestaatprocedure prematuur is ingesteld.
6. Bij deze stand van zaken zal de rechtbank de vordering van [eiser 2] niet afwijzen, zoals KB voorstaat, vanwege het gebrek aan onderbouwing van de schade, maar haar niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Dat laat voor [eiser 2] de mogelijkheid open om, als zij kan aantonen dat zij daadwerkelijk schade heeft geleden, deze alsnog in een schadestaatprocedure te vorderen.
7. De rechtbank heeft oog voor de impasse die is ontstaan wat betreft de afbouw van het appartementencomplex. Het betrekken van elkaar in vele procedures – waaronder deze – lijkt echter niet de aangewezen weg om uit deze impasse te komen. De rechtbank geeft partijen (nogmaals) in overweging om constructief – samen met de overige appartementseigenaren – te proberen tot afspraken over het afbouwen te komen.
8. [eiser 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van KB. De proceskosten van KB worden begroot op:
- griffierecht
87,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
Totaal
2.693,00
9. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
10. De nakosten worden vermeerderd als vermeld in de beslissing, waarbij eventuele betekeningskosten van dit vonnis niet worden toegewezen omdat KB procedeert op basis van een toevoeging.
De beslissing
De rechtbank
- verklaart [eiser 2] niet-ontvankelijk in haar vordering,
- veroordeelt [eiser 2] in de proceskosten van € 2.693,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als [eiser 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
- veroordeelt [eiser 2] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. S.P. Pompe en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Dit proces-verbaal is opgemaakt en ondertekend door de rechter.