ECLI:NL:RBAMS:2025:7036

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
114007580 CV EXPL 24-14469
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak met onbetwiste huurachterstand en afwijzing van ontbinding en ontruiming

In deze huurzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Woningstichting Rochdale en een gedaagde huurder. De gedaagde had een huurachterstand van € 8.670,69 opgebouwd tot en met augustus 2025. Rochdale vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, maar de kantonrechter heeft besloten om deze vorderingen af te wijzen en de gedaagde een laatste kans te geven. De gedaagde, die financiële problemen ondervond en hulp zocht bij het Buurtteam, heeft aangegeven dat zij de huur inmiddels weer kan betalen. De kantonrechter heeft overwogen dat het belang van de gedaagde bij het behoud van de woning zwaarder weegt dan het belang van Rochdale bij een huurder die de huur volledig betaalt. De gedaagde is wel veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten, die in totaal € 1.745,22 bedragen. De uitspraak benadrukt de noodzaak om bij huurgeschillen ook de persoonlijke omstandigheden van de huurder in overweging te nemen, vooral wanneer er kinderen in het spel zijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 114007580 CV EXPL 24-14469
vonnis van: 16 september 2025
fno.: 42146

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

De stichting

Woningstichting ROCHDALE,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
nader te noemen: Rochdale,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V. (de heer [naam] ),
t e g e n

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
nader te noemen: [gedaagde] ,
in persoon.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 oktober 2024, met producties;
- het in een proces-verbaal weergegeven mondelinge antwoord van [gedaagde] ;
- het instructievonnis van 10 december 2024;
- de dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 maart 2025. Voor Rochdale is de gemachtigde verschenen. [gedaagde] is in persoon verschenen. Rochdale heeft voorafgaand aan de zitting nog aanvullende producties ingebracht. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Vervolgens is de zaak aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen alsnog een regeling te bereiken. De voorwaarde daarbij was dat de lopende huur zou worden betaald. Bij e-mailbericht van 23 april 2025 heeft de gemachtigde van Rochdale de kantonrechter geïnformeerd dat [gedaagde] de lopende huur niet betaalde en verzocht om de mondelinge behandeling voort te zetten. De voortzetting van de mondelinge behandeling is vervolgens bepaald op 19 augustus 2025. Voorafgaand aan die zitting heeft Rochdale aanvullende producties in het het geding gebracht, waaronder een actueel overzicht van de huurachterstand. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[gedaagde] huurt van Rochdale de woning aan de [adres] (hierna: het gehuurde).
1.2.
De huurprijs bedraagt op dit moment € 1.019,02 per maand.
1.3.
Bij (verstek)vonnis van 17 februari 2023 is [gedaagde] (onder meer) veroordeeld tot het voldoen van een huurachterstand.
1.4.
Er is opnieuw een huurachterstand ontstaan.

Vordering en verweer

2. Rochdale vordert bij dagvaarding – kort gezegd – de ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en de ontruiming van het gehuurde, en betaling van:
  • de huurachterstand van € 6.704,34, berekend tot en met oktober 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 oktober 2024 (datum dagvaarding);
  • € 52,05 aan vervallen wettelijke rente, berekend tot 28 oktober 2024;
  • (een vergoeding ter hoogte van) de maandelijkse huur voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 1 november 2024 en de daadwerkelijke ontruiming van het gehuurde;
  • de proceskosten.
3. Aan haar vordering legt Rochdale kort gezegd ten grondslag dat [gedaagde] haar verplichtingen uit de huurovereenkomst niet is nagekomen, doordat zij herhaaldelijk een huurachterstand heeft laten ontstaan. De huurachterstand bedraagt inmiddels tot en met augustus 2025 € 8.670,69.
4. [gedaagde] erkent de huurachterstand. Vanwege financiële problemen heeft zij de huur onregelmatig en niet volledig aan Rochdale betaald. [gedaagde] heeft nu hulp van het Buurtteam. Er zijn ook andere schulden. Zij hoopt dat zij daarvoor binnenkort een oplossing bereikt door middel van schuldsanering en/of beschermingsbewind. [gedaagde] is alleenstaande ouder en heeft de zorg voor haar minderjarige dochter van 11 jaar die met haar in het gehuurde woont. Zij wil daarom in het gehuurde blijven wonen.

Beoordeling

5. Vooropgesteld wordt dat de huurovereenkomst is gesloten tussen een handelaar en consument. Dat betekent dat ambtshalve moet worden onderzocht of de (voor de vorderingen relevante) bedingen in de huurovereenkomst en de algemene bepalingen oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/13 EG.
6. Het huurprijsbeding is transparant en op grond van artikel 4 lid 2 van de Richtlijn uitgesloten van verdere toetsing op oneerlijkheid. Het servicekostenbeding (artikel 5, alinea 4 huurovereenkomst) is ook een kernbeding. Dit beding is niet transparant, omdat niet is vermeld waaruit de servicekosten bestaan. De in het artikel aangekondigde bijlage met het overzicht van de door of vanwege de verhuurder te verzorgen bijkomende leveringen en diensten is niet bijgevoegd. Omdat het gaat om een voorschotbedrag, dat blijkens de overige artikelen in de huurovereenkomst periodiek wordt afgerekend op basis van de werkelijke kosten, is echter geen sprake van een situatie waarin het evenwicht tussen verhuurder en huurder wordt verstoord. Het beding is daarom, hoewel niet transparant, niet oneerlijk.
7. Voor de beoordeling van de onderhavige vorderingen zijn het huurverhogingsbeding uit de huurovereenkomst (artikel 5, alinea 3) en de algemene bepalingen (artikel 5.1), het rentebeding (artikel 4.1 van de algemene bepalingen) en het wijzigingsbeding servicekosten (artikel 6.4 algemene bepalingen) getoetst. Deze bedingen zijn niet oneerlijk bevonden.
8. [gedaagde] heeft de gestelde huurachterstand van € 8.670,69 berekend tot en met augustus 2025 niet betwist. Deze staat dus vast en kan worden toegewezen. Omdat [gedaagde] de huur niet op tijd heeft betaald, is zij de over de huurachterstand wettelijke rente verschuldigd. Rochdale heeft deze gevorderd over de huurachterstand tot en met oktober 2024, zodat deze zo zal worden toegewezen.
9. Gelet op de omvang van de huurachterstand en het feit dat [gedaagde] herhaaldelijk niet heeft voldaan aan haar verplichting tot tijdige betaling van de huur, komen de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en onruiming van de woning in beginsel voor toewijzing in aanmerking. De kantonrechter ziet echter aanleiding om [gedaagde] een laatste kans te geven. Daarom worden de gevorderde ontbinding en onruiming afgewezen. Daarvoor is van belang dat [gedaagde] een vaste baan heeft en met de inkomsten van die baan de lopende huur kan voldoen. De lopende huur wordt inmiddels ook (zo goed en zo kwaad als dat gaat) betaald, waardoor de oude huurachterstand sinds de eerste mondelinge behandeling niet is opgelopen. [gedaagde] heeft verder voldoende overtuigend naar voren gebracht dat zij inmiddels schuldhulpverlening heeft ingeschakeld om haar te helpen met een oplossing voor haar financiële problemen (waaronder de huurachterstand) en dat zij zo nodig bereid is om daarvoor een bewindvoerder te laten aanstellen. [gedaagde] heeft bovendien de (alleen)zorg heeft voor haar minderjarige dochter met wie zij in het gehuurde woont. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] toegelicht dat zij geen alternatieve woon- of verblijfsruimte heeft, ook niet in haar directe netwerk, laat staan in de buurt van de school van haar dochter. Gelet op deze omstandigheden weegt het belang van [gedaagde] bij het behoud van de woning daarom op dit moment zwaarder dan het belang van Rochdale bij een huurder die de huur volledig betaalt.
10. [gedaagde] wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en wordt daarom in de proceskosten van Rochdale veroordeeld. Deze worden tot op dit moment begroot op:
  • explootkosten € 136,72
  • griffierecht € 524,00
  • salaris € 1.017,00 (3 punten x tarief € 339,00)
  • nakosten
totaal € 1.745,22 voor zover van toepassing inclusief btw.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan Rochdale:
  • € 8.670,69 aan huurachterstand, berekend tot en met augustus 2025;
  • € 52,05 aan wettelijke rente berekend tot 28 oktober 2024;
  • de wettelijke rente over € 6.704,34 vanaf 28 oktober 2024 tot de dag van voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.745,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Brokkaar, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.