ECLI:NL:RBAMS:2025:7041

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
AMS 23/7031
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 25 september 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering ongegrond verklaard. Eiser, die als schoonmaker werkte, had zich op 2 maart 2021 ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten en had een aanvraag ingediend voor een verkorte wachttijd voor de WIA. Deze aanvraag werd op 18 mei 2022 afgewezen, omdat verbetering van zijn belastbaarheid niet was uitgesloten. Eiser diende vervolgens op 28 november 2022 een aanvraag in voor een WIA-uitkering, die op 13 maart 2023 werd afgewezen, met als argument dat hij slechts 16,47% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een bezwaarprocedure en een onafhankelijk deskundigenonderzoek, concludeerde de rechtbank dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige de situatie van eiser correct hadden beoordeeld. De onafhankelijke deskundige bevestigde dat er weinig objectieve afwijkingen waren die de pijnklachten van eiser konden verklaren, maar erkende dat eiser beperkt was in zijn mogelijkheden. De rechtbank oordeelde dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) adequaat was aangepast en dat de functies die aan eiser werden aangeboden passend waren. Uiteindelijk werd geconcludeerd dat eiser geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het beroep werd ongegrond verklaard, en eiser kreeg geen vergoeding van proceskosten of griffierecht terug.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/7031

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G.J. Mulder),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
( [gemachtigde verweerder] ).

Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser om een
WIA [1] -uitkering.
1.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2.1.
Eiser is laatstelijk werkzaam geweest als schoonmaker voor 38 uur per week. Op
2 maart 2021 heeft eiser zich ziekgemeld voor dit werk wegens belemmerende gezondheidsklachten. Eiser heeft een aanvraag ingediend om een verkorte wachttijd voor de WIA. Met een beslissing van 18 mei 2022 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen, omdat verbetering van de belastbaarheid van eiser in of na het eerstkomende jaar niet was uitgesloten. Eiser heeft vervolgens op 28 november 2022 een aanvraag ingediend om een WIA-uitkering.
2.2.
Met het primaire besluit van 13 maart 2023 heeft verweerder beslist dat aan eiser per 28 februari 2023 geen WIA-uitkering kan worden toegekend. Verweerder heeft daaraan een rapport van een verzekeringsarts van 1 maart 2023, met een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van dezelfde datum, en een rapport van een arbeidsdeskundige van 10 maart 2023 ten grondslag gelegd. Eiser wordt voor 16,47% arbeidsongeschikt geacht.
2.3.
Met het bestreden besluit van 13 november 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft daaraan een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 24 oktober 2023 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 2 november 2023 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor geen benutbare mogelijkheden (GBM) en heeft gesteld dat de primaire verzekeringsarts terecht een FML heeft opgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat de FML van 1 maart 2023 een goede weergave is van de mogelijkheden en beperkingen van eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft een aantal functies laten vallen omdat deze de belastbaarheid van eiser overschrijden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft wel voldoende aanvullende functies voor eiser kunnen duiden. Het arbeidsongeschiktheidspercentage komt daarmee op 17,65%.
2.4.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.5.
De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de partner van eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.
2.6.
De rechtbank heeft op de zitting besloten het onderzoek te schorsen en een onafhankelijke deskundige (een verzekeringsarts) te benoemen. De rechtbank heeft hiervoor aanleiding gezien, omdat de verzekeringsarts gezien de medische informatie weinig afwijkingen heeft geconstateerd, terwijl eiser de vele klachten als ernstig ervaart. Gelet op zijn klachten is eiser wel beperkt, maar niet in de mate die hij claimt, aldus de verzekeringsarts. Eiser heeft erop gewezen dat hij eerder beoordeeld is door een arts van de gemeente in het kader van de Wmo [2] . Die arts heeft vastgesteld dat eiser beperkt is met staan, lopen (tien minuten) en dat hij niet kan traplopen. Eiser heeft daarna vanuit de Wmo een rolstoel toegewezen gekregen en hij mocht verhuizen naar een woning die zonder trappen bereikt kon worden. Nu de artsen verschillende beperkingen vaststellen en eiser ernstige klachten ervaart heeft de rechtbank aanleiding gezien een onafhankelijke deskundige in te schakelen.
2.7.
De onafhankelijke deskundige heeft haar bevindingen neergelegd in een rapportage van 6 januari 2025. Op 4 februari 2025 heeft eiser een rapportage van zijn psychiater nagestuurd. Naar aanleiding daarvan heeft de onafhankelijke deskundige een aanvullende rapportage opgesteld van 10 februari 2025. Verweerder heeft vervolgens op
21 maart 2025 gereageerd op de onafhankelijke deskundige en heeft een rapportage van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 4 maart 2025 overgelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML naar aanleiding van de rapportage van de onafhankelijke deskundige aangepast. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 20 maart 2025 gerapporteerd dat de wijzigingen van de FML geen consequenties hebben voor de geselecteerde functies en heeft de functies nog altijd geschikt geacht voor eiser. Eiser heeft hierop gereageerd.
2.8.
Omdat geen van de partijen te kennen heeft gegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 28 februari 2023 (de datum in geding) juist heeft vastgesteld.
3.2.
Volgens vaste rechtspraak [3] volgt de rechtbank het oordeel van een door haar ingeschakelde onafhankelijke deskundige, als zij de motivering van deze deskundige overtuigend vindt. Deze situatie doet zich hiervoor. De rechtbank licht dit hierna toe.
3.3.
Het deskundigenrapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. De deskundige heeft alle beschikbare medische informatie in haar beoordeling betrokken en heeft eiser onderzocht op een spreekuur. Ook de informatie van de psychiater van 4 februari 2025 heeft de onafhankelijke deskundige betrokken bij haar onderzoek, door een aanvullende rapportage op te stellen.
3.4.
De onafhankelijke deskundige geeft aan dat er resumerend weinig objectieve afwijkingen zijn vastgesteld die de pijnklachten van eiser kunnen verklaren. Echter gezien de diagnose palindroom reuma lijkt het aannemelijk dat eiser wat betreft het bewegingsapparaat als verminderd belastbaar is te beschouwen, waarbij het beeld van palindroom reuma met de tijd meer verschoven lijkt naar een chronisch pijnsyndroom/fybromyalgie. De onafhankelijke deskundige heeft eiser meer beperkt geacht op de items lopen tijdens het werk en staan tijdens het werk, namelijk tot twee uur per dag, zodat eiseres in ieder geval de helft van de werkdag kan zitten en de onderste extremiteiten in enige mate worden ontzien. Voor het overige heeft de onafhankelijke deskundige zich aangesloten bij de beperkingen zoals deze zijn neergelegd in de FML van 1 maart 2023. De rechtbank is van oordeel dat de onafhankelijke deskundige toereikend heeft gemotiveerd hoe zij tot deze beperkingen is gekomen.
3.5.
De onafhankelijke deskundige heeft verder gemotiveerd waarom de informatie van het Indicatieadviesbureau [woonplaats] in het kader van de Wmo niet kan leiden tot een ander standpunt. De onafhankelijke deskundige heeft daartoe overwogen dat de criteria die gehanteerd worden om een verhuizing of hulpmiddelen toe te kennen in het kader van de Wmo geheel andere zijn dan de criteria die gelden bij een beoordeling in het kader van de arbeidsongeschiktheid. Bovendien, zo stelt de onafhankelijke deskundige, zijn er geen diagnoses vermeld en is ook niet inzichtelijk gemaakt op basis van welke argumenten de toekenningen zijn gebaseerd, anders dan de anamnestische gegevens van eiser zelf. Nu de onafhankelijke deskundige op dit punt tot dezelfde conclusie is gekomen als de verzekeringsarts bezwaar en beroep, ziet de rechtbank geen reden meer om hierover te twijfelen. De rechtbank vindt de motivering van de onafhankelijke deskundige overtuigend.
3.6.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de conclusies van de onafhankelijke deskundige gevolgd, door een aangepaste FML op te stellen met daarin een aanvullende beperking op het gebied van lopen en staan. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van eiser in de FML.
3.7.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat de geduide functies met de aanvullende beperkingen in de FML nog steeds passend zijn voor eiser. Specifiek over de functie Medewerker tuinbouw (SBC 111010) stelt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat er weliswaar sprake is van een hoog handelingstempo, maar dat het verspenen en sorteren van plantjes een eenvoudige taak is, zodat de belastbaarheid van eiser daarin niet wordt overschreden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep stelt verder dat in alle functies niet meer dan in totaal vier uur per dag opgeteld wordt gestaan of gelopen en dat geen sprake is van klantcontacten of patiëntcontacten. De rechtbank kan de motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen en is dan ook van oordeel dat de geduide functies passen binnen de belastbaarheid van eiser. Omdat de functies nog steeds passend zijn voor eiser, blijft het arbeidsongeschiktheidspercentage minder dan 35%.

Conclusie en gevolgen

4.1.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft bepaald dat eiser met ingang van 28 februari 2023 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
4.2.
Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hij krijgt daarom het griffierecht niet terug en krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.G.A. Karregat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
25 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Wet maatschappelijke ondersteuning.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 mei 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1018.