ECLI:NL:RBAMS:2025:7046

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
11520515 CV EXPL 25-2547
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting huur na overlijden op grond van artikel 7:268 BW door zoon in het kader van gemeenschappelijke huishouding

In deze zaak heeft de kantonrechter op 17 september 2025 uitspraak gedaan over de voortzetting van een huurovereenkomst na het overlijden van de vader van [betrokkene]. De vader huurde een woning van Ymere, en na zijn overlijden vorderde [betrokkene] de voortzetting van de huurovereenkomst op basis van artikel 7:268 BW. Ymere betwistte dat [betrokkene] zijn hoofdverblijf in de woning had en dat er sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [betrokkene] binnen de termijn van zes maanden na het overlijden zijn vordering heeft ingesteld en dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf in de woning had. Ook is er voldoende bewijs geleverd voor de aanwezigheid van een gemeenschappelijke huishouding tussen [betrokkene] en zijn vader. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot voortzetting van de huurovereenkomst moet worden toegewezen, en Ymere is veroordeeld om een huisvestingsvergunning aan te vragen voor [betrokkene]. In reconventie heeft Ymere een verklaring voor recht gevorderd dat de huurovereenkomst per eind september 2024 is beëindigd, maar deze vordering is afgewezen omdat in conventie is bepaald dat [betrokkene] de huurovereenkomst voortzet. Ymere is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

proces-verbaal mondeling vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Team kanton
zaaknummer: 11520515 CV EXPL 25-2547
datum uitspraak: 17 september 2025
func.: 94

proces-verbaal van mondelinge uitspraak in de zaak van

BMCS B.V. (h.o.d.n. De Bewindvoerders) in naar hoedanigheid van bewindervoerder over de goederen van [betrokkene]
gevestigd te Amsterdam
eiseres in conventie, verweerster in reconventie
nader te noemen: [betrokkene]
gemachtigde: mr. A. Frederiksen
t e g e n

Stichting Ymere

gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
nader te noemen: Ymere
vertegenwoordigd door: [naam 1] (bedrijfsjusrist)
Op 17 september 2025 zijn voor mr. J.H.J. Evers, kantonrechter, bijgestaan door mr. M. Dijt, griffier, ter zitting verschenen:
BMCS verschenen bij [naam 2] en [betrokkene] en bijgestaan door mr. A. Frederiksen
en
de vertegenwoordiger van Ymere.

De mondelinge behandeling:

Partijen hebben hun standpunten toegelicht en op elkaars standpunten gereageerd.
De kantonrechter heeft daarna de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de kantonrechter medegedeeld dat hij op grond van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mondeling uitspraak zal doen. De zitting is gesloten, waarna de kantonrechter in aanwezigheid van partijen mondeling de navolgende uitspraak heeft gedaan. Aangezegd is dat partijen van de uitspraak binnen één week proces-verbaal ontvangen.

De gronden van de beslissing

In conventie

[erflater] , de vader van [betrokkene] (verder: de vader) huurde van Ymere de woning aan de [adres] . [betrokkene] woonde samen met zijn vader in de woning. De vader is op [overlijdensdatum] 2024 komen te overlijden.
[betrokkene] vordert te bepalen dat hij de huurovereenkomst voortzet op grond van artikel 7:268 BW en Ymere te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis een huisvestingsvergunning ten behoeve van hem aan te vragen en daarvan een kopie aan de gemachtigde te sturen op straffe van een dwangsom, met veroordeling van Ymere in de kosten van het geding.
Ymere heeft betwist dat [betrokkene] zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft gehad en dat [betrokkene] een duurzame gemeenschappelijke huishouding met zijn vader voerde.

Beoordeling

4. De vordering tot voortzetting van huur na overlijden op grond van artikel 7:268 BW is binnen 6 maanden, en derhalve tijdig, ingesteld.
5. De kantonrechter merkt allereerst op dat het van groot belang is dat de woningen op een goede manier worden toebedeeld aan mensen die aan de beurt zijn qua woningwachtduur en dat niet iemand zo maar “voordringt”.
6. De wetgeving met betrekking tot het voortzetten van huur na overlijden is streng. Het verzoek tot voortzetting wordt afgewezen:
A als niet aannemelijk is dat eiser zijn hoofdverblijf in de woning had.
De kantonrechter gaat er in deze zaak vanuit dat [betrokkene] eerst, toen zijn zus nog huurder van de woning was, bij haar heeft ingewoond en dat later zijn vader (door woningruil met de zus van [betrokkene] ) huurder van de woning is geworden. Uit de inschrijving in het bevolkingsregister, de verklaringen van buren en familie en de bewindvoerder kan worden afgeleid dat [betrokkene] al lange tijd in de woning woont. [betrokkene] heeft toegelicht dat hij even uitgeschreven is geweest in verband met zijn schuldenproblematiek, hetgeen de kantonrechter niet onaannemelijk voorkomt. Gelet op het bovenstaande is het aannemelijk dat [betrokkene] zijn hoofdverblijf in de woning had.
B indien er geen sprake was van een gemeenschappelijke huishouding.
In dit geval is niet gespecificeerd aangetoond dat er een financiële verwevenheid bestond tussen [betrokkene] en zijn vader. Vast staat echter dat zowel [betrokkene] als zijn vader een laag inkomen had en dat [betrokkene] een grote schuld had. Het is daarom aannemelijk dat niet alle bijdragen aan de huishouding via bankoverschrijvingen zijn gegaan. Volgens [betrokkene] betaalde hij de huur ook vaak contant op het kantoor van Ymere. Uit de verklaringen van de familie van [betrokkene] , zijn ex-vrouw en de SVB die geld had teruggevorderd omdat zij de samenleving tussen de vader en [betrokkene] als een gezamenlijke huishouding beschouwde, is het echter wel aannemelijk dat er een gemeenschappelijke huishouding tussen [betrokkene] en zijn vader was. Gelet op de lange duur van de samenwoning, de leeftijd van [betrokkene] en het feit dat [betrokkene] zijn kinderen in de woning opvangt, wordt ervan uitgegaan dat de samenleving ook duurzaam was. [betrokkene] en zijn vader waren ook van elkaar afhankelijk. [betrokkene] verzorgde zijn vader en zijn vader hielp [betrokkene] .
C eiser onvoldoende financiële waarborg biedt.
Gelet op het feit dat er een bewindvoerder is, [betrokkene] zijn schulden aan het aflossen is en hij toeslagen ontvangt, is het aannemelijk dat [betrokkene] voldoende financiële waarborg biedt voor een behoorlijke nakoming van de huur.
D indien er geen huisvestingvergunning is.
Partijen zijn het erover eens dat [betrokkene] deze moet kunnen ontvangen.
7. Nu geen van de bovengenoemde afwijzingsgronden zich voordoen, zal worden bepaald dat [betrokkene] de huurovereenkomst voortzet en zal Ymere worden veroordeeld een huisvestingsvergunning aan te vragen. De dwangsom zal worden afgewezen aangezien daar onvoldoende aanleiding toe is.
8. Ymere zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
9. Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

In reconventie

10. Ymere vordert in reconventie een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst tussen haar en [erflater] per eind september 2024 is komen te beëindigen, met veroordeling van [betrokkene] om de woning te verlaten en de proceskosten te betalen.
10. Nu in conventie is bepaald dat [betrokkene] de huurovereenkomst voortzet, zullen de vorderingen in reconventie worden afgewezen.
10. Ymere zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie. Wegens het nauwe verband met de vordering in conventie zullen de proceskosten worden begroot op nihil.

De beslissing

De kantonrechter:

In conventie

I. bepaalt dat [betrokkene] aan de voorwaarden van artikel 7:268 BW voldoet en dat hij de
huurovereenkomst tussen Ymere en de heer [erflater] met betrekking tot de woning
aan het [adres] voor onbepaalde tijd
voortzet;
II. veroordeelt Ymere om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis een
aanvraag voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning voor [betrokkene] in te
dienen en daarvan een kopie aan de advocaat van [betrokkene] toe te zenden;
III. veroordeelt Ymere in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [betrokkene]
begroot op:
exploot € 144,74
salaris € 408,00
griffierecht € 135,00
--------------------
totaal € 687,74
inclusief eventueel verschuldigde btw en te vermeerderen met de wettelijke rente hierover met ingang van 14 dagen na betekening van het vonnis tot de algehele voldoening;
veroordeelt Ymere tot betaling van de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 67,50 aan salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw, en te vermeerderen met de wettelijke rente hierover indien deze proceskosten niet betaald zijn binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe;
veroordeelt Ymere tot betaling van de kosten van betekening van dit vonnis indien de vervoerder niet binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe aan de veroordelingen onder I, II, en III voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;

In reconventie

VIII. wijst de vorderingen af;
IX. veroordeelt Ymere in de kosten van het geding aan de zijde van [betrokkene]
tot op heden begroot op nihil.
Waarvan proces-verbaal,
De griffier De kantonrechter