ECLI:NL:RBAMS:2025:7057

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
C/13/766218 / HA ZA 25-853
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval tussen fatbike en auto, beoordeling van aansprakelijkheid en overmacht

Op 4 juli 2024 vond een verkeersongeval plaats tussen [eiser], die met zijn fatbike reed, en de auto van [gedaagde 1] op de kruising Parnassusweg en Stadionweg in Amsterdam. [eiser] reed op het fietspad en kwam in botsing met de auto van [gedaagde 1], die volgens getuigen door groen reed. De politie stelde vast dat [eiser] door rood reed, wat leidde tot zijn letsel. [eiser] stelde [gedaagde 1] en zijn verzekeraar, MS Amlin, aansprakelijk voor de schade. In de procedure voerde [gedaagde 1] aan dat hij geen verwijt kon worden gemaakt en dat er sprake was van overmacht. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde 1] geen verkeersfout had gemaakt en dat het beroep op overmacht slaagde. De rechtbank wees de vorderingen van [eiser] af en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de bewijslast en de rol van verkeersregels in aansprakelijkheidskwesties.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/766218 / HA ZA 25-853
Vonnis van 24 september 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. J.F. Overes,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [woonplaats] ,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
MS AMLIN INSURANCE SE,
kantoorhoudend te Amstelveen,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gedaagde 1] en MS Amlin,
advocaat: mr. T.L. O'Brien.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 maart 2025 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- het tussenvonnis van 2 juli 2025 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 augustus 2025 met daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 4 juli 2024 omstreeks 16.29 uur heeft een verkeersongeval plaatsgevonden
op de kruising Parnassusweg en Stadionweg in Amsterdam. [eiser] reed met zijn fatbike op het fietspad van de Parnassusweg in de richting van het Olympiaplein en is in botsing gekomen met de auto van [gedaagde 1] . [gedaagde 1] kwam uit de richting van het Olympisch Stadion en reed in zijn auto over de Stadionweg in de richting van het Minervaplein. [naam] reed in zijn auto direct achter [gedaagde 1] .
2.2.
Op onderstaande foto wordt de rijrichting van [eiser] aangegeven met de rode pijl, die van [gedaagde 1] met de blauwe pijl. Op de plek waar de pijlen elkaar kruisen is [eiser] in botsing gekomen met de auto van [gedaagde 1] . [eiser] heeft daarbij letsel opgelopen.
2.3.
De politie is ter plaatse gekomen en heeft een proces-verbaal van het ongeval opgemaakt. Daarin staat dat [eiser] , [gedaagde 1] en [naam] hebben verklaard dat [eiser] door rood reed. Verder staat in het proces-verbaal dat [gedaagde 1] door groen reed en de auto van [gedaagde 1] geen schade heeft.
2.4.
[gedaagde 1] heeft later het volgende verklaard:
‘On 4 July 2024, 1 was driving my car down the Stadionweg in the direction of Minervaplein. The Stadionweg is a very busy street, filled with shops and families with children. At the intersection of the Parnassusweg and the Stadionweg I stopped at a red light. Once the light turned green, I drove off and crossed the street. At that time, the cyclists coming from the Parnassusweg had a red light, so no one was crossing the road. As I passed the Parnassusweg, suddenly Mr. [eiser] crashed into the rear right tire of my car. He came at a very high speed. I immediately stopped to check what had happened and the car behind me also stopped. The driver of that car[ [naam] , rb]
and I both gave our statements to the police. Afterward, the police allowed me to leave and took Mr. [eiser] to the hospital.’
2.5.
[naam] heeft later verklaard:
‘On 4 July 2024, 1 was driving my car down the Stadionweg in the direction of Minervaplein. As I approached the intersection of Parnassusweg and Stadionweg, the light was green, and there was a black sedan in front of me[ [gedaagde 1] , rb]
, moving at normal speed through the intersection. While the sedan was moving through the intersection, a cyclist coming from the right[ [eiser] , rb]
(Parnassusweg) ran a red light and crashed into the rear right section of the sedan. The cyclist was moving at full speed until the point where his bike hit the auto. He did not appear to have attempted to slow down or swerve when approaching the sedan. After the accident, I got out of my car to see if l could help. I also spoke with the authorities who arrived on the scene and provided my contact details.’
2.6.
Op 18 november 2024 heeft [eiser] [gedaagde 1] aansprakelijk gesteld voor alle door [eiser] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval. Op 31 januari 2025 heeft [gedaagde 1] bericht dat hij een ongevallenanalist nader onderzoek wil laten doen aan de fatbike. Op 1 februari 2025 heeft [eiser] bericht dat hij de fatbike inmiddels heeft laten repareren.
2.7.
MS Amlin is de verzekeraar van [gedaagde 1] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. [gedaagde 1] en MS Amlin hoofdelijk te veroordelen tot een voorschot ten algemene titel van € 12.145 op de door [eiser] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, die het gevolg is van het verkeerongeluk van 4 juli 2024;
II. [gedaagde 1] en MS Amlin hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de door [eiser] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade die het gevolg is van het verkeerongeluk van 4 juli 2024, deze schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
III. [gedaagde 1] en MS Amlin hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de schadevergoeding;
IV. [gedaagde 1] en MS Amlin hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. [gedaagde 1] heeft een (verkeers)fout gemaakt door [eiser] aan te rijden met zijn auto. [eiser] kwam van rechts en [gedaagde 1] had hem daarom voorrang moeten verlenen. [eiser] is zich er niet van bewust geweest dat hij mogelijk door rood heeft gereden. [gedaagde 1] moet op grond van artikel 185 Wegenverkeerswet (hierna: WVW) de door [eiser] geleden en nog te lijden schade vergoeden. [eiser] kan MS Amlin als verzekeraar van [gedaagde 1] aanspreken op grond van artikel 6 lid 1 Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM). Als er al enige mate van eigen schuld aan de zijde van [eiser] bestaat, leiden de causaliteitsafweging en de billijkheidscorrectie op grond van de omstandigheden van het geval alsnog tot een verplichting tot volledige schadevergoeding.
3.3.
[gedaagde 1] en MS Amlin voeren verweer. Zij voeren
primairaan dat het aansprakelijkheidsregime van artikel 6:162 BW van toepassing is. Gezien de hoge snelheid waarmee [eiser] op de auto van [gedaagde 1] is gebotst, bestaat er een aanleiding om aan te nemen dat de fatbike was opgevoerd en een snelheid van meer dan 25 km/uur kon bereiken en daarmee niet als elektrische fiets kan worden aangemerkt. Doordat [eiser] de fatbike heeft laten repareren zijn MS Amlin c.s. en [gedaagde 1] niet in staat geweest om de fatbike te laten onderzoeken en worden zij sterk belemmerd in hun verweermogelijkheden. Er is dus sprake van bewijsnood door toedoen van [eiser] en dat is een reden om uit hoofde van de redelijkheid en billijkheid de bewijslast om te keren. Op voorhand moet daarom worden aangenomen dat de fatbike een gemotoriseerd voertuig is, behoudens door [eiser] te leveren tegenbewijs. [gedaagde 1] en MS Amlin c.s. zijn niet aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW, omdat [gedaagde 1] geen (verkeers)fout heeft gemaakt die hem kan worden toegerekend.
Subsidiairvoeren [gedaagde 1] en MS Amlin aan dat als artikel 185 WVW van toepassing is, [gedaagde 1] geen enkel verwijt valt te maken van het ongeval en hij een succesvol beroep kan doen op overmacht. De volledige schade moet voor rekening van [eiser] blijven. Als het beroep op overmacht niet slaagt, dan staat in ieder geval vast dat [eiser] voor meer dan 50% aan het ongeval heeft bijgedragen. Verder hebben [gedaagde 1] en MS Amlin verweer gevoerd tegen de hoogte van de gevorderde schade.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Niet in geschil is dat [eiser] letsel heeft opgelopen als gevolg van het ongeval tussen hem en [gedaagde 1] op 4 juli 2024. Kern van het geschil is of [gedaagde 1] en MS Amlin (een deel van) die schade op grond van 185 WVW of 6:162 BW moeten vergoeden.
De fatbike moet worden aangemerkt als een elektrische fiets
4.2.
De partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten draagt de bewijslast van die feiten of rechten. [gedaagde 1] en MS Amlin dragen dus de stelplicht en bewijslast van hun primaire stelling dat de fatbike niet aan de wettelijke vereisten van een elektrische fiets voldoet en daarom als gemotoriseerd voertuig moet worden aangemerkt. De stellingen van [gedaagde 1] en MS Amlin geven onvoldoende aanleiding voor een andere bewijslastverdeling. Omkering van de bewijslast gebeurt namelijk alleen in uitzonderlijke gevallen. Het bestaan van bewijsnood is op zichzelf niet aan te merken als zo’n geval. De enkele omstandigheid dat volgens [gedaagde 1] en MS Amlin fatbikes populair zijn omdat ze makkelijk kunnen worden opgevoerd, evenmin.
4.3.
Er zijn geen aanknopingspunten dat de fatbike tijdens het ongeval niet aan de vereisten van een elektrische fiets voldeed. De politie is ter plaatse gekomen en heeft onderzoek gedaan naar de toedracht van het ongeval. Daarbij heeft zij blijkbaar geen aanleiding gezien om onderzoek te doen naar de fatbike. Dat had wel in de reden gelegen als er aanwijzingen waren dat de fatbike was opgevoerd of om andere reden niet aan de vereisten van een elektrische fiets voldoet. Het voorgaande betekent dat de fatbike moet worden aangemerkt als een elektrische fiets en de rechtbank aan de hand van artikel 185 WVW moet bepalen of [gedaagde 1] en MS Amlin aansprakelijk zijn voor de schade.
[gedaagde 1] valt rechtens geen enkel verwijt te maken van het ongeval
4.4.
Artikel 185 WVW bepaalt, kort gezegd, dat de bestuurder van een motorrijtuig voor de schade die hij bij een verkeersongeval heeft toegebracht aan niet-gemotoriseerde verkeersdeelnemers aansprakelijk is, behoudens situaties van overmacht. [1] Er is slechts sprake van overmacht als de gemotoriseerde rechtens gezien geen enkel verwijt valt te maken ten aanzien van de wijze waarop hij aan het verkeer heeft deelgenomen. Eventuele fouten van andere weggebruikers – waaronder begrepen de eventuele fouten van het slachtoffer zelf – zijn daarbij slechts van belang wanneer die fouten voor de gemotoriseerde zo onwaarschijnlijk waren, dat deze bij het bepalen van diens rijgedrag met die mogelijkheid naar redelijkheid geen rekening behoefde te houden. [2]
4.5.
Het beroep op overmacht slaagt. [gedaagde 1] valt rechtens geen enkel verwijt te maken ten aanzien van de wijze waarop hij aan het verkeer heeft deelgenomen. Daartoe is het volgende redengevend. De politie heeft in het proces-verbaal opgenomen dat zowel [eiser] , [gedaagde 1] als [naam] hebben verklaard dat [eiser] door rood is gefietst. Aan deze verklaringen die kort na het ongeval ten overstaan van de politie zijn overgelegd en met elkaar overeenstemmen moet veel waarde worden gehecht. Dat [eiser] de Nederlandse en Engelse taal blijkbaar niet (voldoende) machtig is, is zonder toelichting – die ontbreekt – onvoldoende om aan te nemen dat [eiser] iets anders heeft verklaard ten overstaand van de politie. Ook het feit dat [eiser] zich er mogelijk niet bewust van is geweest dat hij door rood heeft gefietst en ruim een jaar na het ongeval op zitting heeft verklaard dat het verkeerslicht mogelijk op oranje stond, is onvoldoende om aan de juistheid van de verklaringen in het proces-verbaal te twijfel. Dat betekent dat vast is komen te staan dat [eiser] voorafgaand aan het ongeval door rood is gefietst.
4.6.
Er bestaat geen aanleiding om aan te nemen dat ten tijde van het ongeval naast [eiser] ook andere fietsers de kruising overstaken. [gedaagde 1] heeft verklaard dat geen andere fietsers de kruising overstaken en [naam] heeft alleen verklaard over ‘a cyclist’- [eiser] . Als meerdere fietsers de kruising overstaken – zoals volgens [eiser] het geval was – dan had [gedaagde 1] ook die fietsers geraakt moeten hebben of had [gedaagde 1] om die fietsers heen moeten manoeuvreren. Dat past niet bij de verklaringen.
4.7.
Verder staat vast dat [eiser] 25 km/uur reed. Dat heeft [eiser] op de zitting verklaard. [gedaagde 1] heeft weliswaar verklaard dat [eiser] ‘at a very high speed’ reed – de rechtbank begrijpt dat [gedaagde 1] bedoelt dat [eiser] harder dan 25 km/uur reed – maar dat heeft [eiser] betwist en blijkt nergens uit. [naam] heeft wel verklaard dat [eiser] ‘was moving at full speed until the point where his bike hit te auto’, maar de rechtbank begrijpt dat [naam] daarmee bedoelt dat [eiser] niet heeft afgeremd voorafgaand aan het ongeval. [naam] heeft niet verklaard hoe hard [eiser] reed.
4.8.
Ook staat vast dat [eiser] ter hoogte van het achterwiel met de rechterzijde van de auto van [gedaagde 1] in botsing is gekomen. [gedaagde 1] heeft dat verklaard en [naam] spreekt over ‘the rear right section’ van de auto. Dat past ook bij het feit dat de auto van [gedaagde 1] niet is beschadigd, zoals ook blijkt het proces-verbaal van de politie. [eiser] heeft op zitting weliswaar het standpunt ingenomen dat hij naast de achterkant van het rechterachterwiel van de auto
ookde rechterzijkant van de auto heeft geraakt, maar dat sluit niet uit dat [eiser] in ieder geval ter hoogte van het achterwiel tegen de auto van [gedaagde 1] in botsing is gekomen.
4.9.
Daartegenover staat dat de politie in het proces-verbaal heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] door groen is gereden. Daarover heeft de politie diverse getuigen gehoord, waaronder in ieder geval [gedaagde 1] , [naam] en twee voetgangers. [naam] heeft later verklaard dat het verkeerslicht voor [gedaagde 1] op groen stond toen hij de kruising op reed. Anders dan [eiser] meent, blijkt uit de verklaring van [naam] enkel dat hij niet heeft kunnen vaststellen of [gedaagde 1] eerder heeft moeten stoppen voor een rood licht of dat het verkeerslicht al op groen stond op het moment dat [gedaagde 1] kwam aanrijden. [naam] heeft verder verklaard dat [gedaagde 1] met normale snelheid over de kruising reed. Aanwijzingen dat [gedaagde 1] een verkeersfout heeft gemaakt ontbreken.
4.10.
De rechtbank concludeert dat [eiser] met (relatief) hoge snelheid de kruising is opgereden en daarbij een rood verkeerslicht heeft genegeerd. Het fietsen door rood licht is een ernstige verkeersfout die aan [eiser] is toe te rekenen. [gedaagde 1] kan niet worden verweten dat hij meer rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat een fietser door rood fietst. Niet is komen vast te staan dat [gedaagde 1] een andere verkeersfout heeft gemaakt. Verder is van belang dat [eiser] tegen de auto van [gedaagde 1] is aangereden en niet andersom. [eiser] is niet tegen de voorzijde van de auto van [gedaagde 1] gereden (waarbij [eiser] in het blikveld van [gedaagde 1] moet zijn geweest kort voor de aanrijding), maar [eiser] is ter hoogte van het achterwiel tegen de rechterzijde van de auto gereden. [gedaagde 1] heeft dus niet kunnen anticiperen op het gedrag van [eiser] . Het voorgaande maakt dat [gedaagde 1] rechtens geen enkel verwijt valt te maken ten aanzien van de wijze waarop hij aan het verkeer heeft deelgenomen. [gedaagde 1] heeft het ongeval niet kunnen voorkomen.
4.11.
Omdat het beroep op overmacht slaagt, rust op [gedaagde 1] en MS Amlin geen aansprakelijkheid voor de schade van [eiser] die het gevolg is van het ongeval op 4 juli 2024. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen. De overige verweren van [gedaagde 1] en MS Amlin behoeven geen bespreking meer.
proceskosten
4.12.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde 1] en MS Amlin worden begroot op:
- griffierecht
2.995,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.401,00
4.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 4.401,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Vrugt, rechter, bijgestaan door mr. A. Chu, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2025.

Voetnoten

1.Artikel 185 lid 1 WVW
2.HR 22 mei 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0616 en HR 4 oktober 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2155