ECLI:NL:RBAMS:2025:7058

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
AMS 24/5675
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de machtiging tot binnentreden van de woning en de gevolgen voor procesbelang

Deze uitspraak betreft de intrekking van de machtiging tot binnentreden van de woning aan de [adres] in [woonplaats]. Eiser, die het niet eens is met deze intrekking, heeft een aantal beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank heeft beoordeeld of eiser procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang heeft, omdat het primaire besluit, de machtiging tot binnentreden, is ingetrokken. Hierdoor kan eiser in deze beroepsprocedure niets meer bereiken. De rechtbank legt uit dat het rapport van de bevindingen, dat is opgemaakt naar aanleiding van de inspectie, geen rechtsgevolgen heeft voor eiser zolang het niet wordt gebruikt voor een besluit. Eiser kan de rechtmatigheid van de bevindingen aan de orde stellen in een andere bezwaarprocedure die loopt tegen de intrekking van zijn verhuurvergunning.

Het procesverloop laat zien dat er in januari 2022 een digitaal onderzoek naar woonfraude heeft plaatsgevonden, wat leidde tot een vermoeden van overtredingen. Na een inspectie in december 2023, waarbij overtredingen zijn geconstateerd, heeft verweerder een machtiging tot binnentreden afgegeven. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze machtiging, maar deze is later ingetrokken. De rechtbank heeft op 1 september 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen procesbelang is en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt geen griffierecht terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/5675

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder

( [gemachtigde verweerder] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de intrekking van de machtiging tot binnentreden van de woning aan de [adres] in [woonplaats] (de woning). Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de intrekking van de machtiging.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat eiser geen procesbelang heeft bij een beoordeling van zijn beroep
.Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Op 14 januari 2022 heeft digitaal onderzoek naar woonfraude plaatsgevonden. Dit onderzoek gaf aanleiding tot het vermoeden dat de woning aan meer personen wordt verhuurd dan is toegestaan op basis van de verhuurvergunning van eiser. Op
11 februari 2022 is een inspectie ter plaatse gehouden. Daarbij zijn overtredingen geconstateerd. Aan deze overtredingen is geen opvolging gegeven.
3. In 2023 wordt het onderzoek heropend. Op 27 augustus 2023 is opnieuw digitaal onderzoek uitgevoerd. Daarbij zijn opnieuw overtredingen vermoed. Op 13 september 2023 zijn de toezichthouders naar de woning gegaan. Daarbij heeft eiser de toezichthouders geen toestemming gegeven om de woning te betreden.
4. Op 9 december 2023 heeft verweerder een machtiging tot binnentreden afgegeven. Op 12 december 2023 hebben toezichthouders opnieuw de woning bezocht. Eiser heeft geen toestemming gegeven tot het betreden van de woning. De toezichthouders hebben gebruik gemaakt van de machtiging tot binnentreden en hebben onderzoek in de woning verricht. Bij dat onderzoek zijn overtredingen geconstateerd.
5. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de machtiging tot binnentreden. Met het bestreden besluit van 22 augustus 2024 op het bezwaar van eiser heeft verweerder de machtiging tot binnentreding ingetrokken. Dit betekent volgens verweerder echter niet dat er geen gevolg kan worden gegeven aan de constateringen die zijn gedaan als deze zijn vastgelegd in een deugdelijk verslag van het bezoek. Volgens verweerder mogen bestuursorganen onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal gebruiken, tenzij dat op een wijze is verkregen die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat dit onder alle omstandigheden onrechtmatig is. Dat is hier volgens verweerder niet het geval.
6. De rapportage naar aanleiding van de inspectie op 12 december 2023 is als bewijslast gebruikt om de verhuurvergunning van eiser in te trekken. Daartegen loopt bezwaar. Deze bezwaarprocedure is aangehouden tot de uitspraak in deze beroepszaak.
7. De rechtbank heeft het beroep op 1 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Standpunt eiser
8. Eiser voert aan dat nu door verweerder is besloten het besluit tot binnentreding in te trekken daar ook het gevolg aan moet worden gegeven dat het verslag van de inspectie vernietigd wordt. Het rapport is met behulp van een onterechte machtiging opgemaakt maar daar worden geen gevolgen aan verbonden. De machtiging kan op die manier eenvoudig worden afgegeven en later weer worden ingetrokken. Daarnaast is er sprake geweest van een onzorgvuldige procedure gelet op het niet verschijnen van verweerder bij de hoorzitting en het niet inbrengen van het opgemaakte rapport in de bezwaarprocedure. Bovendien is eisers privacy geschonden en wil hij niet in de systemen van de gemeente staan.
Procesbelang
9. Om een zaak aan de bestuursrechter te mogen voorleggen, moet er sprake zijn van procesbelang. Dit betekent dat iemand een reëel en actueel belang moet hebben bij de uitkomst van de procedure. Met andere woorden, iemand moet met de beroepsprocedure daadwerkelijk nog wat kunnen bereiken ten aanzien van de besluiten die voorliggen.
9.1.
De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit in deze zaak een machtiging tot binnentreden is, die met het bestreden besluit is ingetrokken. Daarmee kan eiser in deze beroepsprocedure niet meer bereiken dan dat. Het primaire besluit waartegen eiser bezwaar maakte, bestaat niet meer. Voor zover eiser met deze procedure beoogd dat het rapport van de bevindingen wordt vernietigd, overweegt de rechtbank dat dat rapport in deze procedure geen (rechts)gevolgen heeft voor eiser. Daarmee bedoelt de rechtbank dat eiser geen last heeft van het rapport zo lang het niet wordt gebruikt voor een besluit. In deze procedure ligt het rapport niet voor als besluit of als grondslag voor een besluit waardoor eiser ten aanzien van het rapport niets kan bereiken met deze procedure.
9.2.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat inmiddels is gebleken dat het rapport met bevindingen wel door verweerder voor een besluit is gebruikt, namelijk voor intrekking van eisers verhuurvergunning. Tegen dat besluit loopt nog een bezwaarprocedure. In die procedure kan eiser de rechtmatigheid van de bevindingen die aan dat besluit ten grondslag liggen aan de orde stellen, zoals verweerder ook ter zitting heeft bevestigd.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is niet-ontvankelijk omdat eiser geen procesbelang heeft. De rechtbank beoordeelt de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. van Haeften, rechter, in aanwezigheid van
mr.C. Simonis, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.