Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde sub 1] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] ,
gemachtigde: mr. R.R. Raghoebir (Eurolawyers & Associates),
2.[gedaagde sub 2] .,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 15 april 2024, met een vordering in hoofdzaak, met producties;
- een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring door [gedaagde sub 1] van [gedaagde sub 2] ;
- een conclusie van antwoord in het incident tevens wijziging van eis in de hoofdzaak door [eiser] ;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 1] ;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] ;
- het instructievonnis van de kantonrechter van 25 maart 2025;
- de conclusie van repliek van [eiser] ;
- de conclusie van dupliek van [gedaagde sub 2] .
2.De feiten
3.Het geschil
- € 3.949,08 aan inkomensderving, oftewel 6 x € 658,18 (= €1.476,54 - € 818,36) voor de periode van 1 juni 2016 tot 1 december 2016, waarvoor het verbod en dwangsom (onterecht) was opgelegd;
- € 1.297,83 aan niet door de verzekering gedekte kosten, namelijk € 238,22 (= € 69,66 + € 168,56 wegens door [gedaagde sub 1] op 1 maart 2017 gelegd derdenbeslag, € 759,61 (= € 683,18 + € 76,43 wegens een op 3 juni 2016 betekend bevel tot voldoening van proceskosten ingevolge het onder 2.2. bedoelde kort geding vonnis) en € 300,00 aan bankkosten wegens het derdenbeslag;
- € 1.750,00 aan immateriële schadevergoeding;
- € 750,00 aan buitengerechtelijke incassokosten.
Tegen de schade wegens “niet gedekte kosten” voert hij aan dat [eiser] niets zegt over het bedrag dat de verzekeraar aan hem heeft uitgekeerd en dat dit onderdeel onderbouwing mist. Met betrekking tot de immateriële schade is het schadebedrag willekeurig gekozen en heeft [eiser] niets gesteld over een causaal verband, dat overigens ontbreekt. Met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten voert [gedaagde sub 1] aan dat deze kosten niet zijn onderbouwd, terwijl [eiser] procedeert via een toevoeging.
4.De beoordeling
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
5.De beslissing
(€ 3.949,08 plus € 1.750,00) te verhogen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening,