ECLI:NL:RBAMS:2025:7133

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
13/209899-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van Roemenië met betrekking tot informaticacriminaliteit

Op 17 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Tulcea Hof in Roemenië. De zaak betreft een verzoek tot overlevering voor de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van vier jaar, opgelegd voor informaticacriminaliteit. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 10 september 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Sietsma. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, ondanks het feit dat het vonnis in Roemenië nog niet onherroepelijk is, omdat het EAB voldoende informatie bevatte om aan de eisen van genoegzaamheid te voldoen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de detentieomstandigheden in Roemenië geen beletsel vormen voor de overlevering, gezien de garanties die door de Roemeense autoriteiten zijn gegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/209899-25
Datum uitspraak: 17 september 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 17 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 maart 2025 door het Tulcea Hof (Roemenië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] (Roemenië),
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] ,
nu gedetineerd in [detentieadres] .
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 september 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Sietsma, advocaat te Koog aan de Zaan, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt:
- een bevel van tenuitvoerlegging van gevangenisstraf nr. 34, afgegeven op 25 maart 2025;
- een vonnis met nr. 26 van 7 maart 2025, uitgesproken door het Tulcea Hof (referentie 1345/88/2023).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 4 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Deze volledige straf resteert nog. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1.
Genoegzaamheid
De raadsman heeft betoogd dat het EAB niet genoegzaam is, omdat niet vaststaat of de overlevering wordt gevraagd voor de tenuitvoerlegging van een onherroepelijk vonnis of dat de mogelijkheid van hoger beroep nog open staat.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is.
De rechtbank overweegt dat het EAB - om te voldoen aan de eisen van genoegzaamheid – onder andere (de melding van) een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis, een aanhoudingsbevel of een andere voor tenuitvoerlegging vatbare gelijkwaardige rechterlijke beslissing moet bevatten. Niet is vereist dat het vonnis onherroepelijk is.
Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende autoriteit van 25 augustus 2025 blijkt dat de advocaat van de opgeëiste persoon hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van 7 maart 2025. Op 24 september 2025 zal er een zitting in hoger beroep plaatsvinden. Verder blijkt uit de aanvullende informatie van 3 september 2025 dat het EAB geldig blijft, zolang er geen vonnis in hoger beroep ligt dat het vonnis in eerste aanleg vernietigt.
De rechtbank stelt vast dat de overlevering wordt verzocht voor een voor tenuitvoerlegging vatbare rechterlijke uitspraak, namelijk het vonnis van 7 maart 2025. De omstandigheid dat er nog een hoger beroep loopt en het vonnis in eerste aanleg niet onherroepelijk is, maakt dit niet anders. Wel betekent dit dat het EAB voor wat betreft de eventuele toepassing van artikel 6 OLW juridisch als een vervolgings-EAB dient te worden beschouwd. Concluderend is het EAB genoegzaam en wordt het betoog van de raadsman verworpen.

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
Informaticacriminaliteit.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Roemenië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6 OLW

Standpunten van de raadsman en de officier van justitie
De raadsman heeft verzocht om de opgeëiste persoon gelijk te stellen met een Nederlander. Daartoe heeft hij aangevoerd dat uit de overgelegde stukken blijkt dat de opgeëiste persoon
in de jaren 2018, 2019 en 2020 een arbeidsverleden heeft opgebouwd en dat hij in 2021 een auto met een Nederlands kenteken op zijn naam heeft gehad. Verder blijkt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie dat de opgeëiste persoon vanaf 2018 in ieder geval gedurende meerdere jaren verdachte is geweest van overtredingen begaan in Nederland. Tot slot is de opgeëiste persoon sinds begin augustus 2025 ingeschreven in de basisregistratie personen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon niet met een Nederlander gelijk kan worden gesteld. De opgeëiste persoon heeft gedurende meerdere periodes niet ingeschreven gestaan in de basisregistratie personen en voldoet niet aan de inkomensvereisten. Verder kan het strafblad van de opgeëiste persoon niet bijdragen aan de onderbouwing van een rechtmatig verblijf in Nederland.
De beoordeling door de rechtbank
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op basis van artikel 6, derde lid, van de OLW zijn voldaan aan de volgende vereisten:
de opgeëiste persoon verblijft ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest als gevolg van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon aan de hand van de overgelegde stukken niet heeft aangetoond dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000 en daarmee een duurzaam verblijfsrecht heeft verworven. De rechtbank kan op basis van de overgelegde stukken niet vaststellen dat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaar in Nederland heeft verbleven, omdat hij van februari 2021 tot en met juli 2025 niet in Nederland stond ingeschreven en er geen andere stukken zijn overgelegd die het verblijf onderbouwen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het strafblad van de opgeëiste persoon niet kan bijdragen aan de onderbouwing van een rechtmatig verblijf in Nederland. Concluderend slaagt het gelijkstellingsverweer niet.

6.Artikel 11 OLW

De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, waaronder de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [4]
Op 20 augustus 2025 heeft de
Deputy General Director of the National Administration of Penitentiariesde volgende detentiegarantie gegeven:
If the person deprived of liberty is surrendered to the Romanian authorities at Henri Coandă. Airport of Bucharest, he will be initially detained in the Bucharest-Rahova Penitentiary in order to carry out the quarantine period for a period of 21 days in a room which will ensure a minimum - space of 3 square meters.
(…)
Considering the period of his punishment, the convict will most likely execute his custodial sentence initially in the closed regime. Also, considering his domicile, most likely, at the beginning, he will execute the punishment in the Slobozia Penitentiary.
(...)
Detainees in the closed regime who for various reasons are not used for work, schooling and vocational training activities carry out walking, education, psychological and social assistance, sports and religious activities for a minimum of 4 hours a day. Also, detainees who do not perform work and do not participate in other activities are entitled. to at least 3 hours of daily walking, and those who perform work, participate in education programs or psychological assistance and social assistance are entitled to at least one hour of daily walk.
(…)
The individual named [de opgeëiste persoon] will be provided with a minimum individual space of 3 square meters for the entire duration of the sentence.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor het toestaan van de overlevering.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan het Tulcea Hof (Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. I. Verstraeten en M. Scheeper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.D. Dijkstra, griffier.
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie bijvoorbeeld rechtbank Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:RBAMS:2021:463.
5.HvJ EU, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.