ECLI:NL:RBAMS:2025:7134

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
761089
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van parkeerdek eigenaar voor schade door uitglijden op gladde ondergrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 september 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de aansprakelijkheid van de eigenaar van een parkeerdek. De eiseres, die op 17 januari 2023 op het bovenste parkeerdek van een winkelcentrum is uitgegleden, vorderde schadevergoeding van de eigenaar, Retail Property, en haar verzekeraar, Achmea. De rechtbank oordeelde dat Retail Property aansprakelijk is op grond van artikel 6:162 BW, omdat zij onvoldoende maatregelen had genomen om de gladheid op het parkeerdek te bestrijden, ondanks dat zij op de hoogte was van de gladheid en eerdere klachten had ontvangen van winkeliers. De rechtbank concludeerde dat de eigenaar had moeten anticiperen op de gladheid en had moeten zorgen voor adequate veiligheidsmaatregelen. De rechtbank kon echter niet vaststellen of er ook sprake was van een gebrekkige opstal in de zin van artikel 6:174 BW, omdat daarvoor meer technische gegevens nodig waren. De vordering van eiseres tot schadevergoeding werd toegewezen, en Retail Property werd veroordeeld tot betaling van de schade, op te maken bij staat, en de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van eigenaren van openbare ruimtes om te zorgen voor de veiligheid van bezoekers.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/761089 / HA ZA 24-1358
Vonnis van 24 september 2025
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. W.M. Yue,
tegen

1.VASTGOED BEWAARENTITEIT RETAIL PROPERTY III B.V.,

te Amsterdam,
2.
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
te Apeldoorn,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Retail Property c.s., en ieder afzonderlijk Retail Property en Achmea,
advocaat: mr. R.H.J. Wildenburg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 december 2024 met 17 producties,
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van 12 maart 2025 met 1 productie,
- de incidentele conclusie van antwoord van 26 maart 2025,
- het vonnis in incident van 16 april 2025, waarin Retail Property is toegestaan Sweco Vastgoedmanagement B.V. (Sweco) in vrijwaring op te roepen,
- het tussenvonnis van 9 juli 2025, waarin een mondelinge behandeling is bepaald in de hoofdzaak,
- de conclusie van antwoord van 28 mei 2025 met 1 productie,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 augustus 2025 en de daarin vermelde nadere stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is op 17 januari 2023 omstreeks 11:30 op het bovenste parkeerdek van het winkelcentrum [locatie] uitgegleden. Het parkeerdek was die dag erg glad door ijsvorming. Bij het uitstappen van haar auto gleed zij weg met haar linkerbeen/voet, terwijl haar rechterbeen nog bekneld zat in de auto. Als gevolg hiervan heeft zij haar rechterbovenbeen gebroken.
2.2.
De eigenaar van het parkeerdek is Retail Property en haar aansprakelijkheidsverzekeraar is Achmea. Via vastgoedbeheerder Sweco is FHV Groep BV ingeschakeld voor de schoonmaakwerkzaamheden en gladheidsbestrijding van het complex, waaronder het betreffende parkeerdek
2.3.
[eiseres] kon niet zelfstandig overeind komen en werd te hulp geschoten door een persoon genaamd [naam] , een medewerker van FHV, die enkele meters verderop in zijn auto zat en het ongeval zag gebeuren. [naam] heeft vervolgens de ambulance gebeld en de echtgenoot en neef van [eiseres] , waarna [eiseres] met de ambulance naar het ziekenhuis is gebracht.
2.4.
[naam] bevond zich op het parkeerdek omdat hij opdracht had gekregen zout te strooien in verband met de gladheid. Omdat de voorraad op was, wachtte hij in zijn auto op een nieuwe levering zout vanuit Rotterdam.
2.5.
[eiseres] heeft na de val tien dagen in het ziekenhuis gelegen, daarna heeft zij 5,5 week gerevalideerd. Het bot in haar bovenbeen is tot op heden nog niet volledig hersteld. Het is cruciaal dat [eiseres] niet opnieuw valt en haar rechterbovenbeen breekt, omdat de kans groot is dat zij dan rolstoelgebonden raakt.
2.6.
Op 21 februari 2023 heeft [eiseres] de bestuurder van Retail Property, aansprakelijk gesteld. Deze heeft de brief heeft doorgestuurd naar Achmea. Namens [eiseres] is de aansprakelijkheidsstelling verder aangevuld op 1 en 2 juni 2023. Achmea heeft op 12 oktober 2023 namens haar verzekerde Retail Property de aansprakelijkheid afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – een verklaring voor recht dat Retail Property aansprakelijk is voor de door haar geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van een ongeval op 17 januari 2023, veroordeling tot betaling door Retail Property c.s. van die schade, op te maken bij staat en te vermeerderen met wettelijke rente, alsmede veroordeling in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, alles uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
[eiseres] legt hieraan ten grondslag dat zij ten val is gekomen doordat het parkeerdek gebrekkig is en doordat Retail Property tekort is geschoten in het treffen van maatregelen tegen de bij haar bekende gladheid op het parkeerdek. Zij beroept zich daarbij op artikel 6:174 en/of 6:162 BW.
3.3.
Retail Property c.s. voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van haar vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad. Zij stelt dat het ongeval een ongelukkige samenloop van omstandigheden is waarvoor haar geen verwijt treft. Het parkeerdek is volgens haar niet gebrekkig waardoor er geen aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW is. Ook is er geen sprake van onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:162 BW. Indien toch aansprakelijkheid wordt aangenomen, beroept zij zich op eigen schuld van [eiseres] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat vast dat [eiseres] op het parkeerdek is gevallen doordat zij is uitgegleden bij het uitstappen van haar auto als gevolg van de gladheid aldaar.
4.2.
In het aansprakelijkheidsrecht geldt als uitgangspunt dat ieder zijn eigen schade draagt. Dit uitgangspunt geldt ook in gevallen van vallen of uitglijden. Uitzonderingen doen zich voor wanneer sprake is van een gebrekkige opstal als bedoeld in artikel 6:174 BW, of wanneer er sprake is van onrechtmatige gevaarzetting in de zin van artikel 6:162 BW. De beoordeling van deze zaak vindt dan ook plaats aan de hand van deze bepalingen.
aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad
4.3.
De kernvraag in deze procedure is of Retail Property als eigenaar van het parkeerdek aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] heeft geleden doordat zij op het gladde parkeerdek ten val is gekomen. Deze vraag wordt bevestigend beantwoordt. De rechtbank is van oordeel dat Retail Property in elk geval op grond van 6:162 BW aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade. De rechtbank heeft hiertoe het volgende overwogen.
4.4.
Het creëren of in stand laten van een gevaarlijke situatie kan, als dat gevaar zich verwezenlijkt, leiden tot aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW. Hierbij gelden de criteria uit het
Kelderluik-arrest van de Hoge Raad (5 november 1965, NJ 1966/136). Volgens dit arrest moet in elk geval worden beoordeeld of degene die een gevaarlijke situatie veroorzaakt, rekening had moeten houden met het feit dat anderen mogelijk niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid betrachten en of er daarom veiligheidsmaatregelen hadden moeten worden genomen. Daarbij wordt gekeken naar de mate van waarschijnlijkheid dat de vereiste oplettendheid of voorzichtigheid ontbreekt, de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, de ernst van de mogelijke gevolgen daarvan en de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen (veiligheids)maatregelen. Deze factoren moeten in samenhang te worden beschouwd.
4.5.
Blijkens het weerbericht van 17 januari 2023 was het die dag enkele graden boven nul. [eiseres] en haar echtgenoot hebben verklaard dat het toen zonnig was en dat de openbare wegen niet glad waren. [eiseres] was als bezoeker van het winkelcentrum daarom niet bedacht op de gladheid. Dat de gladheid zichtbaar was, zoals door Retail Property c.s. is gesteld, is door [eiseres] betwist. De foto waarop volgens Retail Property c.s. de gladheid te zien is, is gemaakt in de vroege ochtend, terwijl [eiseres] pas tegen de middag ten val is gekomen. Dat de gladheid zichtbaar was, is dan ook niet gebleken.
4.6.
Daarentegen was het Retail Property bekend dat de kans op gladheid reëel was en niet denkbeeldig. Over het parkeerdek was namelijk meermalen door de winkeliers van het winkelcentrum geklaagd, onder meer dat het ‘spekglad’ en ‘spiegelglad’ was. De avond voor het ongeval en de betreffende ochtend hebben verschillende winkeliers (de hulppersonen van) Retail Property nog gewaarschuwd en gevraagd om zout te strooien. Uit de verklaring van de echtgenoot van [eiseres] volgt dat de ambulancebroeders zelfs ‘schaatsend’ naar haar toe moesten lopen om hulp te verlenen, wat de ernst van de situatie onderstreept. Daarnaast was er kort daarvoor, op 10 januari 2023, al melding gedaan bij de gemeente van een andere valpartij op het betreffende parkeerdek, wat laat zien dat het risico op ongevallen concreet en voorzienbaar was. Dat het uitglijden van een bezoeker tot ernstig letsel kan leiden, blijkt ook hier: [eiseres] heeft haar bovenbeen gebroken en kampt nog steeds met de gevolgen van die val.
4.7.
Tegen die achtergrond mocht van Retail Property worden verwacht dat zij maatregelen zou treffen om het gevaar weg te nemen of in ieder geval te beperken. Zij was niet alleen bekend met de gladheid op het parkeerdek op de dag van het ongeval, maar had daar ook in de maanden ervoor meerdere klachten over ontvangen van winkeliers, die spraken over gladheid. Bovendien had zij zelf opdracht gegeven om te strooien, wat bevestigt dat zij zich van het gevaar bewust was. Toen de betreffende ochtend bleek dat het zout op was en er gewacht moest worden op een levering vanuit Rotterdam, heeft zij er echter voor gekozen het parkeerdek open te laten voor bezoekers. Het had in die situatie voor de hand gelegen om het dek (tijdelijk) geheel of gedeeltelijk af te sluiten, bijvoorbeeld door pionnen, linten of hekken te plaatsen, zodat bezoekers het gladde gedeelte niet konden betreden en gebruik zouden maken van het onderliggende parkeerdek. Ook had zij waarschuwingsborden kunnen plaatsen bij de in- en uitgangen om bezoekers te attenderen op de gevaarlijke situatie. Dergelijke maatregelen zijn eenvoudig, kosten weinig tijd en middelen, en hadden het risico op ongevallen aanzienlijk kunnen verminderen of zelfs wegnemen. Door deze stappen niet te zetten, heeft Retail Property het risico op ongevallen onnodig laten voortbestaan.
4.8.
Vorenstaande leidt tot de conclusie dat de gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW kan niet worden vastgesteld
4.9.
Of er ook sprake is van aansprakelijkheid is op grond van 6:174 BW kan in deze procedure niet worden vastgesteld. Een gebrekkige opstal in de zin van artikel 6:174 BW is een opstal die, gezien de omstandigheden, niet voldoet aan de eisen die men daaraan mag stellen en daardoor gevaar oplevert voor personen of zaken. Wanneer dat gevaar zich verwezenlijkt, is de bezitter van dat opstal (in principe) aansprakelijk.
4.10.
[eiseres] heeft hiertoe aangevoerd dat nadat in de zomer van 2022 op het parkeerdek een nieuwe coating is geplaatst sprake is van onvoldoende stroefheid, hoogteverschillen, inadequate waterafvoer, waardoor veel plassen regenwater blijven liggen wat in de winter leidt tot ijsvorming. Zij verwijst hiertoe naar de CROW richtlijnen ten aanzien van afwatering. Retail Property c.s. betwist dat er sprake is van een gebrekkige opstal en stelt dat zij maatregelen heeft getroffen tegen de gladheid.
4.11.
De rechtbank overweegt dat de genoemde richtlijnen een rol spelen bij de beoordeling van de aansprakelijkheidsvraag, maar dat deze bij het ontbreken van een wettelijke status niet bindend zijn. Als de staat van het parkeerdek daadwerkelijk is zoals door [eiseres] gesteld, is het denkbaar dat het parkeerdek als gebrekkig zal worden gekwalificeerd. Om dat te kunnen beoordelen zijn er echter meer bouwkundige, technische en/of andere gegevens nodig waaruit de staat blijkt. Nu de aansprakelijkheid reeds op grond van 6:162 BW is vastgesteld, komt de rechtbank niet meer toe aan deze beoordeling.
geen eigen schuld [eiseres]
4.12.
Het beroep van Retail Property c.s. op eigen schuld van [eiseres] slaagt niet. Retail Property c.s. heeft ter onderbouwing van dit verweer aangevoerd dat de neef en echtgenoot van [eiseres] bij het oprijden van het parkeerdek hebben gevoeld dat de ondergrond glad was. Daarom had [eiseres] dit ook kunnen opmerken en had zij moeten beslissen niet uit de auto te stappen. [eiseres] heeft echter ter zitting verklaard dat zij geen gladheid heeft gevoeld, omdat zij rustig het parkeerdek opreed, terwijl haar neef en echtgenoot pas later en met hogere snelheid arriveerden omdat zij wisten dat [eiseres] was gevallen. Dat [eiseres] bewust een risico heeft genomen of onvoorzichtig is geweest, is dan ook niet gebleken. Zoals eerder overwogen was het die dag zonnig en waren de openbare wegen niet glad. [eiseres] heeft bovendien benadrukt dat zij die dag helemaal niet van huis zou zijn gegaan als zij had geweten dat het glad zou zijn. Evenmin kan haar worden verweten dat zij onoplettend is geweest bij het lopen; zij is direct bij het uitstappen, nadat zij één voet op de grond zette, uitgegleden en heeft dus in zijn geheel niet gelopen op het parkeerdek. Retail Property c.s. heeft verder onvoldoende gesteld of onderbouwd dat sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW. Het verweer wordt daarom verworpen.
4.13.
Gelet op de vastgestelde aansprakelijkheid op grond van 6:162 BW is Retail Property gehouden de volledige schade van [eiseres] te vergoeden. Op grond van artikel 7:954 BW kan [eiseres] ook Achmea als de verzekeraar van Retail Property aanspreken tot vergoeding van haar schade.
4.14.
[eiseres] heeft verwijzing naar de schadestaatprocedure gevorderd. Dit zal worden toegewezen zoals gevorderd. De schadegevolgen staan, gelet op de toekomstige schade en het ontbreken van deskundig advies, nog niet vast. Daarom zijn er onvoldoende aanknopingspunten om op dit moment over te gaan tot een begroting van schade. Wel is aannemelijk dat de onrechtmatige daad van Retail Property schade zal heeft veroorzaak.
4.15.
Retail Property c.s. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.865,42
4.16.
De proceskostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één betaalt, hoeft de ander dat bedrag niet meer te betalen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat Retail Property jegens [eiseres] aansprakelijk is voor alle schade, zowel materieel als immaterieel, die zij lijdt en heeft geleden als een gevolg van de valpartij op 17 januari 2023 op het bovenste parkeerdek van het winkelcentrum [locatie] ,
5.2.
veroordeelt Retail Property c.s. hoofdelijk tot betaling van de hiervoor onder 5.1 bedoelde schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, nader op te maken bij staat,
5.3.
veroordeelt Retail Property c.s. hoofdelijk in de proceskosten van € 1.826,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Retail Property c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige vergoeding.
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Groot, rechter, bijgestaan door mr. S.D. Gerick, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2025.