ECLI:NL:RBAMS:2025:7139

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
13-175585-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in België

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, België. De opgeëiste persoon, geboren in Colombia en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd verdacht van georganiseerde of gewapende diefstal en oplichting. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 6 augustus 2025 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.I. Takens.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat zijn overlevering kan worden toegestaan, mits er garanties zijn dat hij in Nederland zijn straf kan ondergaan. De Procureur des Konings te Brugge heeft een garantie gegeven voor de terugkeer naar Nederland na een eventuele veroordeling in België. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat de opgeëiste persoon in een instelling zal worden geplaatst die voldoet aan de fundamentele rechten en internationale standaarden.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn die zich verzetten tegen de overlevering, en heeft de afgifte van de in beslag genomen mobiele telefoon aan de uitvaardigende justitiële autoriteit bevolen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-175585-25
Datum uitspraak: 20 augustus 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 10 juni 2025, die is gecorrigeerd met de vordering van 27 juni 2025, van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 oktober 2024 door de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Colombia) op [geboortedag] 1979,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 6 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.I. Takens, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse en de Colombiaanse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel bij verstek d.d. 25 oktober 2024 van de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]
Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van de voorwerpen die zijn aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon, te weten zijn mobiele telefoon.

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
- georganiseerde of gewapende diefstal;- oplichting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon heeft immers het centrum van zijn belangen in Nederland gevestigd. [4]
Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De Procureur des Konings te Brugge heeft bij brief van 1 augustus 2025 de volgende garantie gegeven:
“Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied Ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of Ingezetene, In casu [de opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt In dat, eens betrokkene In België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel Is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit Inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden in België, en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet. [5]
Bij brief van 4 augustus 2025 van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken - Centrale autoriteit is desgevraagd de volgende detentiegarantie gegeven:
1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
[de opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Brugge.
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [de opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
-
De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
-
De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.

De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm

Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
-
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
-
Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”

Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6] De rechtbank is, gelet op deze individuele garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon, omdat hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).

7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [7]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond.
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over artikel 13 OLW.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en
weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Met de officier van justitie stelt de rechtbank vast dat de geldbedragen in België zijn buitgemaakt en dat de slachtoffers zich in België bevinden. Verder is het Nederlandse Openbaar Ministerie niet voornemens om de vervolging over te nemen. In dat licht vormt het gegeven dat een deel van de feiten geacht wordt geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

8.Overdracht in beslag genomen goed

De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht te beslissen tot afgifte van de inbeslaggenomen mobiele telefoon aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Ter zitting heeft de officier van justitie toegelicht dat het gaat om het goed genoemd op de in het dossier aanwezige lijst van inbeslaggenomen voorwerpen ex artikel 49 OLW.
Artikel 49 OLW regelt de mogelijkheid van inbeslagname van voorwerpen die in het bezit van de opgeëiste persoon worden aangetroffen op verzoek van de uitvaardigende justitiële autoriteit. Het gaat daarbij volgens de wetgever om voorwerpen ‘die als bewijsstuk kunnen dienen’ of ‘van het strafbare feit afkomstig zijn’. [8] Artikel 50, tweede lid, OLW bepaalt dat het voor afgifte van de in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit moet gaan om voorwerpen die de strafvordering in de uitvaardigende lidstaat kunnen dienen. De rechtbank is van oordeel dat dit met de in beslag genomen mobiele telefoon het geval is.

9.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
Hieruit volgt dat de afgifte van het in beslag genomen voorwerp aan de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden bevolen.

10.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7, 49 en 50 OLW.

11.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter van de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, België voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde afgifte van het in beslag genomen voorwerp aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, te weten: Apple telefoon, zwart (goednummer A3733843).
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. C. Klomp en M. Scheeper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.D. Dijkstra, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 20 augustus 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (
6.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.
7.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.
8.NV II, Kamerstukken II 2003/04, 29042, 12, p. 36