ECLI:NL:RBAMS:2025:7160

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
13-242267-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van de rechtbank over afpersing, vrijheidsberoving, computervredebreuk en diefstal met valse sleutels

Op 23 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 24-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van afpersing, wederrechtelijke vrijheidsberoving, computervredebreuk, en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De zaak kwam voort uit een incident op 30 juli 2023, waarbij de verdachte en medeverdachten het slachtoffer onder bedreiging van een vuurwapen hebben gedwongen om zijn telefoon en toegangscodes voor internetbankieren af te geven. Het slachtoffer werd vervolgens vastgehouden in een woning, waar hij urenlang onder bedreiging werd bewaakt. De rechtbank oordeelde dat de herkenningen van de verdachte door verschillende verbalisanten betrouwbaar waren en dat de bewijsvoering voldoende was om tot een veroordeling te komen. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, met uitzondering van de gevorderde toekomstige schade. De rechtbank weigerde de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/242267-23
Datum uitspraak: 23 september 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2001 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
met als opgegeven postadres:
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Willemsen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. van Galen, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij] en van wat zijn advocaat, mr. G.S. Jongstra, namens hem naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – verkort weergegeven en na een eerdere wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 19 maart 2024 – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het:
Feit 1:
medeplegen van afpersing van [benadeelde partij] in de periode van 30 juli 2023 tot en met 31 juli 2023 in Amsterdam;
Feit 2:
medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van [benadeelde partij] in de periode van 30 juli 2023 tot en met 31 juli 2023 in Amsterdam;
Feit 3:
medeplegen van computervredebreuk in de periode van 30 juli 2023 tot en met 31 juli 2023 in Amsterdam;
Feit 4:
medeplegen van diefstal door middel van een valse sleutel van een creditcard en/of een e-reader, toebehorende aan [benadeelde partij] , uit een woning aan [adres 4] op 30 juli 2023 in Amsterdam;
Feit 5:
medeplegen van diefstal door middel van een valse sleutel van een geldbedrag van (ongeveer) € 35.400,62, toebehorende aan [benadeelde partij] , in de periode van 30 tot en met 31 juli 2023 in Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten op basis van de aangifte en de herkenningen in het dossier. Op een still van camerabeelden van nabij de woning waar aangever is vastgehouden is een persoon (hierna: NN1) te zien. NN1 is door aangever aangewezen als de hoofddader die van begin tot eind betrokken is geweest bij de feiten en volgens hem ook [naam 1] werd genoemd. Op basis van die still hebben verschillende verbalisanten verdachte herkend als NN1. Daarnaast zijn er nog verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) die verdachte op basis van een politiefoto van hem als dader aanwijzen en die zij [naam 1] of [naam 2] noemen. De getuige [getuige] (hierna: [getuige] ) herkent op de still van NN1 een persoon die hij [naam 2] noemt. Hoewel behoedzaam met de herkenningen moet worden omgegaan, zijn deze betrouwbaar en kunnen daarom voor het bewijs worden gebruikt.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van voldoende wettig, dan wel overtuigend, bewijs. Primair is verzocht om alle herkenningen, van zowel de verbalisanten als de medeverdachten, uit te sluiten van het bewijs. Daartoe is ten aanzien van de herkenningen van de verbalisanten aangevoerd dat de herkenningen niet voldoen aan de in de jurisprudentie ontwikkelde eisen aan de hand waarvan de betrouwbaarheid van een herkenning kan worden beoordeeld. Ten aanzien van de herkenningen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op basis van een enkelvoudige fotoconfrontatie geldt dat deze herkenningen inhoudelijk onbetrouwbaar zijn en niet aan de procedure voor een enkelvoudige fotoconfrontatie is voldaan. [medeverdachte 1] heeft zijn herkenning bij de rechter-commissaris ingetrokken en de verdediging heeft ten aanzien van [medeverdachte 2] haar ondervragingsrecht niet kunnen uitoefenen. Deze herkenningen kunnen daarom ook niet voor het bewijs worden gebruikt. De verklaring van [getuige] is geen herkenning van verdachte. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de herkenningen onvoldoende overtuigend bewijs opleveren.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 30 juli 2023 om 00:30 uur dacht aangever een afspraak te hebben met ene ‘ [naam 3] ’ op [straatnaam] in [plaats] . Daar aangekomen werd hij echter aangesproken door twee voor hem onbekende mannen (hierna: NN1 en NN2) die hem een plantsoen induwden. Hierbij richtte NN1 richtte een vuurwapen op aangever en hoorde hij die zeggen: “
[naam 3] komt niet, kijk even wat ik bij me heb, ga zitten, we gaan even goed met je praten”. Onder bedreiging van een vuurwapen moest aangever zijn telefoon afgeven en de bijbehorende toegangscode en de inloggegevens voor het gebruik van internetbankieren ter beschikking stellen. Onder dreiging van het vuurwapen moest hij van NN1 en NN2 meelopen naar een nabijgelegen woning aan [adres 2] . Daar werd hij enkele uren vastgehouden en vastgebonden met tie-wraps, waarbij hij afwisselend werd bewaakt door verschillende personen en het vuurwapen – zichtbaar voor aangever – telkens aan verschillende personen werd overgedragen. Ondertussen zag aangever dat de sleutels van zijn woning uit zijn tas werden gepakt. NN1 vertelde aangever dat ze in zijn woning waren geweest en vroeg aan aangever waar hij de sleutel van zijn kluis in de woning had verstopt. Ook viel het aangever op dat ze druk bezig waren met zijn telefoon en NN1 zei tegen hem dat ze bezig waren om het tijdslot van zijn bankapplicatie eraf te krijgen. Nadat NN1 had aangegeven dat ze gingen opbreken, is aangever door NN1 en twee andere mannen naar buiten begeleid, waarna zij zich met een taxi naar een andere woning, gelegen aan [adres 3] , begaven. Gedurende de taxirit had NN1 het vuurwapen in zijn jaszak en liet hij een berichtje aan aangever zien waarin stond dat hij zich rustig moest houden. De hele daaropvolgende dag en nacht heeft aangever in deze woning verbleven. Hoewel NN1 en de andere twee mannen inmiddels de woning hadden verlaten, werd aangever bewaakt door meerdere mensen die in en uit de woning liepen. Pas de volgende ochtend op 31 juli 2023 zag aangever, toen één van zijn bewakers even wegliep, kans om de woning te ontvluchten. Hij is vervolgens direct naar het politiebureau gerend, waar hij zich heeft gemeld en om hulp heeft gevraagd. Op dat moment was er al een totaalbedrag van € 23.452,07 van zijn bankrekeningen overgemaakt en opgenomen. Daarnaast zijn uit zijn woning een creditcard en een e-reader weggenomen.
Uit deze feiten en omstandigheden blijkt dat NN1 zich, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde afpersing, wederrechtelijke vrijheidsberoving, computervredebreuk, diefstallen door middel van valse sleutels. Uit het voorgaande blijkt ook dat NN1 hierbij een coördinerende rol heeft gehad.
3.3.2.
Identificatie van NN1 als verdachte
Herkenningen verbalisanten
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte NN1 is. De camerabeelden van [straatnaam] van 30 juli 2023 zijn aan aangever getoond. Aangever heeft NN1 – degene die volgens hem de hoofddader is en die er van het begin tot het eind bij betrokken is geweest – op die beelden aangewezen. Verder heeft aangever bij de politie verklaard dat hij – tijdens zijn gevangenhouding – heeft waargenomen dat medeverdachte [medeverdachte 2] telefonisch contact had met NN1 en dat hij op het beeldscherm van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] heeft kunnen zien dat NN1 onder de naam ‘ [naam 1] ’ was opgeslagen. Een still van de camerabeelden waarop NN1 te zien is, is vervolgens intern onder de politie verspreid. Vijf verbalisanten hebben verdachte op die still herkend, waarvan vier verbalisanten ambtsedig hebben verklaard verdachte persoonlijk te kennen.
Daarnaast zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tijdens hun verhoren met de still van NN1 en/of een politiefoto van verdachte geconfronteerd, waarna zij verklaarden dat zij de persoon op die foto’s herkenden als ‘ [naam 1] ’ of ‘ [naam 2] ’, betrokken bij de feiten. Ook getuige [getuige] – met wie aangever dacht een afspraak te hebben omdat diens foto is gebruikt voor een lokprofiel – heeft tijdens zijn verhoor verklaard dat hij NN1 herkent als iemand met wie hij in dit verband eens heeft afgesproken. Getuige [getuige] refereert hierbij aan NN1 als ‘ [naam 2] ’. Op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] zijn ook berichten aangetroffen met een contact met de naam ‘ [naam 1] ’. Op zitting heeft verdachte verklaard dat het zou kunnen dat hij wel eens ‘ [naam 2] ’ wordt genoemd.
Betrouwbaarheid van de herkenningen
De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht de herkenningen uit te sluiten van het bewijs, omdat zij niet betrouwbaar zijn. Om de betrouwbaarheid van de herkenningen te toetsen sluit de rechtbank aan bij een in de rechtspraak ontwikkeld kader. [1]
De rechtbank stelt voorop dat er behoedzaam moet worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt te meer als deze herkenningen de enige bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij het hem ten laste gelegde kunnen aantonen. Het komt er bij de beoordeling van het bewijs op neer dat kan worden getoetst of de aan de hand van foto’s of beelden door de verbalisanten gedane herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
De rechtbank heeft de volgende elementen in haar beoordeling betrokken. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of de camerabeelden of stills daarvan, voldoende duidelijk en helder zijn om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren. Hierbij is van belang wat de mate van kwaliteit van de beelden is en in hoeverre hierop voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Het tweede beoordelingselement staat daarmee in nauw verband, namelijk hoe goed de herkenner de herkende verdachte kent. Hoe beter men de herkende verdachte (visueel) kent, hoe minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Tevens zijn de aard, frequentie en het tijdsverloop sinds de (laatste) ontmoeting(en) van belang. Een derde beoordelingselement is het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe groter de bewijskracht van die herkenningen is. Ten slotte dient de rechtbank te bekijken of er feiten en omstandigheden zijn die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden (kunnen) maken.
Beoordeling van de herkenningen
Naar het oordeel van de rechtbank is de still van de camerabeelden die zich in het dossier bevindt, van voldoende kwaliteit om daar herkenningen op te baseren. Hoewel de still niet in alle processen-verbaal even duidelijk is afgedrukt, betreft het een duidelijke foto waarop een groot gedeelte van het gezicht van een persoon goed te zien is. Daarnaast is er op de still een stukje van de haarkleur, de haardracht en de gezichtsbeharing van de persoon te zien.
Verbalisant [verbalisant 1] (hierna: [verbalisant 1] ) heeft de still bekeken en heeft verklaard dat hij verdachte op de still herkent aan meerdere opvallende uiterlijke kenmerken. Verbalisant herkent verdachte aan de vorm van zijn hoofd, zijn donkere ogen, oogopslag en zijn donkerkleurige sik en vlassnor. Het door de verbalisant genoemde postuur en de oren van verdachte zijn niet zichtbaar op de still. In een proces-verbaal met nummer 193 en documentcode 18786929 (p. 72) is toegelicht dat deze uiterlijke kenmerken zijn genoemd, omdat de verbalisant heeft aangegeven dat hij het uiterlijk van [verdachte] omschrijft. [verbalisant 1] kent verdachte door een ander onderzoek waar verdachte bij betrokken was. Daarnaast heeft hij meerdere doorzoekingen in zijn woning gedaan, waardoor de verbalisant ook weet dat het uiterlijk van verdachte niet gelijkend is aan dat van zijn broers. Tot slot verklaart de verbalisant dat hij de herkenning zonder overleg met collega’s heeft gedaan.
Ook verbalisant [verbalisant 2] (hierna: [verbalisant 2] ) heeft verdachte op de still herkend aan de hand van de bouw van zijn gezicht, zijn neus, zijn ogen, zijn postuur, zijn haardracht en zijn haarkleur. Net als verbalisant [verbalisant 1] kent verbalisant [verbalisant 2] verdachte uit de wijk waar hij werkzaam is.
Anders dan de vorige twee verbalisanten, heeft verbalisant [verbalisant 3] (hierna: [verbalisant 3] ) verdachte pas herkend op de still na het zien van zijn politiefoto en niet omdat hij verdachte persoonlijk kent. [verbalisant 3] herkent verdachte op de still aan de vorm van zijn hoofd, kaaklijn, neus, mond, ogen, wenkbrauwen, haardracht en baardgroei.
Verbalisant [verbalisant 4] (hierna: [verbalisant 4] ) kan verdachte omschrijven als een man van [nationaliteit] afkomst met een licht getint uiterlijk, een mager postuur, een lengte van 1.75 meter, opvallende neusvleugels, rode lippen met een scherpe omranding, een boze/norse blik in zijn ogen, warrig donker haar, lichte snorgroei en een sikje. Op basis van dit signalement, dat de verbalisant ambtshalve bekend is en omdat hij verdachte in zijn werkgebied regelmatig tegenkomt, heeft hij verdachte op de still herkend als NN1. De omschreven lengte is niet accuraat, want verdachte is veel langer.
Tot slot heeft verbalisant [verbalisant 5] (hierna: [verbalisant 5] ) verdachte op de still herkend. Verbalisant [verbalisant 5] kent verdachte ambtshalve, omdat verdachte woonachtig is in het gebied waarin hij werkt en hij verdachte eerder heeft gecontroleerd.
Nu vijf verbalisanten hun proces-verbaal op ambtseed of op ambtsbelofte hebben opgemaakt, is sprake van vijf afzonderlijke herkenningen. Daarnaast hebben alle verbalisanten – op verbalisant [verbalisant 1] na – op verzoek van de rechtbank een aanvullend proces-verbaal van bevindingen opgemaakt waarin zij vragen van de rechtbank beantwoorden die betrekking hebben op de door hun opgemaakte herkenningen. Hierin verklaren de verbalisanten dat ze de herkenning alleen hebben verricht en hierover geen contact hebben gehad met andere collega’s. Van feiten of omstandigheden die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar maken is niet gebleken. Dat [verbalisant 4] de lengte van verdachte onjuist heeft geschat, is daarvoor onvoldoende. De rechtbank acht de herkenningen dan ook betrouwbaar. Zij betrekt hier tevens bij dat het gaat om in totaal vijf herkenningen en dat bijna alle verbalisanten – op verbalisant [verbalisant 3] na – voorafgaand aan hun herkenningen ambtshalve met verdachte bekend waren.
Er staat geen rechtsregel aan in de weg om – met de daarbij gepaste behoedzaamheid – gebruik te maken voor het bewijs van de verklaring van een getuige die de dader van een strafbaar feit zegt te herkennen op een bij een enkelvoudige fotoconfrontatie getoonde foto.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in zijn verhoor bij de politie op 1 augustus 2023, op de vraag wie diegene is die aangever als NN1 beschrijft, verklaard: “
Ja, dat is dus die [naam 1]”. Vervolgens heeft hij in zijn verhoor van 21 september 2023 in reactie op het tonen van de politiefoto van verdachte als volgt verklaard: “
Dat is [naam 1] , de [naam 1] die ik via [naam 4] heb leren kennen en dit met die blanke man in mijn woning is geweest. Ik ben bang hoor. Ik voel mij niet meer veilig in mijn woning.” De rechtbank vindt de herkenning door [medeverdachte 1] betrouwbaar, omdat hij ‘ [naam 1] ’ voorafgaand aan de gebeurtenissen al kende en ook op 30 juli 2023 urenlang heeft meegemaakt en dus goed heeft gezien en niet vluchtig. De omstandigheid dat [medeverdachte 1] zijn verklaring later bij de rechter-commissaris heeft ingetrokken maakt dit niet anders. [medeverdachte 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de politie hem zou hebben gepusht, maar daarvoor zijn geen aanwijzingen. De rechtbank vindt het daarentegen aannemelijk dat [medeverdachte 1] zijn verklaring heeft ingetrokken uit angst voor verdachte, waarover hij in het verhoor van 21 september 2023 al had verklaard. De herkenning van verdachte door [medeverdachte 1] kan dan ook voor het bewijs worden gebruikt.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft in zijn verhoor van 4 oktober 2023 op de vraag “
Wie is [naam 2] / [naam 1] ?” de still van NN1 aangewezen. Nadat hem de politiefoto van verdachte werd getoond en hem werd gevraagd “
Wie is dit?”, antwoordde [medeverdachte 2] : “
Dat is [naam 2]”. Ook deze herkenning vindt de rechtbank betrouwbaar, omdat [medeverdachte 2] [naam 1] al kende en hij zonder aarzeling met herkenning op de politiefoto van verdachte reageerde. De verdediging heeft terecht opgemerkt dat zij bij [medeverdachte 2] , die een belastende verklaring heeft afgelegd, geen gebruik heeft kunnen maken van haar ondervragingsrecht. De rechtbank volgt de verdediging echter niet in de stelling dat hierdoor de verklaring van [medeverdachte 2] niet voor het bewijs mag worden gebruikt. De verklaring van [medeverdachte 2] is immers niet het enige of doorslaggevende bewijsmiddel voor de identificatie van verdachte als NN1 en kan daarom dus voor het bewijs worden gebruikt.
3.3.3.
Conclusie – bewezenverklaring feiten 1, 2, 3, 4, en 5
De rechtbank is op basis van de aangifte, de herkenningen door de verbalisanten en de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en getuige [getuige] van oordeel dat vast is komen te staan dat verdachte NN1 is.
Gelet op alle genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 30 juli 2023 tot en met 31 juli 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot afgifte van een iPhone en de ter beschikking stelling van [2] de toegangscode van de iPhone en toegangscodes voor internetbankieren die geheel aan die [benadeelde partij] toebehoorden, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededaders, opzettelijk dreigend,
- onder valse naam en onder valse voorwendselen een afspraak hebben gemaakt met die [benadeelde partij] , en
- die [benadeelde partij] aldaar in het plantsoen/bosschages hebben geduwd, en
- die [benadeelde partij] meermalen een vuurwapen te tonen;
Feit 2:
in de periode van 30 juli 2023 tot en met 31 juli 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
- door die [benadeelde partij] onder bedreiging van een vuurwapen en geboeid met tie-wraps vast te houden in een woning gelegen aan [adres 2]
- door die [benadeelde partij] onder bedreiging van een vuurwapen te dwingen in een taxi te stappen en die [benadeelde partij] te vervoeren vanaf de woning gelegen aan [adres 2] naar de woning gelegen aan [adres 3]
- door die [benadeelde partij] onder bedreiging van een vuurwapen vast te houden in een woning gelegen aan [adres 3] ;
Feit 3:
in de periode van 30 juli 2023 tot en met 31 juli 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, te weten een iPhone 12 van [benadeelde partij] , is binnengedrongen door de beveiliging te doorbreken van de iPhone met behulp van zijn toegangscode, waartoe hij niet gerechtigd was;
Feit 4:
op 30 juli 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen in een woning gelegen aan [adres 4] , alwaar verdachte en zijn mededader(s) zich buiten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, een creditcard en een e-reader die geheel aan [benadeelde partij] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van de huissleutel(s) behorend tot voornoemde woning;
Feit 5:
in de periode van 30 juli 2023 tot en met 31 juli 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen een geldbedrag van € 23.452,07 dat geheel aan [benadeelde partij] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van die pincodes en pinpassen en wachtwoorden en internet-bankieren-omgeving van die [benadeelde partij] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook voor alle bewezenverklaarde feiten strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van het Openbaar Ministerie
Gelet op de ernst van de feiten en de gevolgen die aangever daarvan heeft ondervonden – en nog altijd ondervindt – is enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 39 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Gelet op de omstandigheid dat de reclassering het eerder – in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte – opgelegde reclasseringstoezicht negatief heeft geretourneerd, is er geen aanleiding om, in het kader van een voorwaardelijk strafdeel, opnieuw reclasseringstoezicht aan verdachte op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsman geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van twee dagen, samen met anderen, schuldig gemaakt aan afpersing (feit 1), wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 2), computer-vredebreuk (feit 3), diefstal van een creditcard en e-reader uit de woning van het slachtoffer (feit 4) en diefstal van een geldbedrag van zijn bankrekeningen (feit 5). Verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer op 30 juli 2023 – onder het mom van een date – naar een plek gelokt. Daar is het slachtoffer door verdachte en één van zijn mededaders in een plantsoen geduwd, waarna ze hem, onder dreiging van een vuurwapen, dwongen zijn telefoon af te geven en zijn toegangscode/inloggegevens voor internetbankieren ter beschikking te stellen. Daarna hebben ze hem naar een woning overgebracht, waar hij vastgebonden met tie-wraps en onder bedreiging van een vuurwapen urenlang werd vastgehouden. Vervolgens is het slachtoffer – nog steeds onder bedreiging van een vuurwapen – met de taxi vervoerd naar een andere woning, waar hij opnieuw urenlang is vastgehouden, terwijl hij continue werd bewaakt en bedreigd door verschillende personen. Ten tijde van deze vrijheidsberoving hadden verdachte en zijn mededaders toegang afgedwongen tot de telefoon van het slachtoffer en de daarop beschikbare applicaties voor internetbankieren, waardoor er geldbedragen vanaf zijn bankrekeningen konden worden overgemaakt en afgeschreven. Daarnaast is – met behulp van de sleutels van het slachtoffer – de woning van het slachtoffer betreden, waarbij een creditcard en een e-reader zijn weggenomen. Uit de aangifte blijkt dat het slachtoffer enorm bang is geweest gedurende de vrijheidsberoving. Uit beide woningen kon hij niet weg, omdat hij continue werd bewaakt en bedreigd door verschillende personen. Het slachtoffer heeft gevreesd voor zijn leven.
Niet is gebleken dat verdachte zich heeft bekommerd om de gevolgen voor het slachtoffer. Hij heeft blijkbaar alleen gedacht aan zijn eigen financieel gewin. Dergelijke misdrijven hebben impact, ook buiten de kring van de direct betrokkenen. Deze feiten worden immers als schokkend ervaren door de samenleving en dragen eraan bij dat binnen de samenleving gevoelens van onveiligheid ontstaan. De ervaring leert bovendien dat slachtoffers van dergelijke misdrijven nog langdurig nadelige (psychologische) gevolgen kunnen ondervinden. Dit blijkt ook uit de in onderhavige zaak door zijn advocaat voorgelezen slachtofferverklaring, waarin het slachtoffer heeft verklaard dat hij bijna twee dagen in doodsangst heeft geleefd en dat zijn leven sindsdien voorgoed is veranderd. De gebeurtenis heeft een grote impact gehad op zijn gezondheid, zijn dagelijks leven en zijn werk, waar hij tot op de dag van vandaag nog dagelijks de gevolgen van ondervindt. Voorts heeft hij lange tijd niet kunnen werken, waardoor hij veel inkomsten is misgelopen en daarnaast heeft hij psychologische hulp gehad.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 8 juli 2025. Hieruit blijkt dat verdachte in de jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten meermaals is veroordeeld. Zo is verdachte tussen 2020 en 2022 onherroepelijk veroordeeld tot (deels voorwaardelijke) taakstraffen en jeugddetentie, wegens afpersing, straatroven, een poging woningoverval, openlijke geweldpleging en oplichting. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten was de proeftijd van één van deze voorwaardelijke veroordelingen, waarvan de tenuitvoerlegging overigens niet is gevorderd, nog niet voorbij.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro-Justitia-rapportage van 29 januari 2024. De deskundige heeft – kort gezegd – gerapporteerd dat bij verdachte geen sprake is van een psychische stoornis of een verstandelijke beperking, waardoor de deskundige geen gedragskundige gronden aanwezig acht om tot een vermindering van de toerekenbaarheid te adviseren. Gelet op de voorgaande conclusie heeft de deskundige geen advies uitgebracht voor behandeling of begeleiding binnen een strafrechtelijk kader.
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van meerdere reclasseringsrapportages. Op 11 augustus 2025 heeft de reclassering de opdracht tot het opstellen van een reclasseringsadvies over verdachte ten behoeve van de inhoudelijke behandeling negatief geretourneerd, omdat ze geen contact met verdachte hebben kunnen leggen. Wel heeft de rechtbank kennis kunnen nemen van eerdere rapportages over verdachte die onder andere in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis zijn opgemaakt. Zo heeft de rechtbank kennisgenomen van een adviesrapport van de reclassering van 28 februari 2024. Daarin adviseert de reclassering om het volwassenenstrafrecht toe te passen en om – bij een veroordeling – een straf zonder bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen, omdat de reclassering door het ontbreken van aanknopingspunten voor behandeling of begeleiding geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Het – in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte – opgelegde reclasseringstoezicht is negatief geretourneerd vanwege de lage mate van responsiviteit van verdachte vanaf de start van het toezicht.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat verdachte volgens het volwassenenstrafrecht dient te worden berecht, omdat er geen aanleiding is het jeugdstrafrecht toe te passen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met alle hiervoor genoemde omstandigheden en met de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De rechtbank acht voor de bewezenverklaarde feiten het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats, daarbij houdt de rechtbank rekening met de leidende rol die verdachte bij de bewezenverklaarde feiten heeft gespeeld. Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Voorlopige hechtenis
Het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte is op 5 februari 2024 geschorst, met ingang vanaf het moment dat de elektronische monitoring is aangesloten. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, als de rechtbank tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten zou komen. Als redengevend heeft de officier van justitie hierbij de recidivegrond aangevoerd, zoals deze ook gold bij het verlenen van het bevel tot voorlopige hechtenis. De raadsman van verdachte heeft verzocht om de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen, omdat de persoonlijke belangen van verdachte prevaleren boven de strafvorderlijke belangen bij het voortduren daarvan.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af en zal geen beslissing nemen op de voorlopige hechtenis van verdachte, zodat de schorsing van de voorlopige hechtenis vooralsnog van kracht blijft. De rechtbank overweegt daartoe dat de voorlopige hechtenis van verdachte al geruime tijd geschorst is en dat er – ook met de onderhavige veroordeling – onvoldoende aanleiding bestaat om die schorsing op te heffen.

8.Beslag

Zowel onder verdachte als onder één van de medeverdachten en in de woning van de vriendin van verdachte zijn tijdens het onderzoek naar het ten laste gelegde de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023173119-G6398152, Geel, merk: Apple iPhone);
2. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023173119-G6398154, Zwart, merk: Apple iPhone);
3. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023173119-G6379815, zwart, merk: Apple iPhone).
De telefoons met nummers 1 en 2 behoren toe aan verdachte en zijn nog niet aan hem teruggegeven. Over deze voorwerpen is nog geen beslissing genomen. De telefoon met nummer 3 behoort niet aan verdachte toe en is reeds vernietigd, maar aangezien deze tijdens het onderzoek naar het ten laste gelegde in beslag is genomen en staat vermeld op de beslaglijst, zal de rechtbank hier alsnog een beslissing over nemen.
De officier van justitie heeft gevorderd om de in beslag genomen telefoons (nrs. 1 en 2) terug te geven aan verdachte. De overige in beslag genomen telefoon (nr. 3) dient volgens de officier van justitie te worden onttrokken aan het verkeer. De raadsman van verdachte heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
De in beslag genomen telefoon (nr. 3) wordt verbeurdverklaard, omdat de bewezenverklaarde feiten met behulp van deze telefoon zijn begaan en/of voorbereid. De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de overige twee in beslag genomen telefoons (nrs. 1 en 2).

9.Vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Hij vordert in totaal een bedrag van € 78.574,18 aan schadevergoeding. Dit bedrag bestaat voor € 66.074,18 uit vergoeding van materiële schade, dat is onderverdeeld in meerdere schadeposten. Eén van deze schadeposten (€ 2.082,30) ziet op het totaal van de, van drie bankrekeningen en een creditcardrekening van [benadeelde partij] , overgemaakte, opgenomen en afgeschreven bedragen, verminderd met de reeds terugbetaalde bedragen. De overige materiële schadeposten zien onder andere op de aanschaf van beveiligingscamera’s (€ 1.943,75) en spullen die uit zijn huis zijn ontvreemd (€ 851,90), de kosten voor het vervangen van sloten en sleutels (€ 120,00), de in 2023 en 2024 geleden schade wegens het verlies van arbeidsvermogen (€ 10.800,95) en de kosten voor een accountant voor het vaststellen van die schade (€ 275,28). De grootste materiële schadepost (€ 50.000,00) ziet op toekomstige schade wegens het verlies van arbeidsvermogen.
Verder heeft [benadeelde partij] aanvankelijk een bedrag van € 12.500,00 ter vergoeding van immateriële schade gevorderd, bestaande uit de psychische schade die hij heeft opgelopen als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. Ter terechtzitting heeft mr. G.S. Jongstra, namens [benadeelde partij] , de vordering bijgesteld naar een bedrag van € 10.000,00, omdat er in de reeds behandelde zaak van medeverdachte [medeverdachte 3] op basis van de voorschotregeling al een bedrag van € 2.500,00 aan [benadeelde partij] is betaald.
Tot slot heeft [benadeelde partij] gevorderd om de schadevergoeding hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [benadeelde partij] in haar geheel kan worden toegewezen, met uitzondering van de materiële schadepost die ziet op vergoeding van de toekomstige schade. [benadeelde partij] moet niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van dat gedeelte van de vordering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de schadevergoeding hoofdelijk toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de vordering van [benadeelde partij] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat hij heeft geconcludeerd tot integrale vrijspraak.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De raadsman van verdachte heeft het gevorderde bedrag aan materiële schade ter terechtzitting niet betwist. De rechtbank stelt vast dat aan [benadeelde partij] als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Hij heeft de door hem geleden schade voldoende onderbouwd, daarom zal de vordering worden toegewezen, met uitzondering van de toekomstige schade wegens het verlies van arbeidsvermogen. Deze schade is onvoldoende onderbouwd. [benadeelde partij] zal in dit deel van zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
Het gevorderde bedrag aan immateriële schade is ter terechtzitting eveneens niet betwist. De vordering is goed onderbouwd en niet onrechtmatig of ongegrond. De rechtbank wijst dit bedrag daarom in zijn geheel toe.
Het totaal toe te wijzen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 31 juli 2023.
Hoofdelijkheid
De betalingsverplichting wordt hoofdelijk opgelegd aan verdachte en zijn mededaders, omdat verdachte de bewezenverklaarde feiten samen met hen heeft gepleegd. Verdachte en zijn mededaders zijn ieder afzonderlijk verplicht om de toegewezen bedragen aan vergoeding van materiële en immateriële schade aan [benadeelde partij] te betalen, behalve voor zover een van de anderen al heeft betaald.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [benadeelde partij] wordt, als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, zodat hij de schadevergoeding niet zelf hoeft te innen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 57, 138ab, 282, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van computervredebreuk
ten aanzien van feit 4:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 4º en 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheden
ten aanzien van feit 5:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Verklaart verbeurd:
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023173119-G6379815, zwart, merk: Apple iPhone).
Gelast de teruggave aan verdachte, [verdachte] ,van:
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023173119-G6398152, Geel, merk: Apple iPhone);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023173119-G6398154, Zwart, merk: Apple iPhone).
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij] , toe tot een bedrag van
€ 26.074,18 (zesentwintigduizend vierenzeventig euro en achttien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 juli 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit
€ 16.074,18 (zestienduizend vierenzeventig euro en achttien eurocent)aan vergoeding van materiële schade en
€ 10.000,00 (tienduizend euro)aan vergoeding van immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van voornoemd toegewezen bedrag aan de benadeelde partij [benadeelde partij] , behalve voor zover de betaling al door of namens zijn mededaders is voldaan.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige
niet-ontvankelijkin zijn vordering tot materiële schadevergoeding.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de staat
€ 26.074,18 (zesentwintigduizend vierenzeventig euro en achttien eurocent)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 juli 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover de betaling al door of namens zijn mededaders is voldaan. Bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 165 dagen gijzeling. De toepassing van deze gijzeling heft de voornoemde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of zijn mededaders aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.R.J. van Wel, voorzitter,
mrs. C. Wildeman en T. van den Bergh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Pont, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 september 2025.
[.]

[.]

[.]

[.]

[.]

[.]

[.]

[.]

[.]

[.]

[.]

[.]

[.]

Voetnoten

2.Hoewel in de tenlastelegging staat dat verdachte [benadeelde partij] heeft gedwongen tot afgifte van de toegangscode van de iPhone en toegangscodes voor internetbankieren, begrijpt de rechtbank dat wordt bedoeld dat verdachte [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de ter beschikking stelling van voornoemde toegangscodes.
3.De rechtbank begrijpt dat daarmee de foto op pagina 2021 van het proces-verbaal aanvullend persoonsdossier [medeverdachte 2] wordt bedoeld.
4.De rechtbank begrijpt dat daarmee de foto op pagina 2023 van het proces-verbaal aanvullend persoonsdossier [medeverdachte 2] wordt bedoeld.
5.De rechtbank begrijpt dat daarmee de foto op pagina 1034 van het proces-verbaal aanvullend persoonsdossier [medeverdachte 1] , wordt bedoeld.