ECLI:NL:RBAMS:2025:7227

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
11598657/ CV 25-4442
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis over de uitleg van een overeenkomst inzake stucwerk en de vraag of stucwerk inclusief raampartijen moet worden afgerekend

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 september 2025 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen [eiser], een stukadoor, en WJ Projects B.V., een aannemer. Het geschil betreft de uitleg van een overeenkomst over stucwerk aan de buitenkant van een pand. [eiser] vordert betaling van € 25.000,00 voor verrichte werkzaamheden, terwijl WJ Projects zich beroept op verrekening van schadevergoeding voor herstel- en schoonmaakkosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kern van het geschil draait om de vraag of het stucwerk inclusief raampartijen moet worden gemeten en afgerekend. De rechtbank heeft [eiser] in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren dat in eerdere projecten met WJ Projects het stucwerk inclusief raampartijen is gemeten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat WJ Projects niet kan verweren op basis van verrekening, omdat er geen ingebrekestelling heeft plaatsgevonden. De zaak is aangehouden voor bewijslevering door [eiser].

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11598657 \ CV EXPL 25-4442
Vonnis van 26 september 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
WJ PROJECTS B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: WJ Projects,
gemachtigde: mr. P. Schotman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 februari 2025, met producties,
- het herstelexploot van 3 maart 2025,
- de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie, met producties,
- het tussenvonnis van 12 juni 2025, waarin is bepaald dat een mondelinge behandeling zal plaatsvinden,
- de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie, met een productie,
- de mondelinge behandeling van 28 augustus 2025, waarbij door mr. Schotman spreekaantekeningen zijn overgelegd en waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een eenmanszaak onder de naam [naam eenmanszaak] . [eiser] heeft als onderaannemer en stukadoor werkzaamheden verricht voor WJ Projects. Het ging om stucwerk aan de buitenkant van een pand te Ede. [naam] was de uitvoerder van WJ Projects op dat project.
2.2.
Voordat de opdracht werd verstrekt heeft [naam] aan [eiser] het pand laten zien. Daarna heeft [eiser] op 16 februari 2014 een e-mail aan WJ Projects toegezonden, waarin staat dat de totale oppervlakte van de klus in Ede 476,50 m2 bedraagt. Daarop heeft WJ Projects niet gereageerd.
2.3.
Op 29 maart 2024 heeft WJ Projects aan [eiser] een ‘Onder-aannemingsovereenkomst en opdrachtbevestiging’ gestuurd. Daarin is een vaste prijs van € 85,-per m2 opgenomen. In aanvulling daarop is vermeld:
‘Deze overeenkomst geldt voor ;
Buiten stucwerk: Knauf sm700
Plastic hoekprofiel speciaal voor buiten stucwerk.
Verstevigingsweefsel
Primer’
2.4.
Op 18 september 2024 heeft WJ Projects aan [eiser] een Whatsappbericht gestuurd met de volgende inhoud:
‘Kom je nog een keer alles schoonmaken en je werk afmaken’
2.5.
Hierop heeft [eiser] als volgt gereageerd, voor zover van belang:
’Ik ben bereid om alles nog te doen, maar Ik heb nog steeds niet het overeengekomen bedrag ontvangen, waardoor ik geen materiaal kan kopen. (..)’

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert na eisvermindering ter zitting – samengevat – veroordeling van WJ Projects tot betaling van € 25.000,00 en de proceskosten waaronder de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [eiser] heeft werkzaamheden verricht voor WJ Projects en in verband daarmee facturen gestuurd van in totaal € 42.181,25. Het ging om 476,50 m2 stucwerk tegen een uurtarief van € 85,- per m2. Totaal komt dat neer op het genoemde bedrag van € 42.181,25 (btw verlegd). Er is slechts € 12.580,- betaald, zodat er nog € 29.601,25 open staat. [eiser] beperkt zijn vordering tot € 25.000,-.
3.3.
WJ Projects voert verweer. [eiser] heeft bij het opmeten van het aantal m2 ten onrechte alle raampartijen meegerekend, terwijl dat geenszins gebruikelijk is. Er is een prijs per m2 overeengekomen, maar geen aantal m2. Feitelijk gaat het om 278 m2, zodat € 23.630,- is verschuldigd voor het stucwerk, waarvan € 12.580,- is betaald. Het stucwerk was echter niet overal goed en ook was er niet goed schoongemaakt. Daarom heeft WJ Projects tegenvorderingen van € 8.816,- als schadevergoeding voor herstel- en schoonmaakkosten. WJ Projects beroept zich op verrekening.
in reconventie
3.4.
Voor het geval het verrekeningsverweer in conventie niet wordt toegestaan, vordert WJ Projects in voorwaardelijke reconventie – samengevat – dat [eiser] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 8.816,- aan schadevergoeding voor herstel- en schoonmaakkosten.
3.5.
[eiser] voert verweer. Hij voert onder meer aan dat hij niet in verzuim is, omdat er nooit een ingebrekestelling is verstuurd.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Dit geschil gaat over stucwerk. Kern van het geschil is wat partijen zijn overeengekomen over de omvang van het werk, althans de manier van opmeten daarvan.
4.2.
Volgens [eiser] moet worden uitgegaan van het oppervlak van de gestucte gevels inclusief de raampartijen. Dit is 496,25 m2, namelijk de initiële opdracht van 476,25 m2 en daarnaast 19,75 m2 aan meerwerk. Het stucen van wanden met raampartijen brengt veel meer werk met zich mee dan het stucen van rechte stukken muur, omdat er dan hoeken in het stucwerk zitten. Het meerekenen van de raampartijen vormt een compensatie daarvoor.
Volgens WJ Projects moet daarentegen alleen worden afgerekend over het daadwerkelijk gestucte oppervlak van 278 m2, exclusief de raampartijen. In de overeenkomst is alleen een vaste prijs per m2 opgenomen. Er is niets afgesproken over het totaal aan m2 waarover moest worden afgerekend. Facturatie diende plaats te vinden naar rato van de werkzaamheden en moest vooraf ter goedkeuring aan [naam] worden voorgelegd.
4.3.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de discussie alleen gaat over de vraag hoe er gemeten moet worden, inclusief of exclusief raampartijen. Niet in geschil is dat het gaat om 496,25 m2 inclusief raampartijen of 278 m2 exclusief de raampartijen.
4.4.
De vraag wat partijen zijn overeengekomen moet worden beantwoord aan de hand van de zogenoemde Haviltex-maatstaf. Het komt daarbij aan op de zin die betrokkenen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.5.
Aan zijn stelling dat (initieel) 476 m2 is overeengekomen legt [eiser] ten grondslag dat hij het aantal meters vooraf heeft opgegeven in zijn e-mail van 16 februari 2024. Verder heeft [eiser] in opdracht van WJ Projects eerder stucwerk verricht bij andere projecten waarbij hij het aantal m2 op dezelfde wijze heeft gemeten (gevel inclusief ramen) en er ook op die basis is gefactureerd en betaald. Deze wijze van meten is ook gebruikelijk in de branche. Alles aldus [eiser] .
4.6.
Het laatste argument heeft WJ Projects gemotiveerd weersproken. Zij heeft als voorbeelden enkele websites van stukadoors genoemd en er verder op gewezen dat uit de meetmethode conform NEN 3699 volgt dat buitenwandopeningen niet meetellen bij de berekening van het aantal vierkante meters. Dit is door [eiser] niet nader weersproken, zodat dit argument verder geen gewicht in de schaal legt.
4.7.
Voor de andere argumenten van [eiser] geldt het volgende. De rechtbank acht de wijze van het berekenen van de oppervlakte van de gevel bij eerder werk van [eiser] voor WJ Projects van belang voor de beoordeling van de vraag wat partijen zijn overeengekomen. Als zoals [eiser] stelt op eerdere projecten het aantal m2 inderdaad is gemeten en afgerekend inclusief de raampartijen dan pleit dit voor de stelling van [eiser] dat hij erop mocht vertrouwen dat in het project te Ede op dezelfde wijze zou worden afgerekend. Hierbij is ook van belang dat [eiser] op 16 februari 2024 een e-mail heeft gestuurd waarin hij heeft aangegeven dat het ging om 476 m2, terwijl het evident is dat het genoemde aantal m2 veel meer m2 is dan de oppervlakte van de gevel zonder de raampartijen.
Gelet op de betwisting door WJ Projects van de door [eiser] gestelde inhoud van de overeenkomst en gang van zaken in eerdere projecten, wordt [eiser] in de gelegenheid gesteld (ter onderbouwing van de door hem gestelde uitleg van de overeenkomst) te bewijzen dat in eerdere projecten van [eiser] voor WJ Projects het stucwerk is gemeten en afgerekend inclusief raampartijen.
4.8.
[eiser] kan bewijs leveren door getuigen te laten horen. Ook kan hij bewijs leveren door bewijsstukken over te leggen en/of door andere bewijsmiddelen. De kantonrechter zal de zaak naar de rol van
vrijdag 24 oktober 2025verwijzen zodat hij zich hierover kan uitlaten.
4.9.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de kantonrechter te worden opgegeven.
4.10.
Partijen moeten er rekening mee houden dat de kantonrechter aansluitend aan een getuigenverhoor een mondelinge behandeling kan houden om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun standpunten nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
4.11.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. Wel gaat de rechtbank alvast in op het verrekeningsverweer van WJ Projects.
4.12.
WJ Projects wil verrekenen met schade die zij stelt te hebben geleden, omdat er nog herstelwerk nodig was en er niet goed zou zijn schoongemaakt. [eiser] betwist dat hij is tekortgeschoten, maar ongeacht de vraag of dit al dan niet het geval is kan het beroep op verrekening niet slagen. Om aanspraak te kunnen maken op schadevergoeding is namelijk nodig dat [eiser] in verzuim is geraakt en daarvan is volgens hem niet gebleken.
4.13.
[eiser] heeft terecht aangevoerd dat hij niet door WJ Projects in gebreke is gesteld. Zonder ingebrekestelling treedt in beginsel geen verzuim in. Een ingebrekestelling is een schriftelijke aanmaning waarin een laatste termijn voor (deugdelijke) nakoming wordt gegeven zonder dat sprake is van een tekortkoming (een laatste waarschuwing). Het Whatsappbericht van 18 september 2024, waar WJ Projects zich op beroept, bevat geen termijn en maakt evenmin duidelijk wat precies er nog moet gebeuren. Het bericht van 18 september 2024 voldoet dan ook niet aan de voorwaarden van een ingebrekestelling.
Ten slotte kan de reactie van [eiser] op dat bericht (zie 2.5), anders dan WJ Projects heeft gesuggereerd, niet worden opgevat als een mededeling waaruit kon worden afgeleid dat [eiser] (zonder meer) zou tekortschieten.
4.14.
De conclusie is dat geen beroep op verrekening kan worden gedaan. Als [eiser] slaagt in zijn bewijsopdracht én dit er vervolgens ook toe zou leiden dat de uitleg van [eiser] moet worden gevolgd, zou over 496,25 m2 moeten worden afgerekend met dien verstande dat reeds een betaling van € 12.580,- is gedaan en de vordering is beperkt tot € 25.000,-. Dat zou leiden tot een toewijsbaar bedrag van € 496,25 m2 x € 85,- = € 42.181,25, minus de betaling van € 12.580,- is € 29.601,25, welk bedrag wordt beperkt tot € 25.000,-.
Als [eiser] niet slaagt in zijn bewijsopdracht en zijn uitleg niet wordt gevolgd, moet over 278 m2 worden afgerekend. In dat geval is toewijsbaar 278 m2 x € 85,- = € 23.630,-, minus de betaling van € 12.580,- is € 11.050,-.
in voorwaardelijke reconventie
4.15.
Omdat het beroep op verrekening wordt afgewezen, is voldaan aan de voorwaarde voor de voorwaardelijke vordering in reconventie. Uit hetgeen in conventie onder 4.11 is overwogen volgt echter dat de vordering tot vergoeding van schadevergoeding niet toewijsbaar is. In het eindvonnis zal de vordering dan ook worden afgewezen.
4.16.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
draagt [eiser] te bewijzen dat in eerdere projecten van [eiser] voor WJ Projects het stuucwerk is gemeten en afgerekend inclusief raampartijen,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
vrijdag 24 oktober 2025voor uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als [eiser] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat, als [eiser]
getuigenwil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden november 2025 tot en met januari 2026 dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. L. Voetelink, in het gerechtsgebouw te Amsterdam, Parnassusweg 280,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.8.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Voetelink, bijgestaan door mr. K.E. Beerlage, en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2025.