ECLI:NL:RBAMS:2025:7242

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
13-085294-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal met valse sleutels, veroordeling voor bedreiging en vernieling met psychische overwegingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging en vernieling, alsook van diefstal met valse sleutels. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal met valse sleutels, omdat er onvoldoende bewijs was om deze beschuldiging te ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat de herkenning van de verdachte op camerabeelden niet overtuigend genoeg was, gezien de twijfels die naar voren kwamen over de overeenkomsten tussen de kleding van de verdachte en de persoon op de beelden.

Wat betreft de bedreiging en vernieling, heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte op 17 maart 2025 in Amsterdam met een hakbijl achter kinderen aanfietste, wat hen in paniek deed wegrennen. Dit gedrag werd als bedreigend ervaren, ook al was er geen formele aangifte gedaan. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden zodanig waren dat er bij de kinderen redelijke vrees kon ontstaan voor hun veiligheid. De vernieling van glazen vensters werd bewezen op basis van getuigenverklaringen en de aangifte van de benadeelde partij.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die aanwijzingen vertoonde van psychotische klachten. Ondanks deze klachten oordeelde de rechtbank dat de verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar was en dat hij verantwoordelijk gehouden kon worden voor zijn daden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 141 dagen, gelijk aan de duur van zijn voorlopige hechtenis, en het voorwerp dat bij de bedreiging was gebruikt, werd verbeurd verklaard. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de diefstal.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13-085294-25 en 13-063009-25 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering tenuitvoerlegging: 13-191555-22
Datum uitspraak: 5 augustus 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1983,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier ten lande,
naar eigen zeggen ingeschreven op het adres [adres 1] ,
nu verblijvende in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 juli 2025.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid. Tevens is aan de orde de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-191555-22.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J. El Haddouchi, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van het verzoekschrift zorgmachtiging van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn civiele raadsman, mr. J.F. van der Brugge, hierover naar voren hebben gebracht. Hetgeen betrekking heeft op het verzoekschrift zorgmachtiging wordt in een afzonderlijke beslissing opgenomen.
De rechtbank heeft mevrouw E. Verkruijssen , psychiater GGZ en zorgverantwoordelijke, ter terechtzitting gehoord.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan verdacht dat
In zaak A
1
hij op of omstreeks 17 maart 2025 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, onbekend gebleven personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een slagersmes/bijl te tonen en (schreeuwend) achter die personen aan te rennen/lopen en/of fietsen;
(
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 17 maart 2025 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk (een) glazen venster(s) en/of lamellen, in elk geval enige goederen, die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
In zaak B:
hij op of omstreeks 10 januari 2025 te Amsterdam, althans in Nederland, één of meerdere geldbedrag(en)(circa €135,90), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van de pincode(s) en/of pinpas(sen), althans van de bankrekening(en), van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door één of meer contactloze betalingen ter verrichten met voornoemde pinpassen;
(
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
3.1.1.
vrijspraak diefstal met valse sleutels (zaak B)
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de diefstal met valse sleutels. Er zijn weliswaar twee verbalisanten die verdachte hebben herkend op de stills van de camerabeelden, maar daar tegenover staat het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] , die verdachte op 18 februari 2025 heeft gehoord. Deze verbalisant stelt dat hij tijdens het verhoor zag dat verdachte een soortgelijke jas droeg als de persoon op de camerabeelden. Deze jas had dezelfde kleur, dezelfde lengte en was ook gewatteerd, maar de jas van verdachte was van het merk Canada Goose US en de jas van de persoon op de beelden een jas van Parajumpers. Ook ziet verbalisant dat het gezicht van verdachte meer ingevallen is dan het gezicht van de persoon op de beelden. Dit laat ruimte voor twijfel dat verdachte de persoon is die op de camerabeelden is te zien. Omdat men voorzichtig moet omgaan met het gebruik van herkenningen voor zover het bewijs hier in zwaarwegende zin op steunt en er ook sprake is van twijfel, is de officier van justitie van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit.
3.1.2.
bedreiging en vernieling (zaak A)
De officier van justitie vindt dat deze feiten kunnen worden bewezen.
Feit 1, Bedreiging
Verdachte is al schreeuwend met een hakbijl in zijn hand achter kinderen aangefietst. Deze zijn volgens getuigen in paniek weggerend. Een andere getuige heeft waargenomen dat een man een voorwerp in de bosjes had verstopt. Ter plaatse in die bosjes treffen verbalisanten een hakbijl aan. Dat verdachte schreeuwend en met een mes/hakbijl in zijn hand achter kinderen aan fietst zijn omstandigheden die in het algemeen een redelijke angst bij de kinderen hebben kunnen oproepen. Er is sprake van een strafrechtelijke bedreiging, ook al is er geen aangifte.
Feit 2, Vernieling
De vernieling kan worden bewezen op grond van de aangifte, de verklaring van vader en de verklaring van de zus van verdachte, die verklaart dat moeder heeft gezien dat verdachte de glazen plaatjes heeft vernield met de hakbijl.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
3.2.1.
vrijspraak diefstal met valse sleutels (zaak B)
De raadsman verzoekt verdachte vrij te spreken van dit feit. Naast de herkenning is er het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] , die aangeeft dat de jas van verdachte een Canada Goosejas is en niet een Parajumper. Ook merkt hij op dat verdachte een meer ingevallen gezicht heeft dan de verdachte op de beelden. Daarnaast heeft verdachte ook geen reden om te stelen, omdat hij een uitkering heeft waar hij van kan rondkomen.
3.2.2.
vrijspraak bedreiging (feit 1 zaak A)
De raadsman verzoekt verdachte ook vrij te spreken van de bedreiging. Ook al zou verdachte met een mes in zijn hand hebben gefietst, dan nog is dit geen bedreiging die zo reëel was dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan op de dood dan wel op zware mishandeling. Daarbij komt dat verdachte in een taal schreeuwde die men niet verstond, zodat niet kan worden vastgesteld dat het om bedreigende woorden ging. Bovendien zijn er geen aangiftes waaruit zou blijken dat iemand zich bedreigd heeft gevoeld. Kortom, er is onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring van bedreiging te komen.
3.2.3.
vrijspraak vernieling (feit 2 zaak A)
Ook van dit feit dient verdachte te worden vrijgesproken wegens onvoldoende dan wel tegenstrijdig bewijs. Enerzijds geeft de vader aan dat verdachte het glas met opzet heeft vernield, anderzijds zegt de zus van verdachte dat vader het niet gezien kan hebben, maar dat moeder de vernieling heeft gezien.
Verdachte ontkent de opzet op het breken van het glas.
Subsidiair verklaart de raadsman dat verdachte wegens zijn psychische stoornis volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard, zodat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van de diefstal met valse sleutel (zaak B)
De rechtbank acht niet bewezen wat in zaak B is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3.3.2.
Bewijsoverweging ten aanzien van de bedreiging (zaak A feit 1)
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat niet gebleken is dat er een situatie was waarbij er bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan op de dood dan wel zware mishandeling. Er zijn geen aangiftes waaruit blijkt dat iemand zich bedreigd heeft gevoeld.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor veroordeling ter zake van bedreiging vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd bedreigd ook zou worden gepleegd. Het is niet vereist dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat werkelijk vrees is opgewekt. Wel moet de bedreiging van dien aard zijn en onder zulke omstandigheden zijn gedaan dat deze in het algemeen een dergelijke vrees kon opwekken.
Uit de verklaringen van twee getuigen valt op te maken dat verdachte op de fiets, al schreeuwend en zwaaiend met een mes/hakbijl in zijn hand in de buurt van een basisschool fietste. Eén van hen verklaarde dat verdachte achter wegrennende kinderen aan fietste en dat de kinderen in paniek waren.
De rechtbank is van oordeel dat als een (al dan niet onsamenhangend) schreeuwende man, met een hakbijl zichtbaar in zijn hand, op een fiets achter wegrennende kinderen aanfietst en daarbij zwaait met die hakbijl, dit naar zijn aard bedreigend is. De algemene indruk die door de handelingen bij een op deze manier achtervolgd kind wordt gewekt is dat de man die hem of haar achtervolgt boos is en met die hakbijl wil slaan. Het feit dat niet werd verstaan wat er werd geschreeuwd doet aan die algemene indruk niet af.
De rechtbank is van oordeel dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd bedreigd ook zou worden gepleegd. Dat dit gedrag als bedreigend is ervaren blijkt ook uit het feit dat de politie meteen diverse meldingen kreeg.
Dat de kinderen zelf geen aangifte hebben gedaan van bedreiging, doet hier niet aan af. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
3.3.3.
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen in het dossier van oordeel dat zowel de bedreiging als de vernieling kunnen worden bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Zaak A feit 1
op 17 maart 2025 te Amsterdam, onbekend gebleven personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een slagersbijl te tonen en (schreeuwend) achter die personen aan te fietsen;
zaak A feit 2
op 17 maart 2025 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk glazen vensters en/of lamellen, die aan [bedrijf] toebehoorden heeft vernield.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

De raadsman heeft in tweede instantie bepleit dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij ontoerekeningsvatbaar is in verband met een psychische stoornis.
Uitgangspunt is dat elke dader verantwoordelijk kan worden gehouden voor het door hem gepleegde strafbare feit. Hierop wordt slechts een uitzondering gemaakt indien de rechtbank oordeelt dat het feit niet of niet volledig kan worden toegerekend.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van verdachte kennis genomen van het consult rechtspleging van 21 maart 2025, opgesteld door M. Hendriks , psychiater, en het reclasseringsadvies van 20 maart 2025, opgesteld door [reclasseringsmedewerker] .
Uit het verslag van het psychiatrisch voorgeleidingsconsult van 21 maart 2025 komt, kort en zakelijk weergegeven, onder meer het volgende naar voren.
Bij verdachte zijn aanwijzingen voor chronische, al jaren bestaande psychotische klachten met voornamelijk wanen, zonder dat er ten tijde van het consult sprake is van duidelijke desorganisatie of hallucinaties. Tevens zijn er aanwijzingen voor middelenproblematiek met mogelijk een interactie met de psychotische klachten. Het ziektebesef en inzicht is gestoord.
Er zijn aanwijzingen voor een psychotische ontregeling, mogelijk met een verband met het tenlastegelegde. Er wordt een monopsychiatrisch onderzoek geadviseerd.
De rechtbank neemt deze bevinden en conclusies over en maakt die tot de hare.
Verdachte heeft vervolgens niet mee willen werken aan het geadviseerde psychiatrische onderzoek. Derhalve beschikt de rechtbank niet over een deskundig advies ten aanzien van de (mate van) toerekenbaarheid.
De rechtbank ziet in bovenstaande bevindingen uit het consult, in de zorgen over de psychische gesteldheid van verdachte zoals die door de reclassering zijn geuit, in de aard van de strafbare feiten en in de bevindingen van de politie in het contact met de familie van verdachte, sterke aanwijzingen voor de mogelijkheid dat verdachte ten tijde van de gepleegde feiten psychotisch was.
Ook indien er sprake zou zijn geweest van een psychose/psychische stoornis bij verdachte ten tijde van het plegen van de feiten (al dan niet uitgelokt door het gebruik van verdovende middelen) rest nog steeds de vraag of die psychose zodanig was dat de keuzevrijheid van verdachte ten tijde van de feiten zodanig was aangetast dat het bewezenverklaarde niet kan worden toegerekend. Daarvan is onvoldoende gebleken.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
De rechtbank verwerpt het verweer.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 141 dagen, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat als de rechtbank tot een veroordeling komt, een straf overeenkomstig de duur van de voorlopige hechtenis volstaat.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en vernieling. Hij is al schreeuwend en zwaaiend met een hakbijl achter kinderen aangefietst, die in paniek voor hem wegrenden. Verdachte heeft met dit gedrag een intimiderende situatie geschapen, waarbij hij met name kinderen angst heeft aangejaagd maar ook de toevallige getuigen. Dit gebeurde op de openbare weg. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van bedreiging nog lang last kunnen hebben van angstgevoelens, maar ook dat bedreigingen die op de openbare weg plaatshebben gevoelens van onveiligheid bij anderen teweeg kunnen brengen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van glazen ramen/panelen van het pand waar zijn ouders wonen. Verdachte laat hiermee zien dat hij geen respect heeft voor de eigendommen van anderen.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 4 juli 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake vernieling.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het consult rechtspleging van 21 maart 2025, opgesteld door M. Hendriks , psychiater, en het reclasseringsadvies van 20 maart 2025, opgesteld door [reclasseringsmedewerker] .
In het consult rechtspleging valt het volgende te lezen.
Er zijn aanwijzingen voor chronische, al jaren bestaande psychotische klachten met voornamelijk wanen zonder dat er op dit moment sprake is van duidelijke desorganisatie of hallucinaties. Er zijn aanwijzingen voor middelenproblematiek met mogelijk een interactie met psychotische klachten.
Er zijn aanwijzingen voor een psychotische ontregeling, mogelijk met een verband met het tenlastegelegde, aanwijzingen voor middelengebruik en een ernstige verdenking.
Uit het reclasseringsadvies komt naar voren dat er bij de reclassering grote zorgen zijn om de psychische gesteldheid van verdachte. Verdachte zou drie jaar geleden bij de [kliniek] in beeld zijn geweest. Zijn huidige psychische toestandsbeeld wordt als risicofactor gezien en staat in direct verband met de tenlastelegging. De kans op recidive en letselschade wordt als hoog ingeschat.
Tot slot heeft de rechtbank bij het bepalen van (de duur van) de op te leggen straf rekening gehouden met de omstandigheid dat aan verdachte in de zaak met rekestnummer
C/13/771931/FA RK 25/5016, welk rekest tegelijkertijd met de onderhavige strafzaak is behandeld, een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg (Wfz) is verleend.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank heeft gelet op het verzoek om een zorgmachtiging ambtshalve kennis kunnen nemen van de medische verklaring in dat dossier. Zij acht voldoende aannemelijk dat verdachte ten tijde van de gepleegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar was.
De straf
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte zorg nodig heeft. De rechtbank zal verdachte daarom een gevangenisstraf opleggen overeenkomstig de duur van de voorlopige hechtenis. Deze straf is passend en geboden, gezien de ernst van de feiten en de hoge kans op recidive.

8.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
Een slagershakmes, goednummer BZAL1967
Verbeurdverklaring
Het voorwerp is door verdachte uit de woning meegenomen. Nu met behulp van dit voorwerp het in zaak A onder 1 bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurd verklaard.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen

9.1.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 982,85 aan vergoeding van materiële schade en € 112,64 aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede € 252,10 aan overige proceskosten.
De rechtbank begrijpt uit de omschrijving van de proceskosten dat deze omvatten de aanschaf van een nieuw rijbewijs en het eigen risico van de werklaptop en werktelefoon. De rechtbank zal deze kosten beschouwen als materiële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte ten aanzien van zaak B is vrijgesproken en hem hiervoor geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
9.2.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 1.592,78 aan vergoeding van materiële schade en € 112,48 aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte ten aanzien van zaak B is vrijgesproken en hem hiervoor geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 2 juli 2025 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13.191555.22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 27 oktober 2023 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
10.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank de vordering af te wijzen nu een toewijzing op dit moment niet in het belang van verdachte is.
10.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt primair de officier van justitie niet ontvankelijk te verklaren dan wel de vordering af te wijzen gelet op het vrijspraak- c.q. ovar-verweer.
Subsidiair is gebleken dat verdachte arbeidsongeschikt is, zodat het uitvoeren van een taakstraf niet mogelijk is.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf afwijzen omdat dit op dit moment niet in het belang van verdachte noch in het belang van de maatschappij is.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 285, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder zaak B ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A feiten 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A
Feit 1
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling
Feit 2
Vernieling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
141 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslag
Verklaart verbeurd:
Een slagwapen, te weten een slagershakmes, goednummer BZAJ1967
Benadeelde partijen
Verklaart
[slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Verklaart
[slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Vordering tenuitvoerlegging
Wijst de vorderingtot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13.191555.22
af.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 augustus 2025.
[…]