ECLI:NL:RBAMS:2025:7275

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
13-026019-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het voorhanden hebben van een omgebouwd vuurwapen met munitie

Op 14 augustus 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een omgebouwd alarmpistool met munitie. De verdachte, geboren in 1999, werd op 24 januari 2025 aangehouden nadat hij aan een politieagent had verklaard een vuurwapen bij zich te dragen. Tijdens de aanhouding werd een geladen vuurwapen aangetroffen in zijn broek, dat als een vuurwapen in de zin van de Wet wapens en munitie werd gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit bewezen kon worden op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank besloot tot een taakstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de psychische problemen van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering, die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onwenselijk achtte. De verdachte kreeg bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling voor zijn psychische klachten en verslavingsproblematiek. Het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-026019-25
Datum uitspraak: 14 augustus 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1999 in [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Pieplenbosch, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M. Goedhart, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er kort gezegd van beschuldigd dat hij op 24 januari 2025 in Amsterdam een omgebouwd (geladen) alarmpistool met munitie voorhanden heeft gehad.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht, en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie vindt dat het ten laste gelegde kan worden bewezen aan de hand van de bewijsmiddelen in het dossier.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben ten aanzien van het ten laste gelegde.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is - gelet op de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte - van oordeel dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezen.
Verdachte heeft op 24 januari 2025 aan een politieagent verklaard dat hij een vuurwapen bij zich droeg. Hierop is hij aangehouden. Tijdens zijn aanhouding werd daadwerkelijk een vuurwapen aangetroffen in de broek van verdachte.
Het wapen is vervolgens in beslag genomen en onderzocht. In het wapen waren drie patronen aanwezig, waarvan één in de loop van het vuurwapen. Het vuurwapen was doorgeladen en voor onmiddellijk gebruik gereed. Uit het vuurwapenonderzoek is verder gebleken dat het wapen een omgebouwd gas- en alarmpistool is, waar kogels mee kunnen worden afgeschoten. Het wapen is daarom een vuurwapen in de zin van categorie III WWM. De patronen zijn munitie in de zin van categorie III WWM. De rechtbank acht het voorhanden hebben van het wapen en de munitie dan ook bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvan dit vonnis opgesomde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 24 januari 2025 te Amsterdam, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- een (geladen) (naar scherp schietend omgebouwd) vuurwapen, te weten een omgebouwd alarmpistool, van het merk Bruni (BBM), model 315 auto, kaliber 8 mm PAK zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
- munitie van categorie III, te weten patronen, kaliber 8mm knal voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte wordt opgeheven.
De officier van justitie heeft daarbij aansluiting gezocht bij voor deze feiten geldende richtlijnen en soortgelijke casuïstiek en heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat ermee rekening moet worden gehouden dat verdachte het wapen heeft gekocht ten tijde van een psychose en dat hij ervan uitging dat het een alarmpistool was. Voor een alarmpistool gelden andere – lagere – straffen gelet op de oriëntatiepunten van Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Verder heeft de verdediging gesteld dat rekening moet worden gehouden met het uittreksel Justitiële Documentatie waaruit volgt dat verdachte niet eerder voor wapenbezit is veroordeeld. De verdediging heeft verzocht om te volstaan met een taakstraf, deels voorwaardelijk. De verdediging vindt het opleggen van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden wenselijk. Als de rechtbank zou besluiten een gevangenisstraf op te leggen, dan vindt de verdediging een voorwaardelijke gevangenisstraf passend.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank vindt het zeer zorgelijk dat verdachte beschikking had over een vuurwapen. Daar komt bij dat verdachte het wapen bij zich droeg op straat, terwijl dat wapen doorgeladen was en voor onmiddellijk gebruik gereed was. Het bij je dragen van een dergelijk (doorgeladen) wapen vergroot de kans dat het daadwerkelijk gebruikt gaat worden en brengt dus een groot risico voor de veiligheid van personen met zich. Dit alles rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Aan de andere kant houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit de reclasseringsrapportages zijn gebleken. Daaruit komt naar voren dat de reclassering een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onwenselijk acht, omdat dit de lopende behandel- en begeleidingstrajecten van de verdachte zal doorkruisen. Verdachte kampt namelijk met psychische problemen welke samenhangen met middelenmisbruik, waarvoor hij reeds in behandeling is bij Altrecht en Jellinek. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • Meldplicht bij reclassering
  • Ambulante behandeling
  • Dagbesteding
  • Meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank neemt dit advies van de reclassering over.
Alles overwegende zal de rechtbank een taakstraf van 120 uur opleggen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank legt de verdachte daarnaast zes maanden gevangenisstraf voorwaardelijk op, en verbindt daaraan een proeftijd van twee jaar. Dat moet verdachte ervan weerhouden opnieuw verkeerde beslissingen te nemen. Omdat de rechtbank van oordeel is dat de psychische en verslavingsproblematiek van verdachte zorgelijk is, zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden die zijn geadviseerd opleggen.
De rechtbank zal het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 55 van de Wet Wapens en Munitie.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
-
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
-
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar en verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
120 (honderdtwintig)
uren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering wordt gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet (naar behoren) verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 (zestig) dagen.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Inforsa Reclassering Utrecht op het adres [adres 2] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Veroordeelde laat zich voor psychische klachten behandelen door Altrecht of een soortgelijke zorgverlener, en voor verslavingsbehandeling bij Jellinek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol, drugs en medicatie om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan GGZ Reclassering Inforsa Utrecht tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft ophet - geschorste -
bevel tot voorlopige hechtenisvan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mr. C.J.M. in ‘t Veld-Vernooij en mr. J.H.C. van der Roest, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 augustus 2025.
[...]