Uitspraak
1.De procedure
- het proces-verbaal van de rolzitting van 2 mei 2025 en de daarbij overgelegde conclusie van antwoord, waarbij [gedaagde] in de gelegenheid is gesteld een aanvullend antwoord in te dienen;
- het instructievonnis van 13 juni 2025, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de dagbepaling van de mondelinge behandeling;
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
de ongeschiktheid van de woning voor bewoning door meer dan het genoemde aantal bewoners en met de geldende regelgeving, waaronder die met betrekking tot brandveiligheidseisen en die met betrekking tot het zogenaamde woningdelenbeleid van de gemeente waarin het gehuurde is gelegen”.Dat maximaal aantal bewoners is blijkens artikel 2.5 van de huurovereenkomst vier. [gedaagde] heeft daartegenover aangevoerd dat er op dit moment weliswaar een vergunning is waaruit blijkt dat de woning door maximaal vier bewoners mag worden gebruikt, maar dat hij een vergunning voor bewoning door vijf personen gaat aanvragen en de gemeente hem heeft laten weten dat in de tussentijd vermoedelijk niet zal worden gehandhaafd. Ter zitting is gebleken dat [gedaagde] nog geen vergunning voor bewoning door vijf personen heeft aangevraagd. Hetgeen [gedaagde] aanvoert neemt echter niet weg dat uit de in de considerans en artikel 2.5 van de overeenkomst benoemde beperkingen in combinatie met de bestaande vergunning voor bewoning door maximaal vier personen volgt dat [eiser] ervan uit mocht gaan dat er niet meer dan vier mensen in de woning zullen wonen (waarbij benadrukt wordt dat ‘de woning’ meer omvat dan ‘het gehuurde’). Dat geldt temeer omdat [eiser] niet betrokken was bij de totstandkoming van de oorspronkelijke huurovereenkomst. Hij is immers twee jaar later in het gehuurde komen wonen, waarbij slechts een allonge is ondertekend en hij de oorspronkelijke huurovereenkomst ter kennisgeving heeft ontvangen. Ter zitting heeft [eiser] ook toegelicht dat er destijds niet is gesproken over het eventuele toekomstige gebruik van de vijfde kamer door (de zoon van) [gedaagde] . [gedaagde] heeft dat ook niet weersproken, zodat de conclusie is dat [eiser] gerechtvaardigd ervan uit is gegaan dat de woning door maximaal vier personen wordt bewoond en het [gedaagde] dus niet vrij staat de kamer beneden te (laten) gebruiken voor bewoning.
.De proceskosten van [eiser] in conventie worden begroot op: