Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2025 in de zaak tussen
[eiseres], te [vestigingsplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college)
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel: [omwonenden] uit [woonplaats] en [omwonenden] uit [woonplaats] (de omwonenden).
Samenvatting
Procesverloop
[de persoon 1] ([functie]). De omwonenden zijn verschenen, vergezeld door [de persoon 2] .
Beoordeling door de rechtbank
25 november 2024. Vervolgens is het invorderingsbesluit zoals genoemd in overweging 2.1 genomen.
Bij het bereiden van voedingsmiddelen wordt ten behoeve van het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van geurhinder voldaan aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen.” De ministeriële regeling betreft de Activiteitenregeling milieubeheer. In die regeling staat in artikel 3.103 dat het hebben van een doelmatige geurinstallatie een eis is. Naar het oordeel van de rechtbank hoefde het college daarom geen onderzoek te laten uitvoeren overeenkomstig de NTA 9065.
.Om daarvan te kunnen spreken, is meer nodig dan een enkele waarneming van geur én ook meer dan klachten van omwonenden.
Als eerst zijn wij langs de zaak gelopen. Wij zagen dat de deuren en zij deuren open stonden, wij roken een kookgeur op straat. Wij zijn vervolgens doorgelopen en hebben aangebeld bij de melder. De melder liet ons binnen en wij zijn vervolgens in de woonkamer bij het raam wezen ruiken. Wij roken beide dezelfde kook lucht die wij ook bij de ingang van [eiseres] roken. Vervolgens zijn wij een etage hoger gelopen in de woning van de melder, en in de slaapkamer was ook de kookgeur goed te ruiken. Vervolgens zijn wij richting de [eiseres] gelopen en zijn wij aldaar naar binnen gegaan. Bij binnenkomst is meteen de keuken zichtbaar en ook hier was dezelfde kookgeur nog sterker waarneembaar. Links in de keuken heeft de [eiseres] een grill gedeelte, wij zagen dat er blauwe rook vanaf kwam en toen ik [de persoon 1] dichter bij de grillplaat ging staan werd de lucht nog sterker. Op dinsdag 3 oktober 2023 heb ik ook een controle uitgevoerd, toen kwam er geen rook bij het grill gedeelte vandaan. Ook de extreme kookgeur was toen niet te ruiken.
Je kwalificeert de geroken geur niet. Kan je nog aangeven of de geroken geur wel/niet onaanvaardbaar is?” Daarop antwoordt de toezichthouder: “
Het is een onaanvaardbare geur, de melders kunnen niet hun raam open zetten zonder last te hebben van een kooklucht in huis.” Ook wordt aan de toezichthouder gevraagd: “
Op 3 oktober 2023 de extreme kookgeur niet te ruiken was. Hier heb je het over een extreme kookgeur die er blijkbaar was op 13 oktober 2023 (pagina 2 de eerste en tweede alinea). Maar was die extreem in [eiseres] zelf of slaat extreme kookgeur op de geur die in de woning geroken hebt?” Daarop antwoordt de toezichthouder: “
Op 13 oktober stond het blauw en was ook de kookgeur/grill achtige lucht enorm sterk aanwezig, en ook dezelfde lucht was te ruiken bij de melders in de slaapkamer.” Daarnaast heeft de toezichthouder op de hoorzitting van 4 april 2024 aangegeven: “
De omschrijving hebben we koolachtig genoemd, verwijzend naar de barbecuelucht.”
5 december 2024. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit van 27 juni 2024 voor vernietiging in aanmerking komt en het besluit van 20 december 2023 wordt herroepen. Dit betekent dat de rechtsgrond voor het invorderingsbesluit van 5 december 2024 komt te vervallen en dit besluit ook door de rechtbank zal worden vernietigd.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 27 juni 2024 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 27 juni 2024;
- herroept het besluit van 20 december 2023;
- verklaart het beroep tegen het invorderingsbesluit van 5 december 2024 gegrond;
- vernietigt het invorderingsbesluit van 5 december 2024;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de vernietigde besluiten;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 371,- aan [eiseres] te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van [eiseres] tot een bedrag van € 3.108,-.