ECLI:NL:RBAMS:2025:7399

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
1319719725
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van Hongarije met betrekking tot minderjarige verdachte

Op 23 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Hongarije. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 30 september 2024. De opgeëiste persoon, geboren in 2004, is gedetineerd en heeft de Hongaarse nationaliteit. Tijdens de zitting op 16 september 2025 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.W. Kuijpers, en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenneming bevolen.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin een vonnis van het District Court of Pécs wordt genoemd, dat onherroepelijk is geworden op 8 juni 2022. De opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van zes maanden. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de zaak moet worden aangehouden voor aanvullende vragen aan de Hongaarse autoriteiten, met name over de minderjarigheid van de opgeëiste persoon en de rechtsbijstand tijdens de procedure. De officier van justitie heeft betoogd dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering kan plaatsvinden, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Hongarije beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de opgeëiste persoon niet in een onveilige situatie zal worden geplaatst. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de relevante artikelen van de OLW zijn toegepast. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-197197-25 (EAB 1)
Datum uitspraak: 23 september 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 17 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 september 2024 door
the Regional Court of Pécs (Hongarije) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] (Hongarije),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
gedetineerd [detentie adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 september 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.W. Kuijpers, advocaat te Hoofddorp en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van
the District Court of Pécs(referentie: 12.Fk.504/2021/17), onherroepelijk geworden op 8 juni 2022. De tenuitvoerlegging van de straf is bevolen door
the District Court of Pécsmet ref. 4.B.540/2022/52, onherroepelijk geworden op 6 februari 2024.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de zaak moet worden aangehouden om aanvullende vragen te stellen aan de Hongaarse autoriteiten. Het is onduidelijk of in de tenuitvoerleggingsbeslissing de straf is gewijzigd of slechts is bekrachtigd. Daarnaast was de opgeëiste persoon minderjarig toen hij de feiten pleegde en blijkt uit het EAB niet dat hij is bijgestaan door een advocaat in de procedure terwijl dit wel een voorwaarde is die aan de lidstaten is opgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie in het arrest M.S. en anderen. [4]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat artikel 12 OLW niet aan overlevering in de weg staat. Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon bij het proces aanwezig is geweest. Ten aanzien van de minderjarigheid van de opgeëiste persoon is er geen informatie waaruit zou blijken dat hij niet door een advocaat is verdedigd bij het proces. Er dient daarom uit te worden gegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
Oordeel van de rechtbank
De vrijheidsstraf is aanvankelijk in voorwaardelijke vorm aan de opgeëiste persoon opgelegd. Bij beslissing (zonder datum) van
the District Court of Pécsmet referentie 4.B.540/2022/52 is de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke vrijheidsstraf bevolen.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 maart 2023 [5] volgt dat de procedure die heeft geleid tot de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit die ten grondslag ligt aan de beslissing tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf ook onderworpen dient te worden aan de toets van artikel 12 OLW.
De reden tot tenuitvoerlegging van de straf is gelegen in een veroordeling voor een nieuw strafbaar feit. De strafbare feiten in kwestie betreffen de feiten gepleegd op 26 en 27 juni 2022 en de bijbehorende veroordeling in het vonnis van
the District Court of Pécsmet referentie 4.B.540/2022/52. Ten aanzien van dit vonnis is eveneens een EAB uitgevaardigd (EAB 4), ten aanzien waarvan de rechtbank heden eveneens uitspraak doet onder parketnummer 13-197181-25. Zoals in die uitspraak vastgesteld is artikel 12 OLW ten aanzien van dit vonnis niet van toepassing. De rechtbank stelt verder vast dat beslissing tot tenuitvoerlegging met referentie 4.B.540/2022/52 zelf geen beslissing is waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [6]
De omstandigheid dat de opgeëiste persoon minderjarig was ten tijde van het proces staat daarnaast niet aan de overlevering in de weg. De rechtbank beschikt niet over gegevens dat in Hongarije een algemeen risico bestaat dat het recht op een eerlijk proces ten aanzien van minderjarigen [7] wordt geschonden. De rechtbank komt daarom niet toe aan de vraag of dat recht van de opgeëiste persoon is geschonden in de procedure die tot de veroordeling heeft geleid.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Inleiding
In een eerdere uitspraak van 7 januari 2025 [8] heeft de rechtbank op basis van het rapport van
the Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading treatment or Punishment(hierna: CPT) van 3 december 2024 overwogen dat sprake is van een onveilige situatie in de penitentiaire inrichting van Tiszalök, gelet op de ‘
ill-treatment’van gedetineerden door het gevangenispersoneel en het geweld tussen gedetineerden onderling. Daarop heeft de rechtbank geoordeeld dat er voor gedetineerden in de penitentiaire inrichting in Tiszalök een algemeen reëel gevaar bestaat dat zij aan een onmenselijke of vernederende behandeling zullen worden blootgesteld in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
Op 8 september 2025 heeft
the Ministry of Justice of Hungaryde volgende garantie gegeven:
“(…) Depending on the phase of the criminal proceedings it cannot be determined obviously in which sentence enforcement institution the requested person will be placed, but the information regarding the guarantee shall be recorded in the registration documents (manual or electronic) of each detainee.
In case the surrender of the person named in the request occurs, his placement will take place by ensuring the conditions being in line with the provisions of the European Convention on Human Rights, the United Nations Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners, and Recommendation No. R/2006/2 of the European Council on the European Prison Rules; after takeover, [opgeëiste persoon] will not be placed in the Tiszalök National Prison, he will be transported for placement to the Szombathely National Prison as soon as possible. (…)”
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in de voorgaande garantie van 8 september 2025. [9] Uit de individuele detentiegarantie volgt dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering zo snel mogelijk vervoerd zal worden voor plaatsing in de
Szombathely National Prison. De Hongaarse autoriteiten hebben gegarandeerd dat hij niet in de
Tiszalök National Prisonzal worden geplaatst.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de verstrekte individuele garantie, hiermee het vastgestelde algemene reële gevaar voor de opgeëiste persoon weggenomen. De weigeringsgrond van artikel 11 OLW staat niet aan de overlevering in de weg.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court of Pécsvoor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. L.F. Bögemann en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Gauneau, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 23 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJEU 5 september 2024, C-603/22, M.S. e.a. ,ECLI:EU:C:2024:685.
5.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023:235 (
6.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023:235 (
7.Vgl. HvJEU 5 september 2024, C-603/22, M.S. e.a. ,ECLI:EU:C:2024:685, punt 101.
9.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.