Op 30 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Köln in Duitsland. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Portugal, die verdacht wordt van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 16 september 2025 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door haar raadsman, mr. S.J. van der Woude, en een tolk in de Portugese taal. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak op grond van de Overleveringswet (OLW) met 30 dagen verlengd en de gevangenhouding bevolen met schorsing tot aan de uitspraak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank overweegt dat de feiten niet geheel buiten het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat hebben plaatsgevonden, waardoor de weigeringsgrond van artikel 13, onder b, OLW niet van toepassing is. De raadsman heeft een onschuldverweer gevoerd, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen op basis van de gewijzigde wetgeving per 1 oktober 2024, die geen basis meer biedt voor een onschuldverweer in deze context.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan en de afgifte van in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te bevelen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.