ECLI:NL:RBAMS:2025:7407

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
C/13/775196 / KG ZA 25-715
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wedertewerkstelling en toegang tot digitale systemen na non-actiefstelling werknemer

In deze zaak heeft een werknemer, [eiser], een kort geding aangespannen tegen zijn werkgever, Flexport International B.V., na op non-actiefstelling zonder duidelijke redenen. De werknemer was sinds juni 2021 in dienst en vervulde de functie van Senior Associate Ocean Analytics. In maart 2025 werd hij geconfronteerd met een Personal Improvement Plan, maar in mei kreeg hij te horen dat hij 'on track' was. Echter, op 11 juni 2025 werd hem medegedeeld dat zijn functie kwam te vervallen door een reorganisatie, en hij werd met onmiddellijke ingang op non-actief gesteld, waarbij hem de toegang tot alle systemen werd ontzegd.

De werknemer vorderde in kort geding zijn wedertewerkstelling en toegang tot de systemen van de werkgever, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de werkgever onvoldoende had aangetoond dat de functie daadwerkelijk was komen te vervallen. De rechter stelde vast dat de redenen voor de op non-actiefstelling onduidelijk waren en dat de werkgever niet voldoende had gedaan om een andere passende functie voor de werknemer te vinden. De vorderingen tot terugkeer naar de oude functie werden afgewezen, maar de rechter oordeelde dat de werknemer recht had op toegang tot de systemen die nodig zijn voor een succesvolle herplaatsing. De werkgever werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het bieden van toegang tot de benodigde systemen, met een dwangsom voor het niet naleven van deze veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht, voorzieningenrechter
Zaaknummer: C/13/775196 / KG ZA 25-715 VVV/MV
Vonnis in kort geding van 9 oktober 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij bij dagvaarding van 16 september 2025,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. I. Luijt-Visser,
tegen
FLEXPORT INTERNATIONAL B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Flexport,
advocaat: mr. R.J. Stoop.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 30 september 2025 heeft [eiser] de dagvaarding toegelicht. Flexport heeft verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- [eiser] (bijgestaan door K. Manuelyan, tolk Nederlands/Turks) met mr. Luijt:
- aan de zijde van Flexport [naam 1] (head of legal) en [naam 2] (senior HR business partner) met mr. Stoop.
Na verder debat is vonnis bepaald op 9 oktober 2025.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op 14 juni 2021 bij Flexport in dienst getreden. Hij heeft verschillende functies vervuld, sinds 14 april 2025 die van Senior Associate Ocean Analytics. Zijn salaris bedraagt op dit moment € 5.473,14 bruto per maand.
2.2.
In maart 2025 kreeg [eiser] te horen dat hij onvoldoende zou functioneren. Hij ontving een Personal Improvement Plan (PIP). Op 28 mei 2025 kreeg [eiser] te horen dat hij ‘on track’ was.
2.3.
Tijdens een gesprek op 11 juni 2025 kreeg [eiser] te horen dat zijn functie van Senior Associate Ocean Analytics kwam te vervallen als gevolg van een reorganisatie en dat er geen andere passende functie voor hem was. [eiser] is met onmiddellijke ingang op non-actief gesteld en Flexport heeft hem de toegang tot alle systemen (waaronder zijn e-mail) ontzegd.
2.4.
Op 16 juni 2025 ontving [eiser] een voorstel tot beëindiging van zijn dienstverband. Hij heeft dit voorstel niet geaccepteerd.
2.5.
Op 24 juni 2025 heeft de advocaat van [eiser] – kort gezegd – bezwaar gemaakt tegen de op non-actief stelling, Flexport gesommeerd hem weer toe te laten tot zijn werkzaamheden en Flexport verzocht de interne communicatie omtrent het vertrek van [eiser] te rectificeren.
2.6.
Diezelfde dag heeft Flexport herhaald dat de functie van [eiser] is komen te vervallen en dat er geen mogelijkheden zijn tot herplaatsing. Nadien is nog gecorrespondeerd tussen (de advocaten van) partijen.
2.7.
Op 4 juli 2025 ontving de advocaat van [eiser] een ontslagaanvraag van Flexport bij het UWV. [eiser] heeft hiertegen verweer gevoerd.
2.8.
Op 2 september 2025 heeft het UWV besloten om geen toestemming te geven voor het ontslag omdat Flexport niet aan haar herplaatsingsverplichting heeft voldaan. In de beslissing van het UWV is tevens opgenomen dat het voldoende aannemelijk is dat sprake is van bedrijfseconomische redenen waardoor het noodzakelijk is dat de arbeidsplaats van [eiser] structureel komt te vervallen.
2.9.
Op 4 september 2025 heeft een overleg plaatsgevonden tussen partijen. [eiser] heeft toen opnieuw verzocht zijn werkzaamheden te mogen hervatten. Ook de advocaat van [eiser] heeft dat op die dag nogmaals verzocht. Flexport heeft te kennen gegeven niet aan deze verzoeken te zullen voldoen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. Flexport te veroordelen om [eiser] in de gelegenheid te stellen de functie van Senior Associate Ocean Analytics op de gebruikelijke wijze uit te oefenen, met alle daaraan verbonden taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, op straffe van dwangsommen;
II. Flexport te veroordelen om [eiser] volledige en onbeperkte toegang te verschaffen tot het pand van Flexport en alle systemen, waaronder zijn e-mail account, op straffe van dwangsommen;
III. Flexport te veroordelen om binnen de organisatie op gebruikelijke wijze bekend te maken dat [eiser] zijn functie van Senior Associate Ocean Analytics met onmiddellijke ingang zal hervatten, op straffe van dwangsommen;
IV. Flexport te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen – samengevat weergegeven – het volgende ten grondslag. Flexport handelt niet als goed werkgever. Flexport heeft geen belang bij de op non-actiefstelling en er zijn ook geen valide redenen voor een op non-actiefstelling. Een reorganisatie is geen valide reden. Ondanks het oordeel van het UWV bestrijdt [eiser] dat zijn functie en zijn werkzaamheden zijn komen te vervallen. Zolang de arbeids-overeenkomst voortduurt heeft hij er recht op om de bedongen werkzaamheden zonder enige beperking te verrichten. In het kader van de herplaatsingsplicht van Flexport heeft [eiser] hierbij ook een spoedeisend belang omdat hij onbeperkte toegang moet krijgen tot (bijvoorbeeld) zijn e-mailaccount en tot de interne vacaturebank. Hij moet, met andere woorden, dichtbij het vuur zitten. Verder heeft de op non-actiefstelling financiële gevolgen voor [eiser] omdat hij als kennismigrant gebruik maakt van de 30% regeling van de fiscus.
3.3.
Flexport heeft verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter kan in dit kort geding, dat zich niet leent voor nadere bewijsvoering, niet vaststellen dat de arbeidsplaats van [eiser] om bedrijfseconomische redenen structureel is komen te vervallen. De voorzieningenrechter zal op dit punt voorshands uitgaan van de juistheid van de beslissing van het UWV.
4.2.
Dat de arbeidsplaats van [eiser] is komen te vervallen, betekent echter niet zonder meer dat hij ook op non-actief moet worden gesteld. Met name bij de wijze waarop dit is geschied, kunnen de nodige vraagtekens worden geplaatst. Flexport heeft niet weersproken dat tijdens een tien minuten durend gesprek op 11 juni 2025 aan [eiser] kenbaar is gemaakt dat de functie die hij pas twee maanden bekleedde kwam te vervallen èn dat hij met onmiddellijke ingang op non-actief werd gesteld. Van goede redenen om dit met onmiddellijke ingang te doen en hem daarbij meteen ook de toegang tot alle systemen te ontzeggen is niet gebleken. Weliswaar is [eiser] in maart 2025 gezegd dat hij onvoldoende zou functioneren, maar dit kan hiervoor geen valide reden vormen omdat hij op 28 mei 2025 nog te horen kreeg dat hij ‘on track’ was wat betreft het verbeterplan (PIP). Verder heeft Flexport als productie 2 een e-mail in het geding gebracht waarin zij [eiser] beschuldigt van het ten onrechte delen van vertrouwelijke informatie met bepaalde collega’s, maar ook dit kan niet aan de op non-actiefstelling ten grondslag worden gelegd omdat die e-mail dateert van 13 augustus 2025, dus van twee maanden na de op non-actiefstelling. Al met al is de voorzieningenrechter van oordeel dat de redenen voor de op non-actiefstelling met onmiddellijke ingang nogal schimmig zijn.
4.3.
Ondanks hetgeen onder 4.2 is overwogen zijn de vorderingen I en III (kort gezegd terugkeer naar de oude functie en dit bekendmaken binnen de organisatie) in dit kort geding niet toewijsbaar. Flexport heeft immers bij hoog en bij laag volgehouden dat die oude functie niet meer bestaat. Het team waarvan [eiser] deel uitmaakte is gedeeltelijk opgeheven omdat bepaalde werkzaamheden onnodig bleken en omdat andere werkzaamheden zijn overgebracht naar Amerika, aldus Flexport. Bij deze stand van zaken zou toewijzing van vorderingen I en III, op straffe van dwangsommen, enkel leiden tot executiegeschillen. Dat [eiser] van collega’s heeft vernomen dat er nog steeds genoeg werk te doen is, zoals hij op de zitting heeft verklaard, is te ongewis om de vorderingen te kunnen toewijzen. Dat [eiser] een groot financieel belang heeft bij wedertewerkstelling in verband met de 30% regeling is door Flexport weersproken. Zij heeft ter zitting aangevoerd dat zij geen reden ziet die regeling stop te zetten omdat [eiser] werkzaamheden verricht in de vorm van herplaatsingsactiviteiten (waarover hierna meer). Hierin kan dus geen reden worden gevonden om [eiser] weder te werk te stellen.
4.4.
Flexport heeft verder aangevoerd dat zij als gevolg van de beslissing van het UWV op dit moment bezig is met een traject om te komen tot herplaatsing van [eiser] . Uit de beslissing van het UWV valt af te leiden dat Flexport hiermee ernstig in gebreke is gebleven. In die beslissing staat hierover het volgende:
Wij vinden dat werkgever zich onvoldoende heeft ingespannen om een andere passende functie voor werknemer te zoeken. Werkgever heeft een gesprek gevoerd met werknemer op
11 juni 2025. In dit gesprek is verteld dat de functie van werknemer kwam te vervallen.
Werknemer heeft vervolgens voldoende gemotiveerd dat dit gesprek geen herplaatsingsgesprek is geweest. Werknemer is na dit gesprek op non-actief gesteld en afgesloten van alle systemen en alle communicatie met werkgever. Dit is door werkgever niet weersproken. Het verweer van werknemer dat hij niet meer op intranet kon en vacatures niet aan hem zijn gepresenteerd, blijft eveneens door werkgever onweersproken. Hierdoor heeft werkgever werknemer de kans ontnomen om op de hoogte gesteld te worden van herplaatsingsmogelijkheden en deze te onderzoeken. Wij volgen werknemer dan ook in zijn standpunt dat hem het zicht is ontnomen op vacante functies binnen de gehele onderneming en groep.Uit de overgelegde stukken is ons verder niet gebleken dat werkgever aan werknemer heeft
gevraagd welke functies voor hem passend zijn en wat zijn wensen zijn. Ook is hij niet in de
gelegenheid gesteld om een eigen inventarisatie te maken van mogelijk passende functies. Wij vinden dat dit in de gegeven omstandigheden in redelijkheid van werkgever had mogen worden verwacht, gelet op de grote omvang van de groep van ondernemingen en de kennelijk beschikbare vacatures wereldwijd. Dat werkgever heeft toegelicht dat er geen mogelijkheden zijn voor werknemer gelet op zijn ervaring, capaciteiten, kennis en opleiding, maakt dat niet anders. Van werkgever had méér verwacht mogen worden. Werkgever had discussie over de herplaatsingsmogelijkheden moeten voorkomen door op enig moment samen met werknemer hierover in gesprek te gaan. Uit de eerder genoemde rechtspraak valt af te leiden dat de werkgever bij het invullen van de herplaatsingsplicht maatwerk moet leveren en mede uit moet gaan van de wensen en mogelijkheden van de werknemer, om op die manier gericht naar relevant passende functies te zoeken. Dat werkgever dit maatwerk heeft geleverd is onvoldoende aannemelijk.
Gelet op het voorgaande en het verschil van mening tussen werkgever en werknemer ten aanzien van de functies had van werkgever verwacht mogen worden dat hij in ieder geval in gesprek gaat met werknemer hierover, als ook over zijn wensen en eventuele mogelijkheden voor herplaatsing binnen de groep. Dit is niet gebeurd.
Wij vinden gezien het bovenstaande dat werkgever onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat binnen de daarvoor genoemde periode herplaatsing van werknemer in een passende functie niet mogelijk is.
4.5.
[eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij – om te komen tot een succesvolle herplaatsing – toegang moet hebben tot alle systemen die hiermee verband houden (intranet, interne vacaturebank, e-mailaccount etc.). Gezien de kennelijke nalatigheid van Flexport op het punt van de herplaatsing acht de voorzieningenrechter het redelijk om [eiser] die toegang te verlenen. Indien hij die toegang niet heeft is hij (te) afhankelijk van de ene medewerker van Flexport die hem hierbij moet begeleiden. Vordering II is in die zin toewijsbaar. De dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden. Voor een succesvolle herplaatsing is niet noodzakelijk dat [eiser] ook toegang moet hebben tot het pand waar Flexport kantoor houdt. Dit onderdeel van vordering II is dus niet toewijsbaar.
4.6.
Omdat [eiser] gedeeltelijk in het gelijk is gesteld en op grond van hetgeen onder 4.2 is overwogen, acht de voorzieningenrechter het redelijk dat Flexport de proceskosten (inclusief nakosten) van [eiser] moet betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 144,47
- griffierecht
331,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.760,47
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Flexport om [eiser] binnen drie werkdagen na betekening van dit vonnis volledige en onbeperkte toegang te geven tot die systemen van Flexport die [eiser] redelijkerwijs nodig heeft om te komen tot een succesvolle herplaatsing (intranet, interne vacaturebank, e-mailaccount etc.), op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte daarvan dat Flexport hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,-,
5.2.
veroordeelt Flexport in de proceskosten van € 1.760,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt Flexport tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2025.
Coll: BB