ECLI:NL:RBAMS:2025:7458

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
AMS 24/4735
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het kappen van bomen in Diemen

Deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam betreft de omgevingsvergunning voor het kappen van twee bomen in Diemen. Eiseres, die het niet eens is met de verleende vergunning, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Diemen. De rechtbank heeft op 10 oktober 2025 geoordeeld dat het college de vergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Eiseres voerde verschillende beroepsgronden aan, waaronder de gezondheid van de bomen en de impact op de flora en fauna. De rechtbank concludeert dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat de bomen een gevaar vormen door hun instabiliteit en de aanwezigheid van hedera. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres over de ecologische waarde van de bomen en de geluidswerende werking van de bomen beoordeeld, maar oordeelt dat deze niet opwegen tegen de veiligheidsrisico's. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/4735

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen (het college), verweerder
(gemachtigde: mr. B. Stuifbergen).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de vraag of het college de omgevingsvergunning voor het kappen van twee bomen in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Eiseres is het niet eens met de verleende vergunning. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Op 18 maart 2024 heeft het college aan de gemeente Diemen een omgevingsvergunning verleend voor een omgevingsplanactiviteit voor het kappen van twee bomen (van deboomsoort Picea) in een moestuin nabij de [straat 1] en [straat 2] in Diemen. Eiseres heeft tegen de omgevingsvergunning bezwaar ingesteld.
2.1.
Met het bestreden besluit van 19 juli 2024 op het bezwaar van eiseres heeft het college, met overneming van het advies van de bezwaarschriftencommissie, de omgevingsvergunning onder aanvulling van de motivering in stand gelaten.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het college, bijgestaan door [naam] .

Toetsingskader

3. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet (hierna: Ow) in werking getreden. Omdat de aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend na 1 januari 2024 is de Ow op deze zaak van toepassing.
4. Ingevolge artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Ow is het verboden zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten.
4.1.
Op grond van artikel 22.8 van de Ow geldt, voor zover op grond van een bepaling in een gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist voor een geval waarin regels over de fysieke leefomgeving op grond van artikel 2.7, eerste lid, alleen in het omgevingsplan mogen worden opgenomen, een zodanige bepaling als een verbod om zonder omgevingsvergunning een activiteit te verrichten als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a.
4.2.
Artikel 2, eerste lid, van de Bomenverordening Diemen 2010 (hierna: de Bomenverordening) bepaalt dat het verboden is zonder vergunning van het bevoegd gezag een houtopstand te vellen.
4.3.
Artikel 1, aanhef en onder, b van de Bomenverordening bepaalt dat onder houtopstand moet worden verstaan: één of meer bomen, boomvormer, hakhout(lint)begroeiing, struweel, klimplant, bosplantsoen, sierplantsoen, houtwal of heg.
4.4.
Artikel 4 van de Bomenverordening bepaalt dat onder verwijzing naar de “Beleidsnotitie Bomenverordening Diemen 2010” (hierna: beleidsnotitie) een vergunning wordt geweigerd indien het belang van degene die de kapvergunning vraagt niet opweegt tegen het belang van:
natuur- en milieuwaarden;
landschappelijke waarden;
cultuurhistorische waarden;
waarden van stads- en dorpsschoon;
waarden voor recreatie en leefbaarheid;
leeftijd;
toekomstverwachting;
ruimtelijke structuur.
4.5.
Verder volgt uit de beleidsnotitie – voor zover hier van belang – dat alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit vellen bij de beheerder groen een advies wordt opgevraagd waarin wordt aangegeven of de hiervoor genoemde weigeringsgronden zich voordoen en of andere belangen bij die afweging een rol spelen. De objectiveerbare uitwerking van de weigeringsgronden worden omgezet in criteria waaraan een wegingsfactor is gekoppeld. Indien aan het criterium wordt voldaan, worden de punten die achter het criterium staan vermeld, gegeven. Alle punten worden uiteindelijk bij elkaar opgeteld. Bij een totaalscore van minder dan 50 punten wordt een positief advies gegeven voor het verlenen van de vergunning. Indien de totaalscore 50 punten of meer is volgt in beginsel een negatief advies.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of het college de omgevingsvergunning voor het kappen van de bomen in redelijkheid heeft kunnen verlenen.
5.1.
Het college heeft door een groenbeheerder onderzoek naar de twee bomen laten doen en zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de twee bomen – na beoordeling conform de beleidsnotitie – een totaalscore hebben gekregen van 30 punten. Volgens het college zitten de bomen vol met hedera en gaan zij steeds schever staan. De conditie van de bomen is matig tot slecht, de bomen zijn instabiel geworden en er bestaat een kans dat de bomen omwaaien.
5.2.
Eiseres voert aan dat nergens uit blijkt dat de bomen ziek zijn en dat de puntentelling van de groenbeheerder niet klopt. Volgens eiseres moet minstens sprake zijn van 85 punten.
5.3.
De rechtbank stelt voorop dat een bestuursorgaan op het advies van een deskundige mag afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [1] Indien een partij concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht waardoor moet worden getwijfeld aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motviering op het advies afgaan.
5.4.
De rechtbank zal hierna per beroepsgrond ingaan op de belangen genoemd in artikel 4 van de Bomenverordening.
Reden voor de kap (Hedera)
6. Eiseres voert aan dat nergens uit blijkt dat de bomen ziek zijn of een gevaar vormen. De bomen staan volgens eiseres niet scheef, maar hellen slechts een beetje door fotosynthese.
6.1.
De rechtbank oordeelt dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat de bomen een gevaar vormen. Volgens het college zitten de bomen vol met hedera. De vitaliteit van de bomen gaat hierdoor achteruit en een boomveiligheidscontrole is niet meer goed mogelijk. De bomen hebben geen grote wortelgroei en vangen veel wind, terwijl ze door de hedera topzwaar zijn geworden. Door de hedera in het takkengestel is er ook veel minder doorlatendheid, waardoor de bomen instabiel zijn geworden en er dus een kans bestaat op omwaaien. Vanwege de instabiliteit is het risico van deze bomen te groot, aldus het college. De rechtbank kan dit volgen. Eiseres heeft haar standpunt dat de bomen in essentie niet scheef staan, maar slechts een beetje hellen omdat de bomen naar het licht toe groeien, verder niet onderbouwd. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
Natuurwaarden
7. Eiseres voert aan dat de bomen deel uitmaken van een uniek stukje ecologisch gebied. De bomen bieden plaats aan meerdere insecten en dieren, zoals vleermuizen en egels. Hier is door het college volledig aan voorbij gegaan. Ook heeft het college ten onrechte geen vleermuisonderzoek gedaan, waardoor de vergunning niet verleend had mogen worden.
7.1.
De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat het kappen van de bomen enige gevolgen met zich zal meebrengen voor de flora en fauna en daarmee dus ook voor vogels en vleermuizen. Volgens het college wordt in de beleidsnotitie reeds rekening gehouden met de aanwezige flora en fauna in het criterium ‘Natuur- en Milieuwaarden’. Ter zitting heeft het college toegelicht dat uit de inspectie is gebleken dat er sprake is van nesten, maar dat voor de aanwezigheid van holtes de bomen te klein zijn en er genoeg andere rust- en nestplaatsen zijn. Bovendien maken de bomen volgens het college geen deel uit als herkenningspunt van migratieroutes. Er zijn daarom tien punten toegekend voor het zijn van een incidentele rustplaats. Daar komt bij dat sprake is van een algemene zorgplicht in de Omgevingswet en een specifieke zorgplicht in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Gelet op de zorgplicht uit het Bal moet voorafgaand aan de kap nog een quickscan worden uitgevoerd. Mocht blijken dat er vleermuizen aanwezig zijn, dan mag niet worden gekapt, aldus het college. Gelet op deze toelichting ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat het voortbestaan van dieren in gevaar komt en om die reden dus vijftig punten moeten worden toegekend voor natuurwaarden. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding te oordelen dat reeds voorafgaand aan de omgevingsvergunning verder onderzoek had moeten worden verricht. Een eventuele natuurvergunning staat los van de vergunning waar het in deze zaak over gaat. Eiseres heeft nog verwezen naar de BeSI [2] , maar daaruit blijkt slechts waar het college al rekening mee heeft gehouden, namelijk dat er vleermuizen aanwezig kunnen zijn. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Stads- en dorpsschoon
8. Eiseres voert voor wat betreft het belang van stads- en dorpsschoon aan, dat de bomen wel zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, zodat hier ten onrechte geen punten voor zijn gegeven.
8.1.
Uit de toelichting bij de beleidsnotitie volgt dat voor een beoordeling van de waarde van stads- en dorpsschoon onderscheid wordt gemaakt tussen volledig, beperkt en niet zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Met niet zichtbaar vanuit de openbare ruimte wordt volgens de beleidsnotitie bedoeld dat deze bomen en/of houtopstanden niet of nauwelijks van belang zijn voor de openbare ruimte en geen belevingswaarde hebben voor de directe omgeving.
8.2.
Hoewel het adviesformulier van de boomdeskundige onderscheid maakt tussen volledig, beperkt en vrijwel niet zichtbaar vanuit de openbare ruimte en er dus een discrepantie bestaat met de beleidsnotitie, is naar het oordeel van de rechtbank van doorslaggevend belang dat de bomen niet dan wel nauwelijks van belang zijn voor de openbare ruimte en geen belevingswaarde hebben voor de directe omgeving. Dit heeft het college voldoende toegelicht. Ook deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
Recreatie en leefbaarheid
9. Eiseres voert aan dat voor wat betreft het belang van recreatie en leefbaarheid ten onrechte voorbij is gegaan aan de geluidswerende werking van de boom. Volgens eiseres hoort zij door de geluidswerende werking van de boom alleen vogels fluiten en komt zij daardoor tot rust.
9.1.
Uit de toelichting bij de beleidsnotitie volgt dat met geluidswerende en afschermende waarde wordt bedoeld dat hiermee een waardering kan worden gegeven voor het afschermen van bijvoorbeeld wegen of spoorlijnen.
9.2.
De rechtbank oordeelt dat voldoende is gemotiveerd waarom geen punten zijn toegekend voor geluidwerendheid. Van het afschermen van een weg of een spoorlijn is geen sprake. Dat eiseres door de geluidwerendheid van de boom alleen de vogels hoort fluiten en tot rust komt, is geen grond om voor geluidwerendheid punten toe te kennen. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Toekomstverwachting
10. Voor wat betreft het belang van leeftijd en levensduurverwachting, heeft de groenbeheerder volgens eiseres niet gemotiveerd dat de boom een levensverwachting heeft van minder dan tien jaar.
10.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat de toekomstverwachting is gebaseerd op de instabiele stand van de bomen. Daar komt bij dat de standplaats in Diemen, met erg hoog grondwater, ervoor zorgt dat de levensduur drastisch wordt verkort. De rechtbank volgt deze motivering. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verwijzing van eiseres naar de algemene levensverwachting van meer dan 100 jaar voor deze soort bomen, niets zegt over de levensverwachting van deze specifieke bomen. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Mocht het college de omgevingsvergunning verlenen?
11. De rechtbank overweegt dat eiseres hoofdzakelijk haar eigen oordeel over de waarden van de bomen en niet een tegenrapport van een deskundig te achten persoon of instantie tegenover het advies van de groenbeheerder heeft gesteld. Zoals hiervoor geoordeeld heeft eiseres verder ook geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht waardoor getwijfeld moet worden aan het advies van de groenbeheerder. Het college heeft zich daarom in redelijk op het standpunt kunnen stellen dat het belang van behoud van de bomen niet opweegt tegen het belang van de veiligheid bij het kappen van de bomen. Het college heeft de omgevingsvergunning voor het kappen van de bomen daarom in redelijkheid kunnen verlenen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Zij krijgt het griffierecht daarom niet terug. Ook krijgt zij geen vergoeding van gemaakte proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Delstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. van Soest, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Beschermde SoortenIndicator.