Uitspraak
Vonnis van 10 oktober 2025
PANTA RHEI PROPERTIES 1 GMBH&CO. KG,
[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
Rechtbank Amsterdam
In deze huurzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 10 oktober 2025 een vonnis gewezen in een procedure tussen Panta Rhei Properties 1 GmbH & Co. KG als eisende partij en twee gedaagden. De zaak betreft een ambtshalve toetsing van de Richtlijn 93/13 EG inzake oneerlijke bedingen in huurovereenkomsten. De eisende partij had een huurprijsverhoging gevorderd die bestond uit een CPI-verhoging plus een opslag van maximaal 5%. De verhuurder stelde dat het opslagbeding niet was gebruikt, maar uit de ingediende stukken bleek dat dit wel het geval was. Hierdoor voldeed de verhuurder niet aan de stelplicht, wat leidde tot afwijzing van de vordering.
In een eerder tussenvonnis was de eisende partij in de gelegenheid gesteld om te reageren op het voornemen om bepaalde artikelen van de huurovereenkomst en de algemene bepalingen oneerlijk te verklaren. De rechtbank oordeelde dat de artikelen 20.2, 20.3 en 20.4 van de algemene bepalingen oneerlijk waren en deze werden vernietigd. De eisende partij had geen recht op de gevorderde wettelijke schadevergoeding, omdat het oneerlijke beding was vernietigd. De gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten werden eveneens afgewezen.
De eisende partij had specificaties van huurverhogingen overgelegd, maar de rechtbank concludeerde dat de huurverhogingen niet binnen de marges van het CPI waren verhoogd. De eisende partij had niet toegelicht welk bedrag aan huurverhoging kon worden gekoppeld aan de doorgevoerde opslag, waardoor de vordering tot betaling van huurachterstand werd afgewezen. De kantonrechter wees de vordering af en veroordeelde de eisende partij in de proceskosten van de gedaagden, die tot op heden op nihil werden begroot.