In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 14 oktober 2025, staat de rechtmatigheid van een aan eiseres opgelegde aanslag waterschapsbelasting centraal. Eiseres, die het niet eens is met de tariefsverhoging van 38,11% ten opzichte van het voorgaande jaar, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de aanslag terecht heeft opgelegd. Eiseres voert aan dat de tariefverhoging exorbitant is en dat de heffingsambtenaar zonder hoorzitting het bezwaar ongegrond heeft verklaard, wat volgens haar in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank stelt vast dat eiseres in haar bezwaarschrift niet heeft verzocht om een hoorzitting, waardoor de heffingsambtenaar niet verplicht was om deze te organiseren.
De rechtbank onderzoekt verder de argumenten van eiseres over de rechtsgeldigheid van het verweerschrift van de heffingsambtenaar, opgesteld door mr. Van Griethuysen. De rechtbank concludeert dat deze gemachtigd was en dat de heffingsambtenaar op een correcte wijze heeft gehandeld. Eiseres stelt ook dat de hoogte van de aanslag niet voldoende is gemotiveerd, maar de rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de tariefstelling, die is gebaseerd op de Verordening Watersysteemheffing en de Verordening Zuiveringsheffing van het waterschap.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de aanslag terecht heeft opgelegd en dat er geen sprake is van een oneerlijk proces. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard. De rechtbank wijst erop dat de behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden en dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.