ECLI:NL:RBAMS:2025:7529

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
25/773
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een aanslag waterschapsbelasting en de gevolgen van tariefsverhoging

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 14 oktober 2025, staat de rechtmatigheid van een aan eiseres opgelegde aanslag waterschapsbelasting centraal. Eiseres, die het niet eens is met de tariefsverhoging van 38,11% ten opzichte van het voorgaande jaar, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de aanslag terecht heeft opgelegd. Eiseres voert aan dat de tariefverhoging exorbitant is en dat de heffingsambtenaar zonder hoorzitting het bezwaar ongegrond heeft verklaard, wat volgens haar in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank stelt vast dat eiseres in haar bezwaarschrift niet heeft verzocht om een hoorzitting, waardoor de heffingsambtenaar niet verplicht was om deze te organiseren.

De rechtbank onderzoekt verder de argumenten van eiseres over de rechtsgeldigheid van het verweerschrift van de heffingsambtenaar, opgesteld door mr. Van Griethuysen. De rechtbank concludeert dat deze gemachtigd was en dat de heffingsambtenaar op een correcte wijze heeft gehandeld. Eiseres stelt ook dat de hoogte van de aanslag niet voldoende is gemotiveerd, maar de rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de tariefstelling, die is gebaseerd op de Verordening Watersysteemheffing en de Verordening Zuiveringsheffing van het waterschap.

De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de aanslag terecht heeft opgelegd en dat er geen sprake is van een oneerlijk proces. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard. De rechtbank wijst erop dat de behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden en dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 25/773

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

de heffingsambtenaar van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een aan eiseres opgelegde aanslag waterschapsbelasting (de aanslag). Eiseres is het niet eens met de aanslag en voert, onder andere, aan dat de tariefverhoging exorbitant is. Aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de rechtmatigheid van de aanslag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de heffingsambtenaar de aanslag terecht heeft opgelegd. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Op 24 oktober 2024 heeft de heffingsambtenaar de aanslag opgelegd aan eiseres voor het belastingjaar 2024 voor de onroerende zaak [adres] . De aanslag bedraagt € 445,25.
2.1.
Met de bestreden uitspraak van 19 december 2024 op het bezwaar van eiseres is de heffingsambtenaar daarbij gebleven.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraak. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van de heffingsambtenaar, vergezeld door [de persoon] . Eiseres heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiseres komt op tegen de aanslag van 24 oktober 2024 waarbij aan haar de aanslag waterschapsbelasting, waaronder de watersysteemheffing ingezetenen en zuiveringsheffing woonruimten zijn opgelegd. Deze aanslag is in stand gelaten bij de bestreden uitspraak. In geschil is of de heffingsambtenaar deze aanslag terecht heeft opgelegd.
3.1.
Eiseres voert aan dat de heffingsambtenaar zonder hoorzitting het bezwaar ongegrond heeft verklaard. Hiermee heeft de heffingsambtenaar de wet en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geschonden.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat de hoorplicht niet is geschonden. Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in samenhang met artikel 231 van de Gemeentewet, wordt de belanghebbende, in afwijking van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht alleen gehoord op zijn verzoek. De rechtbank stelt vast dat eiseres in haar bezwaarschrift niet heeft verzocht om te worden gehoord. De heffingsambtenaar was daarom niet gehouden om een hoorzitting te organiseren.
3.3.
Eiseres voert verder aan dat het verweerschrift van de heffingsambtenaar is opgesteld door mr. Van Griethuysen. Eiseres betwist dat hij gemachtigd is door de heffingsambtenaar en betwist dan ook dat de heffingsambtenaar verweer heeft gevoerd.
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat mr. Van Griethuysen rechtsgeldig gemachtigd is door de heffingsambtenaar. De machtiging is afgegeven door de ambtenaar belast met de heffing en invordering van waterschap Amstel, Gooi en Vecht, voor het jaar 2025. De rechtbank zal het verweerschrift dan ook meenemen in haar beoordeling.
3.5.
Eiseres voert aan dat sprake is van een oneerlijk proces tegen de overheid. Eiseres heeft onvoldoende financiële middelen voor rechtsbijstand, terwijl de heffingsambtenaar een gemachtigde in de hand neemt.
3.6.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van een oneerlijk proces. [1] Binnen het bestuursrecht bestaat de mogelijkheid om zelfstandig, zonder gemachtigde, te procederen. Het enkele feit dat eiseres zelfstandig procedeert en de heffingsambtenaar hiervoor een gemachtigde in de hand heeft genomen, is op zichzelf onvoldoende om te spreken van een oneerlijk proces.
3.7.
Over de aanslag voert eiseres aan dat deze vergeleken met 2023 verhoogd is met 38,11%. Dat is exorbitant, aldus eiseres. Zij voert aan dat de hoogte van de aanslag niet is gemotiveerd en niet inzichtelijk is gemaakt. De heffingsambtenaar stelt dat alle waterschappen te maken hebben met hogere kosten, maar legt niet uit om welk waterschap en om welke kosten het gaat. Voor zover er wel sprake is van toegenomen kosten, bestrijdt eiseres dat dit dergelijke exorbitant hoge kosten verklaart. De heffingsambtenaar blijft, aldus eiseres, de oorzaak van de verhoging verzwijgen. Eiseres heeft gewezen op een artikel uit het Parool waaruit zou blijken dat de oorzaak van de tariefsverhoging een mislukte invoering van een ICT-systeem is.
3.8.
De rechtbank overweegt dat het tarief van de aanslag gebaseerd is op de Verordening Watersysteemheffing Amstel, Gooi en Vecht en de Verordening Zuiveringsheffing Amstel, Gooi en Vecht (de verordeningen). De rechtbank is in beginsel niet bevoegd om over het in de verordeningen vastgelegde tarief te oordelen, tenzij deze tariefstelling in strijd is met een hogere wettelijke regeling, leidt tot willekeurige of onredelijke belastingheffing die de wetgever bij het toekennen van deze bevoegdheid niet in het oog kan hebben gehad of in strijd is met enig rechtsbeginsel.
3.9.
Op grond van artikel 110 van de Waterschapswet is het vaststellen van een belastingverordening een bevoegdheid van het algemeen bestuur. Op grond van artikel 111 van de Waterschapswet is de vaststelling van de tarieven een zelfstandige bevoegdheid van het algemeen bestuur. Bij de uitoefening van deze bevoegdheden heeft het algemeen bestuur beleidsvrijheid.
3.10.
De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat het waterschap twee hoofdtaken heeft: het watersysteembeheer en het zuiveringsbeheer. Het waterschap heft ter bestrijding van de kosten van de uitvoering van deze twee taken de watersysteemheffingen, de verontreinigingsheffing en de zuiveringsheffing. Naast de belastingheffing heeft het waterschap geen andere inkomsten. In de jaarlijkse begroting van het waterschap wordt uiteengezet welke taakkosten worden geraamd, welke belastinginkomsten worden geraamd en welke aanspraak op de reserve noodzakelijk is om tot een bestrijding van de kosten te komen. Daarbij maakt het waterschap geen winst en geen verlies. De recente tariefstijging wordt vooral veroorzaakt door vanwege klimaatverandering noodzakelijke kostbare maatregelen in het watersysteem en de rioolwaterzuivering, de toenemende complexiteit van het waterbeheer, de bescherming tegen wateroverlast en droogte en stijgende prijzen voor goederen en diensten. Hoewel het waterschap jarenlang reserves heeft aangewend om belastingtarieven te dempen, is dit op dit moment niet langer voldoende. In het verweerschrift heeft de heffingsambtenaar een link bijgevoegd naar de begroting van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht voor het jaar 2024. [2] Uit deze begroting blijkt dat de totale begroting in 2024 is gestegen van € 242,7 miljoen naar € 309,9 miljoen, een toename van € 67,2 miljoen. Enkel 6% van deze stijging heeft betrekking op de kosten van bedrijfsvoering, wat neerkomt op ongeveer vier miljoen euro. De overige kosten zien voornamelijk op beheer en onderhoud, het aanzuiveren van reserves en normale ontwikkelingen. In het verweerschrift heeft de heffingsambtenaar gewezen op een niet-gepubliceerde uitspraak van deze rechtbank, met zaaknummer AMS 24/6300. In deze zaak oordeelde de rechtbank reeds dat er geen reden is om aan te nemen dat de heffing in strijd is met de Waterschapswet of enige hogere wettelijke regeling.
3.11.
Voor zover eiseres heeft aangevoerd dat het onbehoorlijk en unfair is dat de heffingsambtenaar heeft gewezen op voornoemde uitspraak, merkt de rechtbank op dat zij intern heeft verzocht om publicatie van de uitspraak.
3.12.
De rechtbank overweegt dat zij niet bevoegd is zich uit te laten over de bedrijfsvoering van organisaties, ook niet als het gaat om een overheidsinstantie. De vaststelling van het tarief van de waterschapsbelasting is een zelfstandige bevoegdheid van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. De rechtbank volgt de toelichting van de heffingsambtenaar en acht het niet onredelijk dat de kosten voor onder meer de noodzakelijke investeringen en de kosten voor de bedrijfsvoering worden doorberekend aan de inwoners van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Gezien de duidelijke onderbouwing en de beleidsvrijheid die het algemeen bestuur toekomt, is er geen reden om aan te nemen dat de heffing in strijd is met de Waterschapswet of enige hogere wettelijke regeling.
3.13.
De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar de aanslag terecht heeft opgelegd.
3.14.
Tot slot voert eiseres aan dat de heffingsambtenaar het belang van eiseres bij berechting binnen een redelijke termijn heeft geschonden. Zij heeft emotioneel te lijden gehad onder de procedure. Daarnaast heeft de heffingsambtenaar eiseres opzettelijk op kosten gejaagd door haar de gang naar de bestuursrechter te laten maken.
3.15.
De rechtbank overweegt dat de behandeling van zaken zoals deze, waarin van een bezwaar- en een beroepstermijn sprake is, volgens vaste rechtspraak in beginsel maximaal twee jaar in beslag mag nemen. Daarbij mag de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar duren. De te beoordelen periode vangt aan met de datum van ontvangst van het bezwaarschrift en loopt door tot de datum waarop de rechtbank uitspraak doet.
3.16.
Eiseres heeft op 19 november 2024 bezwaar gemaakt. De uitspraak op bezwaar volgde een maand later, op 19 december 2024. Dit is dus (aanzienlijk) korter dan een half jaar. Ook heeft de behandeling van het beroep korter dan anderhalf jaar (namelijk nog geen jaar) geduurd. Naar het oordeel van de rechtbank is het belang van eiseres bij berechting binnen een redelijke termijn niet geschonden. Ook volgt de rechtbank het standpunt van eiseres niet dat de heffingsambtenaar haar opzettelijk op kosten heeft gejaagd door haar de gang naar de bestuursrechter te laten maken. De heffingsambtenaar heeft de aanslag immers terecht opgelegd.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Vriethoff, rechter, in aanwezigheid van
mr.C.J. van ‘t Hoff, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2025.
griffier
rechter
de rechter is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In de zin van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.https://agv.waterschapsinformatie.nl/document/13470363/1/S_23_019684_A?connection_type=1&connection_id=7996387.