ECLI:NL:RBAMS:2025:7583
Rechtbank Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot beëindiging van de strafzaak op grond van artikel 29f Sv
Op 7 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam in een raadkamer uitspraak gedaan over een verzoek van de verzoeker, geboren in 1989, om de strafzaak met parketnummer 71-404611-24 te beëindigen. De verzoeker stelde dat het Openbaar Ministerie zijn toezeggingen niet was nagekomen en dat er geen nieuwe, verzwarende gegevens aan het dossier waren toegevoegd sinds zijn invrijheidstelling op 12 juni 2025. De verzoeker vroeg de rechtbank om te verklaren dat de zaak was geëindigd, of in ieder geval om het Openbaar Ministerie op te dragen binnen vier weken relevante stukken te verstrekken.
Het Openbaar Ministerie betwistte de verzoeken en stelde dat het opsporingsonderzoek nog in volle gang was. De rechtbank heeft de stukken en het voorgeleidings- en raadkamerdossier bestudeerd en oordeelde dat er geen sprake was van inactiviteit of onredelijk tijdsverloop. De rechtbank concludeerde dat het belang van het Openbaar Ministerie om het onderzoek voort te zetten zwaarder woog dan de persoonlijke gevolgen voor de verzoeker. Het primaire verzoek werd afgewezen, evenals de subsidiaire verzoeken om het onderzoek aan te houden of om te bepalen dat er geen ernstige bezwaren meer waren.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het verzoek van de verzoeker om beëindiging van de strafzaak niet kon worden toegewezen, omdat het Openbaar Ministerie voldoende aannemelijk had gemaakt dat het onderzoek nog gaande was. De beslissing werd genomen door de meervoudige raadkamer, bestaande uit de rechters R.A. Overbosch, F. Dekkers en A.K. Glerum, en werd uitgesproken op 7 oktober 2025.