Overwegingen
Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres exploiteert een horecagelegenheid genaamd “[eiseres]” aan de [adres] in Amsterdam. Zij beschikt over een exploitatievergunning voor een zomerterras en een winterterras. Aan eiseres is met dagtekening 31 maart 2024 voor het onoverdekt zomerterras van 353 m² een aanslag precariobelasting opgelegd ten bedrage van € 46.101,80. Voor het onoverdekt winterterras van 353 m² is een aanslag precariobelasting opgelegd ten bedrage van € 13.696,40. De aanslag bedraagt in totaal dus
2. Met de bestreden uitspraak heeft de heffingsambtenaar de aanslag verminderd naar € 41.399,-. De heffingsambtenaar heeft eiseres gevolgd in haar bezwaar dat in de aanslag is uitgegaan van een onjuiste, te grote, oppervlakte van de terrassen. De heffingsambtenaar heeft als gevolg de oppervlakte van het zomerterras vastgesteld op 265 m² en die van het winterterras op 175 m².
3. Voor het hebben van een terras op voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, heft de heffingsambtenaar precariobelasting.De tarieven voor de zomer- en winterterrassen zijn opgenomen in de Verordening.
Het oordeel van de rechtbank
Onvoldoende communicatie?
4. Eiseres voert aan dat zij door de gemeente Amsterdam niet is geattendeerd op de forse verhoging die in een keer is doorgevoerd en op de heffing van precariobelasting over winterterrassen. Zij heeft als gevolg hiervoor geen financiële voorzieningen kunnen treffen. De wijze van informatieverstrekking door de gemeente is te summier. Ook is het volgens eiseres onredelijk om horecaondernemers niet rechtstreeks te informeren, maar alleen via algemene kanalen.
5.
De heffingsambtenaar stelt dat alle belastingverordeningen worden gepubliceerd in het Gemeenteblad en te raadplegen zijn via de overheidswebsite. In formeel juridische zin strekt de verantwoordelijkheid van de gemeente op het gebied van communicatie niet verder dan deze publicatie. De aanpassingen in de precariobelasting zijn in 2019 gemeld, onder meer via een mailing aan branchevereniging MKB Amsterdam en Koninklijke Horeca Nederland (KHN). Ook aan het hervatten van de precariobelastingheffing na de coronaperiode is in de communicatie aandacht besteed. De heffingsambtenaar heeft een overzicht van alle externe communicatie met betrekking tot de precariobelasting terrassen overgelegd, zoals in Nieuwsbericht KHN en MKB Amsterdam, Nieuwsbrief ondernemen, Nieuwsbrief BIZ Amsterdam en Krant Amsterdam.
6. De rechtbank overweegt als volgt. De aanslag precariobelasting over het belastingjaar 2023 is de eerste aanslag na de coronapandemie. De gemeente Amsterdam heeft over het belastingjaar 2019 nog precariobelasting geheven, maar over de jaren 2020 tot en met 2022 niet, in verband met de coronapandemie. De gemeenteraad van Amsterdam heeft in 2019 al besloten tot een wijziging van de precarioheffing en heeft eind 2019 de Verordening vastgesteld. De aanslag over 2023 is op deze Verordening gebaseerd. De Verordening houdt een aantal wijzigingen in, zoals een stapsgewijze verhoging verspreid over de jaren 2020 – 2023 van de belastingtarieven en de toevoeging van precarioheffing voor een winterterras, naast de al bestaande heffing voor een zomerterras. Zonder de coronapandemie zou een terrashouder al in 2020, 2021 en 2022 de stapsgewijze verhogingen hebben moeten betalen. Dat de aangekondigde verhogingen niet effectief zijn ingevoerd, is uitsluitend het gevolg van een omstandigheid die buiten de invloedssfeer lag van de heffingsambtenaar. Er is dan ook niet in één sprong flink verhoogd. Feitelijk hebben terrashouders zoals eiseres zich vanaf 2019 kunnen voorbereiden op de stapsgewijze opbouw die uiteindelijk pas in 2023 merkbaar is geworden.
7. De rechtbank is daarbij van oordeel dat voldoende en duidelijk is gecommuniceerd over de belastingheffing en dat (aspirant) terrashouders genoegzaam kennis hadden kunnen nemen van de nieuwe precarioregeling. De communicatie was ook tijdig, eiseres had in beginsel voldoende tijd om zich op de wijzigingen in te stellen. Voor zover eiseres stelt dat zij zich niet heeft laten informeren over de verhoging van de tarieven, omdat er in de jaren 2020, 2021 en 2022 geen precariobelasting werd geheven, oordeelt de rechtbank dat dit onder haar ondernemersrisico valt. Ter zitting heeft eiseres overigens erkend dat zij op de hoogte had kunnen zijn van de verhoging van de precariobelasting en de kwalificatie van haar horecalocatie als A-locatie.
Schending van het evenredigheidsbeginsel?
8. Eiseres vindt dat de heffing willekeurig en onredelijk is. De heffingsambtenaar heeft ten onrechte geen rekening gehouden met het na-ijl effect van de coronapandemie waar veel horecaondernemers in Amsterdam nog steeds mee kampen. In 2019 betaalde eiseres voor het (zomer)terras € 4.944,- precariobelasting, in 2023 € 41.399,-. Deze stijging is buitensporig en ongerechtvaardigd. Eiseres is van mening dat zij onevenredig zwaar in haar belangen wordt geschaad door de hoogte van het bedrag en de verhoging ten opzichte van het oude bedrag. Mede omdat eiseres ook nog een hoog bedrag aan coronasteun dient terug te betalen. Dit heeft eveneens bijgedragen aan een negatief bedrijfsresultaat. Het besluit is dus ook in strijd met het evenredigheidsbeginsel, aldus eiseres.
9. De heffingsambtenaar heeft uiteengezet dat de gemeenteraad in 2019 heeft besloten om met ingang van het belastingjaar 2020 het aantal tarieven precariobelasting terrassen te verminderen van 23 naar 7. Het uitgangspunt is daarbij een differentiatie in tarieven, waarbij recht wordt gedaan aan de druk in de openbare ruimte en waarbij gebieden met een vergelijkbare druk hetzelfde tarief krijgen. Volgens de heffingsambtenaar blijkt juist uit de stapsgewijze verhoging van de tarieven precariobelasting over de jaren 2020, 2021 en 2022 dat rekening is gehouden met de belangen van horecaondernemers.
10. De rechtbank stelt voorop dat aan de gemeentelijke wetgever nauwelijks beperkingen zijn opgelegd als het gaat om de tariefstelling bij precariobelastingen. Daarom moet de rechter de politieke besluitvorming daarover in beginsel respecteren. Voor ingrijpen door de rechter is alleen dan plaats als die besluitvorming oncontroleerbaar of onzorgvuldig is geweest, bijvoorbeeld omdat de daarbij gemaakte keuzes niet zijn gemotiveerd of omdat geen aandacht is besteed aan de belangen van degenen die door de te nemen besluiten in het bijzonder worden getroffen. Zo'n beoordeling wordt exceptieve toetsing genoemd. Gelet op de inhoud van de documenten die de heffingsambtenaar heeft overgelegd waarin de politiek bestuurlijke keuzes zijn beschreven die bij het opstellen van de Verordening in aanmerking zijn genomen, is de rechtbank van oordeel dat er geen strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Ook is niet aannemelijk geworden dat de tariefstelling zo onredelijk of willekeurig is dat deze de formele wetgever niet voor ogen kan hebben gestaan.
11. Eiseres voert voorts aan dat er ten onrechte geen maatwerk is toegepast. Volgens eiseres is de locatie van haar terras ten onrechte gekwalificeerd als ‘A-locatie’ en in het hoogste tarief geplaatst. De afgelopen jaren zijn immers flinke infrastructurele werkzaamheden uitgevoerd in de directe omgeving van het terras en kon eiseres meerdere dagen in het jaar haar terras niet uitzetten vanwege diverse evenementen op het Museumplein. Eiseres heeft ter zitting foto’s overgelegd van de infrastructurele werkzaamheden tussen april 2024 en december 2024 in de directe nabijheid van het terras. Eiseres wijst er ook op dat zij haar terras tot 19:00 uur exploiteert, zodat zij daaruit geen inkomsten genereert in de avond/nacht. Bovendien rechtvaardigen volgens eiseres de inkomsten uit het terras niet de hoogte van het precariotarief. Eiseres stelt dat de heffingsambtenaar ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar de revenuen die horecaondernemers van een terras in een bepaald gebied kunnen verwachten in relatie tot de kosten die zij hiervoor moeten maken.
12. De heffingsambtenaar heeft gewezen op de toelichting bij de Verordening waarin staat dat de hoogte van het precariotarief afhankelijk is van de mate van druk op de openbare ruimte. Er wordt daarvoor onder andere gekeken naar de verkeersstromen van personen. Verder heeft de heffingsambtenaar aangegeven dat de precariobelasting een algemene belasting is en dat de gemeenteraad bij de verhoging van de tarieven en de indeling in tariefgebieden binnen de wettelijke kaders is gebleven.
13. De rechtbank overweegt dat zij ook de gebiedsindeling volgens de Verordening en het kwalificeren van het [locatie] als A-locatie terughoudend dient te toetsen. Het is namelijk aan de politiek om keuzes te maken met betrekking tot de tariefindeling binnen de precariobelasting. Exceptief toetsend is de rechtbank van oordeel dat het [locatie] als A-locatie gekwalificeerd mocht worden in de Verordening, en daarmee ook het stuk grond waarop het terras van eiseres staat. De rechtbank acht deze keuze ook niet onlogisch, gelet op het publiekstrekkende effect van de voorzieningen in dit gebied. Gelet op de grote vrijheid van de gemeenteraad bij het vaststellen van een gebiedsindeling, hoefde zij geen rekening te houden met de verhouding tussen inkomsten van een terras in een bepaald gebied en de kosten. Voor het oordeel dat in de Verordening meer maatwerk had moeten worden voorzien, is geen grond. Overigens voorziet de Verordening in een tijdsevenredige vermindering op de aanslag precariobelasting aanvragen indien als gevolg van inperkende maatregelen van overheidswege gedurende meer dan een maand geen gebruik kan worden gemaakt van de grond waarop het terras is gelegen. In zoverre is sprake van enig maatwerk.
14. Voorts geldt dat het de keuze van eiseres is geweest om het terras uit te zetten op dagen waarop er in de directe nabijheid van het terras infrastructurele werkzaamheden plaatsvonden. En ook is het aan eiseres keuzes te maken over de locatie van haar bedrijf om aldus een zo optimaal mogelijk bedrijfsresultaat te realiseren. De gevolgen van de door eiseres gemaakte keuzes in het kader van haar bedrijfsvoering, waaronder ook het vaststellen van de openingstijden, komen echter voor haar rekening en risico. Een en ander behoort immers tot het gewone ondernemersrisico. De rechtbank overweegt tot slot dat zij de overgelegde foto’s over de situatie ter plaatse tussen april 2024 en december 2024 niet bij haar beoordeling heeft betrokken reeds omdat die periode niet is gelegen in het onderhavige belastingjaar.
15. Gelet op al het bovenstaande slagen de beroepsgronden niet.
16. De aanslag is terecht en naar de juiste hoogte opgelegd. Het beroep is daarom ongegrond. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, voorzitter, mr. K.S. Man en
mr. E.M. Hansen-Löve, leden, in aanwezigheid van mr. H.M. Dost, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 september 2025.
Afschrift verzonden aan partijen op: