ECLI:NL:RBAMS:2025:7647

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
13-390989-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetverkrachting met bijzondere voorwaarden en schadevergoeding

Op 15 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 29 september 2024 in Amsterdam opzettelijk verkrachting heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. De verdachte is vrijgesproken van de primair tenlastegelegde gekwalificeerde opzetverkrachting, omdat niet is aangetoond dat er dwang, geweld of bedreiging aan de hand was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de wil van het slachtoffer heeft genegeerd, die dronken was en duidelijk had aangegeven geen seks te willen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 5.000,- voor immateriële schade. De rechtbank heeft ook een beroepsverbod opgelegd voor de duur van vier jaar, gezien het feit dat de verkrachting tijdens de uitoefening van zijn beroep als taxichauffeur heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te melden bij de reclassering en mee te werken aan ambulante behandeling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-390989-24
Datum uitspraak: 15 oktober 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2006 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Dankers en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.L. L’Homme naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij] , en van wat haar advocaat, mr. P.W. van Rijmenam-van Oosterom naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort weergegeven – tenlastegelegd dat hij zich op 29 november 2024 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan gekwalificeerde opzetverkrachting van [benadeelde partij] (primair), dan wel opzet- of schuldverkrachting van [benadeelde partij] (subsidiair).
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt dat de subsidiair tenlastegelegde opzetverkrachting kan worden bewezen. Verdachte moet worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde gekwalificeerde opzetverkrachting, aangezien uit het dossier niet volgt dat de opzetverkrachting is voorafgegaan, vergezeld, of gevolgd door dwang, geweld of bedreiging.
3.2.
Standpunt verdediging
De raadsman van verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster dat er sprake zou zijn geweest van onvrijwillige seks onbetrouwbaar zijn en dat er geen steunbewijs is. Daartegenover staan consistente en daarmee betrouwbare verklaringen van verdachte dat de seks vrijwillig was.
3.3.
Oordeel rechtbank
3.3.1.
De verklaring van aangeefster
Aangeefster heeft op 24 oktober 2024 aangifte van verkrachting gedaan en heeft toen het volgende verklaard. Zij was in de nacht van zaterdag 28 op zondag 29 september 2024 op een feestje van haar werk. Hier heeft zij veel alcohol gedronken waardoor zij dronken was. Zij heeft toen een taxi naar haar huis genomen. De taxichauffeur vroeg hoe zij over
one- night standsdacht. Zij heeft gezegd dat ze daar in het algemeen wel oké mee is, maar heeft niet gezegd dat ze dat met hem oké vond. Hij vroeg toen of zij een echte Marokkaanse lul wilde proberen. Ze raakte in shock en voelde zich onveilig. Hij stopte voor een supermarkt op loopafstand van haar woning. Ze dacht dat het klaar was en dat ze uit de taxi zou gaan. Hij vroeg nog een keer of zij een
one-night standwilde, waarop zij antwoordde dat zij zo dronken was dat ze dat niet wilde. Ze opende de deur van de taxi en de chauffeur zei dat ze mooi was. Hij vroeg iets over kussen, waarop zij hem een kus heeft gegeven en dacht dat het daarbij zou blijven. Hij vroeg haar om de deur van de auto dicht te doen. Dit heeft zij gedaan, omdat ze dacht dat hij haar dan alsnog voor haar woning zou afzetten. Hij reed vervolgens langs haar gebouw naar de grote weg. Ze werd bang en vroeg zich af waar ze heen zou gaan. Hij stopte langs de weg op een donkere plaats. Hij heeft haar daar tegen de auto van achteren geneukt. Ze was helemaal in shock en in de war. Ze kon niet meer bewegen. Hij is gestopt, ging terug naar zijn auto en reed weg. Haar spullen, waaronder haar telefoon, lagen nog in zijn auto. Het ging heel snel en hij verdween gewoon. Ze was in paniek en kon geen politie bellen omdat haar telefoon nog in de taxi lag. Ze zag een vrouw lopen, heeft tegen haar gezegd dat ze verkracht was en heeft haar gevraagd de politie te bellen.
3.3.2.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft op 9 december 2024 tegen de politie, en ter terechtzitting op 1 oktober 2025, verklaard dat hij inderdaad op 29 september 2024 seks met aangeefster heeft gehad. Volgens verdachte zei aangeefster dat zij altijd al interesse had in een
one-night standmet een Arabische man en was zij tijdens de rit met hem aan het flirten. Toen hij haar wilde afzetten vroeg zij aan hem: “
will you spend the night with me?”. Zij deed de achterdeur open en voordat zij uitstapte gaf zij hem een zoen op de mond. Hierop zei hij dat hij de taxi niet daar wilde achterlaten en dat hij de auto om de hoek zou parkeren. Toen hij dat had gedaan is hij uitgestapt en bij haar op de achterbank gaan zitten en ze hebben gezoend. Het voelde of zij dit allebei wilden. Ze zijn vervolgens uitgestapt en zij trok haar broek uit en draaide zich met haar rug naar hem om. Vervolgens hebben zij seks met elkaar gehad. Niet veel later realiseerde hij zich waar hij mee bezig was: hij vond dat hij moest werken en geen seks moest hebben met een klant. Toen is hij gestopt. Ze deden allebei hun broeken omhoog en hij is in de auto gestapt en weggereden. Even later realiseerde hij zich dat haar spullen nog in zijn auto lagen en is hij teruggereden.
3.3.3.
Juridisch kader
Aangezien aangeefster en verdachte beiden verklaren dat zij op 29 september 2024 seks hebben gehad, gaat het in deze zaak om de vraag of verdachte wist dat aangeefster dit niet wilde (
opzetverkrachting) of dat hij ernstige reden had om te vermoeden dat zij dit niet wilde (
schuldverkrachting). In artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is bepaald dat het bewijs hiervoor niet uitsluitend kan worden gebaseerd op de verklaring van één getuige. Met andere woorden: alleen de verklaring van aangeefster kan niet leiden tot een bewezenverklaring. Er moet meer bewijs zijn om het tenlastegelegde te bewijzen. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Niet is vereist dat elk onderdeel van de tenlastelegging in ander bewijsmateriaal steun vindt. Dat betekent dat de rechtbank moet beoordelen of de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en of haar verklaring voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Het steunbewijs dient verder te zien op feiten en omstandigheden die niet in een te ver verwijderd verband staan tot de aan verdachte verweten gedragingen.
3.3.4.
Betrouwbaarheid van verklaring aangeefster
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster als authentiek en betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Zij heeft op de dragende onderdelen consistent en duidelijk verklaard – zoals over het feit dat zij dronken was, dit duidelijk tegen verdachte heeft gezegd, en heeft aangegeven geen seks te willen. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangifte. De rechtbank neemt hierbij het volgende in overweging.
In de eerste plaats heeft aangeefster direct na het voorval op 29 september 2024 tegen een voorbijganger, en daarna tegen de politie, gezegd dat zij door haar taxichauffeur is verkracht. Vervolgens heeft zij een paar uur daarna een ‘informatief gesprek zeden’ met de politie gehad. Hierin heeft zij aangegeven dat zij veel had gedronken, erg dronken was en dat zij tegen de chauffeur heeft gezegd dat zij geen
one-night standmet hem wilde. In haar aangifte van 24 oktober 2024 heeft zij herhaald dat zij veel had gedronken, dronken was, dat de chauffeur over een
one-night standbegon en dat zij heeft gezegd dat zij dit niet met hem wilde. Ook bij haar verhoor door de rechter-commissaris op 5 maart 2025 herhaalde aangeefster dat verdachte bleef vragen of zij een
one-night standwilde en dat zij dit heeft geweigerd. Tevens herhaalde aangeefster dat zij meerdere keren heeft gezegd dat zij erg dronken was. Zij heeft op de dragende onderdelen van haar verklaring dus consistent verklaard. Dat aangeefster op andere, niet essentiële onderdelen van haar verklaring wisselend heeft verklaard doet daar niet aan af. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank namelijk goed worden verklaard door het feit dat zij die nacht veel alcohol had gedronken, zoals ook de uitslag van de bloedtest bij de politie heeft bevestigd. Dat zij heeft verklaard dat zij een gat in haar geheugen heeft (informatief gesprek zeden) en dat zij zich niet herinnert wat er is gebeurd tussen het moment dat de chauffeur naar een donker plekje was gereden en het moment dat zij met haar broek en ondergoed op haar enkels naast de taxi stond (verhoor bij de rechter-commissaris), maakt haar verklaring ook niet onbetrouwbaar maar past juist bij haar verklaring dat zij dronken was en de chauffeur daar misbruik van heeft gemaakt.
3.3.5.
Voldoende steunbewijs voor verklaring aangeefster
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de overige bewijsmiddelen in het dossier de verklaring van aangeefster voldoende ondersteunen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en oordeelt dat de verklaring van aangeefster voldoende wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [naam getuige] . Zij heeft namelijk verklaard dat zij aangeefster huilend op straat zag lopen en dat aangeefster toen direct tegen haar zei dat ze was verkracht door haar taxichauffeur en haar vroeg om de politie te bellen. Verder verklaarde zij dat aangeefster bleef huilen en in shock was. Ze keek naar één punt op de grond en stelde zichzelf heel veel vragen om te begrijpen wat er was gebeurd. Aangezien de getuige deze emoties, die passen bij de verklaringen van aangeefster, direct na het voorval bij aangeefster heeft waargenomen levert dit voldoende steunbewijs op. Daarbij komt dat uit de uitslag van de bloedtest van aangeefster blijkt dat zij die nacht een hoge concentratie ethanol in haar bloed had. Ook dat ondersteunt haar verklaring.
3.3.6.
Verklaring verdachte ongeloofwaardig
De verklaringen van verdachte dat hij niet wist dat aangeefster dronken was en dat hij dacht dat aangeefster seks met hem wilde en dat dat bleek uit haar uitlatingen en gedragingen acht de rechtbank, mede op grond van het voorgaande, niet aannemelijk.
3.3.7.
Conclusie
Uit het dossier blijkt dat aangeefster veel had gedronken, dronken was en dit meerdere keren tegen verdachte heeft gezegd. Ook blijkt uit het dossier dat aangeefster tegen verdachte heeft gezegd dat zij geen
one-night standmet hem wilde. Uit het feit dat aangeefster hem een kus heeft gegeven toen zij uit de taxi wilde stappen, volgt geen instemming met seks. Aangeefster had namelijk direct daarvoor tegen hem gezegd dat zij geen
one-night standmet hem wilde, maar dat zij hem wel een kus kon geven en dat zij daarna naar huis zou gaan. Verdachte moet dus hebben geweten dat aangeefster geen seks met hem wilde. Verdachte heeft seks met aangeefster gehad terwijl hij wist dat bij haar de wil daartoe ontbrak en heeft dit bewust genegeerd. Terwijl zij met een taxi naar huis wilde omdat zij dronken was, heeft verdachte juist misbruik gemaakt van haar kwetsbaarheid. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde opzetverkrachting.
De rechtbank is het met de officier van justitie en de raadsman eens dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde gekwalificeerde opzetverkrachting, aangezien uit het dossier niet volgt dat de opzetverkrachting is voorafgegaan, vergezeld van, of gevolgd door dwang, geweld of bedreiging.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 29 september 2024 te Amsterdam, met een persoon, te weten [benadeelde partij] een seksuele handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten het brengen en/of duwen van zijn penis in de vagina van voornoemde [benadeelde partij] , terwijl hij, verdachte, wist, dat bij die [benadeelde partij] daartoe de wil ontbrak.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarden toezicht door de reclassering en een ambulante behandeling bij de Waag, voor zover de reclassering dat nodig acht. Daarnaast vordert de officier van justitie dat aan verdachte een beroepsverbod voor het werken als taxichauffeur wordt opgelegd voor de duur van 7 jaar.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft zijn leven op orde, is jong en heeft werk. De raadsman verzoekt de rechtbank met klem om geen beroepsverbod op te leggen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetverkrachting. Hij heeft het slachtoffer vervoerd met zijn taxi waarna hij haar heeft verkracht en haar midden in de nacht in dronken staat op een donkere en afgelegen plek achtergelaten. Hiermee heeft hij de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer op ingrijpende wijze geschonden. Het slachtoffer had juist een taxi besteld omdat zij had gedronken en veilig thuis wilde komen. Slachtoffers van feiten als het onderhavige kunnen daarvan nog langdurig nadelige psychische gevolgen ondervinden. Ter terechtzitting heeft de advocaat van het slachtoffer namens haar verwoord wat de verkrachting met haar heeft gedaan. Hieruit blijkt dat het slachtoffer sinds de verkrachting leeft in angst en pijn. Ze kan er nog steeds niet aan terug denken of over praten in therapie. Verdachte heeft de gevolgen voor het slachtoffer door zijn handelen ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen seksuele behoeftes.
De persoon van de verdachte
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 6 september 2025 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 11 december 2024 waarbij de reclassering adviseert om bij een schorsing de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: meldplicht, ambulante behandelverplichting en een beroepsverbod. Uit het reclasseringsadvies van 21 maart 2025 volgt dat de reclassering bij een veroordeling adviseert om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering vindt interventies of toezicht niet nodig. Wel achten zij een verbod voor verdachte om zijn functie als taxichauffeur voort te zetten noodzakelijk.
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij is gestart met een behandeling bij de Waag en dat hij bereid is mee te blijven werken aan een behandeling.
Strafoplegging
De rechtbank heeft gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken en gerechtshoven onderling hebben vastgesteld en naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Voor een verkrachting met een beperkte mate van dwang is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden.
De rechtbank ziet, mede door zijn jonge leeftijd, aanleiding om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Gelet op de omstandigheden en de ernst van het feit vindt de rechtbank het van belang dat verdachte behandeld wordt en een stok achter de deur heeft om hem ervan te weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank daarom de volgende bijzondere voorwaarden verbinden: een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting. Gelet op het feit dat er nog weinig zicht is verkregen op wat er ten grondslag heeft gelegen aan het handelen van verdachte, zijn jonge leeftijd en om het recidiverisico in te perken ziet de rechtbank aanleiding om een proeftijd van drie jaar te verbinden aan de voorwaardelijke straf.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.
Beroepsverbod
Daarnaast zal de rechtbank als bijkomende straf een verbod opleggen om als taxichauffeur te werken, omdat het bewezenverklaarde feit tijdens de uitoefening van zijn beroep als taxichauffeur is begaan en het belang van bescherming van klanten zwaar weegt. Deze bijkomende straf wordt, uit het oogpunt van preventie en om mogelijke recidive te voorkomen, opgelegd voor 4 jaar.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering ingediend. Zij vordert een vergoeding van € 10.000,-, bestaande uit € 2.000,- aan toekomstige materiële kosten en € 8.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot toekomstige materiële schade en dat de immateriële schade geheel kan worden toegewezen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering ten aanzien van de materiële kosten. Met betrekking tot de immateriële schade verzoekt de verdediging het bedrag bij een bewezenverklaring te matigen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering ten aanzien van de materiële kosten, omdat het hier gaat om mogelijke toekomstige kosten.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade onder andere voor vergoeding in aanmerking als sprake is van een aantasting in de persoon. Verkrachting zoals zich in onderhavig geval heeft voorgedaan vormt een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit en als algemene ervaringsregel kan worden aangenomen dat verkrachting leidt tot ernstige psychische gevolgen. De impact voor de benadeelde partij blijkt ook uit haar ingediende verzoek tot schadevergoeding en de door haar advocaat voorgelezen slachtofferverklaring ter terechtzitting. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom, op grond van de stukken in het dossier en hetgeen ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen in haar persoon is aangetast en daarom immateriële schade heeft geleden.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend en de Rotterdamse schaal, stelt de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast op € 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 september 2024 tot de dag van volledige betaling. Voor het overige deel wordt de benadeelde partij niet ontvankelijk verkilaard in haar vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde partij] de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

9.Beslag

In de zaak van verdachte is ondergoed met nummer G6560172 in beslag genomen. De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat dit goed terug kan naar de rechthebbende.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 31, 36f, 243 en 254a van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzetverkrachting
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • Meldplicht bij reclassering: veroordeelde meldt zich uiterlijk drie werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
  • Ambulante behandeling: veroordeelde werkt mee aan diagnostiek, indien Reclassering Nederland dit geïndiceerd acht, en ambulante behandeling gericht op delictpreventie bij polikliniek De Waag of een soortgelijke forensische behandelinstelling, te bepalen door de Reclassering Nederland.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Beroepsverbod
Ontzet verdachte van het recht tot uitoefening van het beroep van taxichauffeur (vervoer van personen) voor de duur van 4 jaar.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en het beroepsverbod, en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Benadeelde partij [benadeelde partij] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot een bedrag van € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 29 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt dat [benadeelde partij] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 5.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 29 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 60 (zestig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Beslag
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van ondergoed met nummer: G6560172.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Versteeg, voorzitter,
mr. H.B.W. Beekman en mr. C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 oktober 2025.