ECLI:NL:RBAMS:2025:7726

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
25/5213 en 25/5250
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake exploitatie- en omgevingsvergunning voor horecabedrijf in Amsterdam

Op 6 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een horecabedrijf in Amsterdam. Verzoeker, de eigenaar van het horecabedrijf, had bezwaar gemaakt tegen de voorwaarden die aan zijn exploitatie- en omgevingsvergunning waren verbonden, waaronder een maximaal aantal zitplaatsen en een zitplicht voor bezoekers. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeken kennelijk ongegrond waren en dat er geen spoedeisend belang was aangetoond. Verzoeker had geen overtuigende onderbouwing gegeven voor zijn claims van omzetderving en reputatieschade. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeken om voorlopige voorziening moesten worden afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 25/5123 en 25/5250

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 oktober 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [vestigingsplaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om voorlopige voorziening van verzoeker tegen het maximaal aantal zitplaatsen en de zitplicht voor alle bezoekers die aan verzoeker zijn opgelegd bij het verlenen van zijn exploitatie- en omgevingsvergunning.
1.2.
Omdat de verzoeken kennelijk ongegrond zijn doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Totstandkoming van de bestreden besluiten

2.1.
Op 30 mei 2024 is door [eigenaar] als eigenaar van [verzoeker] (verzoeker) een aanvraag ingediend voor een exploitatievergunning horecabedrijf met terras op het adres [adres] in Amsterdam. Met het besluit van 20 maart 2025 heeft verweerder de exploitatievergunning verleend voor vijf jaar. Tegen dit besluit is door verschillende omwonenden een bezwaarschrift ingediend. Met het besluit van 1 augustus 2025 is het bezwaar van omwonenden ongegrond verklaard en aan de exploitatievergunning de voorwaarden verbonden dat bezoekers van het terras verplicht zijn om binnen de terrasbegrenzing te blijven en om te gaan zitten.
2.2.
Op 19 december 2024 is aan verzoeker een omgevingsvergunning voor twee horecaterrassen op hetzelfde adres verleend. Tegen dit besluit heeft [de persoon] op
20 december 2024 als omwonende een bezwaarschrift ingediend. Op 21 januari 2025 is het bezwaar uitgebreid namens een groep omwonenden. Op 12 augustus heeft 2025 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en de volgende aanvullende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden:
- het aantal zitplaatsen van het hoofdterras aan de zuidgevel is maximaal 50;
- het aantal zitplaatsen aan het zijterras aan de westgevel is maximaal 12.
2.3.
Verzoeker heeft tegen beide besluiten beroep ingesteld.
2.4.
Naar aanleiding van deze aanvullende voorwaarden uit de bestreden beslissingen van 1 augustus 2025 en 12 augustus 2025 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen de opgelegde zitplicht en zitplaatsbeperking te schorsen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3.1
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
3.2.
Op 11 september 2025 heeft de voorzieningenrechter verzoeker verzocht om het spoedeisend belang nader toe te lichten.
3.3.
Op 16 september 2025 heeft verzoeker een aanvullende onderbouwing ingediend. Volgens verzoeker leiden de aanvullende voorschriften tot aanzienlijke omzetderving en reputatieschade. Ook zorgen de beperkingen voor een structurele waardevermindering van zijn bedrijf. Daarnaast is verzoeker van mening dat de regels onuitvoerbaar zijn, de sociale functie van het terras geschaad wordt en ook de gastvrijheid en aantrekkelijkheid van het terras aangetast worden.
3.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit hetgeen door verzoeker naar voren is gebracht niet blijkt van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Daarbij is van belang dat verzoeker zijn standpunten niet heeft onderbouwd. Verzoeker spreekt van een omzetderving en reputatieschade, maar heeft geen inzicht gegeven waarop dit is gebaseerd. Ook ten aanzien van verzoekers overige argumenten is niet gebleken van onomkeerbare gevolgen in afwachting van de behandeling van de beroepszaken. Nu het spoedeisend belang door verzoeker niet aannemelijk is gemaakt, zijn de verzoeken kennelijk ongegrond.

Conclusie

4. De verzoeken zijn kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken dus af. Voor een vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.L van der Pijl, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.