ECLI:NL:RBAMS:2025:7746

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
25/2805
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugvordering van bijstandsuitkering wegens gezamenlijke huishouding

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, waarin zij wordt verplicht om € 14.777,16 terug te betalen wegens te veel ontvangen bijstand. De rechtbank heeft op 23 september 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres betwist de datum waarop zij en haar partner een gezamenlijke huishouding zijn gaan voeren, en stelt dat dit pas per 23 september 2024 was, terwijl het college uitgaat van 1 januari 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet in bezwaar of beroep is gegaan tegen de intrekking van haar recht op bijstand, en dat de datum van intrekking formele rechtskracht heeft. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft vastgesteld dat eiseres en haar partner per 1 januari 2024 een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd, en dat de terugvordering van de bijstand terecht is. Eiseres heeft geen bewijs geleverd voor haar stelling dat de datum van de gezamenlijke huishouding later was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 25/2805

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde 1] )
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder (hierna:

het college)
(gemachtigde: [gemachtigde 2] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen het besluit van het college dat zij € 14.777,16 moet terugbetalen omdat zij te veel bijstand heeft ontvangen. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft in haar beroepschrift aangegeven waarom. De rechtbank oordeelt aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Met het besluit van 30 januari 2025 heeft het college besloten dat eiseres
€ 14.777,16 moet terugbetalen omdat zij van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024 te veel bijstand heeft ontvangen. Met het bestreden besluit van 31 maart 2025 op het bezwaar van eiseres heeft het college het terugvorderingsbesluit in stand gelaten.
4. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college deelgenomen. Eiseres was zelf niet aanwezig, maar haar partner, de heer [naam] , wel.

Beoordeling door de rechtbank

Kan de datum van de intrekking nog aan de orde worden gesteld?
6. Met het besluit van 16 januari 2025 heeft het college het recht op bijstand van eiseres ingetrokken met ingang van 1 januari 2024. Eiseres is tegen dit besluit niet in bezwaar en beroep gegaan. Het primaire besluit in deze procedure ziet alleen op de terugvordering van de te veel ontvangen bijstand. De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of de datum van de intrekking, die ten grondslag ligt aan de hoogte van de terugvordering, ter beoordeling voorligt.
7. Eiseres heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat de datum van de intrekking alsnog aan de orde kan worden gesteld omdat dit onlosmakelijk is verbonden met de terugvordering en het terugvorderingsbedrag, waartegen eiseres wel beroep heeft ingesteld. Het college is dit niet met eiseres eens en heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de intrekking, inclusief de datum van de intrekking, niet meer aan de orde kunnen worden gesteld omdat eiseres hiertegen geen beroep heeft ingesteld.
8. De rechtbank stelt vast dat het intrekkingsbesluit formele rechtskracht heeft. Volgens vaste rechtspraak ziet de formele rechtskracht van een besluit uitsluitend op de met dat besluit tot stand gebrachte rechtsgevolgen en niet mede op oordelen van feitelijke en juridische aard die daaraan ten grondslag hebben gelegen. [1] De tot stand gebrachte rechtsgevolgen – in dit geval de intrekking van het recht op bijstand– ligt dus vast en is bovendien ook niet tussen partijen in geschil. De oordelen van feitelijke en juridische aard die aan de intrekking ten grondslag hebben gelegen – zoals de datum van de intrekking – kunnen in deze procedure over het terugvorderingsbesluit wel aan de orde worden gesteld.
Heeft het college de datum van de intrekking juist vastgesteld?
9. Eiseres erkent dat zij met haar partner is gaan samenwonen, terwijl zij dit niet aan het college heeft gemeld. Zij stelt echter dat zij niet per 1 januari 2024 is gaan samenwonen, maar pas per 23 september 2024. Zij vindt om die reden het terugvorderingsbedrag te hoog. Eiseres heeft weliswaar tijdens het huisbezoek door de toezichthouders op 7 januari 2025 verklaard dat zij vanaf 1 januari 2024 is gaan samenwonen met haar partner, maar deze verklaring is volgens haar onbetrouwbaar omdat zij, toen zij deze verklaring aflegde en ondertekende, psychisch kwetsbaar was. Dit blijkt uit het feit dat zij vorig jaar een aantal keer is opgenomen en tot op heden poliklinisch in behandeling is bij het Sinai centrum, een kliniek gespecialiseerd in PTSS. Daarnaast is door eiseres gewezen op de cultuur- en taalverschillen. Eiseres is Filipijnse en heeft daardoor een andere manier van doen en beheerst bovendien de Nederlandse taal onvoldoende.
10. De rechtbank overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak mag in het algemeen worden uitgegaan van de juistheid van een tegenover een sociaal rechercheur of handhavingsspecialist afgelegde en ondertekende verklaring, en hoeft weinig betekenis te worden toegekend aan het achteraf intrekken of ontkennen van een dergelijke verklaring. Dit is anders als er voldoende aanknopingspunten zijn om te oordelen dat sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat een uitzondering op het hiervoor weergegeven uitgangspunt dient te worden gemaakt. [2] De rechtbank twijfelt niet aan de door eiseres gestelde psychische problematiek. Dit volgt ook uit de door haar overgelegde verklaring over haar opnames in verband met haar psychische klachten. De rechtbank volgt eiseres echter niet in haar stelling dat de door haar afgelegde verklaring onbetrouwbaar is vanwege haar psychische problematiek en opnames daarvoor. Eiseres heeft dit niet concreet gemaakt. Daarbij weegt de rechtbank mee dat tussen de laatste dag van haar opname en het afleggen van de verklaring drie maanden zijn verstreken. Vervolgens zitten er ook weer acht maanden tussen het afleggen van de verklaring en de volgende opname. De rechtbank ziet hierdoor onvoldoende aanknopingspunten dat eiseres ten tijde van het huisbezoek niet in staat was om een verklaring af te leggen. Daarbij hebben de toezichthouders in het rapport ook niets opgemerkt over een mogelijk taalprobleem. Ook voor het overige heeft eiseres niet met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd waarom de ingangsdatum van de gezamenlijke huishouding pas op 23 september 2024 zou zijn, bijvoorbeeld door het overleggen van verhuisberichten of waternetgegevens. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college kon uitgaan van 1 januari 2024 als datum vanaf wanneer eiseres en haar partner een gezamenlijke huishouding zijn gaan voeren. Het college heeft daarom terecht vanaf die datum de te veel betaalde bijstand teruggevorderd.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. van Haeften, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C.A. Olsen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 8 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3229, r.o. 4.4.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 26 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:BV2512, r.o. 4.5.