In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, waarin zij wordt verplicht om € 14.777,16 terug te betalen wegens te veel ontvangen bijstand. De rechtbank heeft op 23 september 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres betwist de datum waarop zij en haar partner een gezamenlijke huishouding zijn gaan voeren, en stelt dat dit pas per 23 september 2024 was, terwijl het college uitgaat van 1 januari 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet in bezwaar of beroep is gegaan tegen de intrekking van haar recht op bijstand, en dat de datum van intrekking formele rechtskracht heeft. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft vastgesteld dat eiseres en haar partner per 1 januari 2024 een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd, en dat de terugvordering van de bijstand terecht is. Eiseres heeft geen bewijs geleverd voor haar stelling dat de datum van de gezamenlijke huishouding later was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.