8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft de gaskraan van het fornuis in zijn woning opengedraaid en open laten staan, zodat gas in de woning is gelopen. Hiermee heeft verdachte vanwege het ontploffingsgevaar een levensgevaarlijke situatie gecreëerd voor personen in de nabijheid van de woning. Tevens heeft verdachte daarmee een groot risico op schade aan naastgelegen woningen, en de zich daarin bevindende goederen, doen ontstaan. Dat voornoemde gevaren zich niet daadwerkelijk hebben verwezenlijkt, en een ontploffing is uitgebleven, is te danken aan adequaat handelen van de hulpdiensten (politie en brandweer).
Daarnaast heeft verdachte in een periode van meerdere maanden veelvuldig opzettelijk gebeld naar alarmnummer 112, zonder dat daartoe een noodzaak bestond. Hierdoor heeft verdachte veel overlast veroorzaakt voor de medewerkers van de alarmcentrale en politie- en ambulancemedewerkers. Bovendien levert dit handelen het risico op dat anderen, die wel dringend hulp nodig hebben, niet op tijd in contact kunnen komen met de hulpdiensten die via het alarmnummer worden aangestuurd. Dit kan daarom mensenlevens in gevaar brengen.
De rechtbank ziet ook dat verdachte in een moeilijke periode zat waarin zijn moeder was overleden en hij bang en eenzaam was. Om de gevoelens van eenzaamheid te dempen is hij veel gaan drinken en de alarmdiensten gaan bellen in de hoop dat zij langs zouden komen. Op zitting heeft verdachte zijn spijt betuigd en aangegeven dat hij begrijpt dat zijn handelen gevaar voor zijn buren en overlast heeft opgeleverd.
De persoon van verdachte en de deskundigenrapporten
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 2 juni 2025. Hieruit blijkt dat verdachte buiten onderhavige feiten, niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de NIFP-rapportage van 11 augustus 2025, opgesteld door [persoon] , GZ-psycholoog. Hieruit blijkt – kort samengevat – het volgende.
Bij verdachte is sprake van zwakbegaafdheid, een autismespectrumstoornis, een recidiverende ernstige depressieve stoornis, een aanpassingsstoornis en een stoornis in gebruik van alcohol en cannabis. Daarvan was ook sprake ten tijde van de tenlastegelegde feiten. In de aanloop naar de ten laste gelegde feiten was sprake van toenemende emoties, spanning en versterkte gevoelens van eenzaamheid na het (recent) overlijden van zijn moeder. Bij gebrek aan adequate copingmechanismen probeerde verdachte met middelengebruik zijn emoties te reguleren. Verdachte overziet vanuit zijn pathologie onvoldoende de impact van zijn handelen en is, door zijn gebrekkige emotieregulatie en beperkte oplossingsvaardigheden, niet in staat om zelfstandig gedragsalternatieven af te wegen en zijn gedrag in constructieve zin bij te sturen. Gelet hierop is sprake van doorwerking van de bij verdachte aanwezige stoornissen in de ten laste gelegde feiten. Aannemelijk is dat verdachte door zijn pathologie bij alle feiten in verminderde mate in staat was zijn wil in vrijheid te bepalen. Geadviseerd wordt om verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Mede gezien voornoemde problematiek bij verdachte, schat de NIFP-deskundige het risico op recidive matig tot hoog in. Om het recidiverisico te beperken is een stevige inbedding met externe structuur en toezicht noodzakelijk. Geadviseerd wordt om te starten met een klinische opname in een forensische setting, waarbij rekening wordt gehouden met zijn autisme, beperkte cognitieve capaciteiten en verslavingsproblematiek. Gezien het chronische karakter van zijn stoornissen, zal verdachte langdurige zorg nodig hebben. Ook bij het opbouwen van werk, dagbesteding en sociale contacten is intensieve begeleiding vereist. Wanneer een stabiel toestandsbeeld is bereikt, wordt geadviseerd om het klinische traject gefaseerd af te bouwen naar ambulante begeleiding via een forensisch FACT-team en de reclassering in combinatie met beschermd wonen. Gelet op de aard van de problematiek is nauwe samenwerking tussen de behandelaar en de begeleider van belang. Het tot stand brengen van een werkrelatie met verdachte kost tijd. Daarom is verdachte gebaat bij een beperkt aantal mensen dat zich voor een langere periode aan hem verbindt. Gelet op de bevindingen tijdens dit NIFP-onderzoek, ligt het in de lijn der verwachting dat verdachte niet alle afspraken (tijdig) nakomt. Het is van belang niet te snel het traject om die reden te beëindigen, maar in te zetten op een lange adem. Geadviseerd wordt voornoemde behandeling en begeleiding vorm te geven in het kader van bijzondere voorwaarden met reclasseringstoezicht bij een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsrapport van 17 september 2025. Hieruit volgt - kort samengevat - het volgende.
De reclassering schat het risico op recidive gemiddeld tot hoog in. Het recidiverisico daalt als verdachte goed is ingebed in zorg door middel van een klinische opname gevolgd door ambulante begeleiding. De reclassering acht, net als de NIFP-deskundige, langdurige klinische behandeling met aansluitende ambulante behandeling en begeleiding door het FACT-team van Inforsa en de reclassering geïndiceerd. De selectiefunctionaris van het DIZ heeft op 9 september 2025 een toeleiding gedaan naar een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) van [FPA 2] . Op 16 september 2025 heeft [FPA afdeling] de aanmelding van verdachte bevestigd en hij staat sindsdien op de wachtlijst. Op 17 september 2025 heeft de reclassering geïnformeerd bij de selectiefunctionaris of er zicht is op de wachtlijst en of de verwachting is dat verdachte aansluitend op detentie geplaatst kan worden. Hoewel dit niet kan worden gegarandeerd schat zij in dat een aansluitende plaatsing op detentie een realistische kans maakt en dat er anders gekeken wordt naar een overbruggingsplek in een andere kliniek. De reclassering adviseert om – bij een veroordeling – een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het reclasseringsrapport. Daarbij wordt geadviseerd om de in het reclasseringsrapport genoemde bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop, dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank heeft op 9 oktober 2025 – via de officier van justitie – een e-mailbericht ontvangen van de reclassering waaruit volgt dat verdachte – bij uitspraak op 10 oktober 2025 en een onherroepelijk vonnis per 24 oktober 2025 – op 27 oktober 2025 (om 11:00 uur) vanuit detentie met D&O vervoer kan worden geplaatst in [FPA afdeling] .
Conclusies rechtbank
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusie van de NIFP-deskundige ten aanzien van de toerekenbaarheid over en zal verdachte de bewezen geachte feiten in verminderde mate toerekenen. Daarmee zal de rechtbank in strafmatigende zin rekening houden.
Al het vorenstaande overwegend, en rekening houdend met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, zal de rechtbank aan verdachte opleggen een deels voorwaardelijke gevangenisstaf van na te noemen duur, waarbij het uitgangspunt is dat verdachte aansluitend aan het verstrijken van de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt geplaatst bij [FPA afdeling] . Gelet op de adviezen van de NIFP-deskundige en de reclassering, zal de rechtbank aan het na te noemen voorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, met een proeftijd van drie jaren.
De rechtbank zal gelet op artikel 14e Sr bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond daarvan uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn. De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan de hiervoor geldende vereisten die voortvloeien uit artikel 14e Sr. Het in zaak A bewezenverklaarde feit is gericht tegen, of veroorzaakt gevaar voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat – op grond van de inhoud van de NIFP-rapportage en het reclasseringsrapport over het recidiverisico – er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat daartegen is gericht.
De rechtbank zal het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.