Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, het college
[bedrijf](hierna: [bedrijf] ).
Rechtbank Amsterdam
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 19 september 2025, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een bewonersvergunning voor een bedrijfsvoertuig ongegrond verklaard. Eiser, werkzaam als bergingschauffeur voor [bedrijf], had een vergunning aangevraagd om zijn 10-tons bergingsvoertuig in de buurt van zijn woning te kunnen parkeren. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de aanvraag geweigerd, met het argument dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een bewonersvergunning, aangezien hij een stallingsplaats had. Eiser betoogde dat de hardheidsclausule van toepassing was, omdat zijn situatie zich bijzonder onderscheidde van die van andere bewoners, maar de rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen afzien van toepassing van deze clausule. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag op goede gronden was gebaseerd en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden. Eiser kreeg geen gelijk en de rechtbank wees ook de kostenvergoedingen af.