7.3.Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere winkeldiefstallen. Een winkeldiefstal is een hinderlijk strafbaar feit dat schade en overlast veroorzaakt voor gedupeerde bedrijven. Verdachte heeft met deze diefstallen geen respect getoond voor de eigendommen van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] .
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft het rapport van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 17 juli 2025, opgemaakt door mevrouw [persoon 2] , gelezen. Dit rapport houdt – kort samengevat – onder meer bij wijze van conclusie het volgende in:
Volgens de beschikbare informatie is er sprake van instabiele primaire levensomstandigheden, middelenproblematiek en persoonlijkheidsproblematiek (waaronder beperkte verstandelijke vermogens). Uitgebreide diagnostiek bleek door toedoen van verdachte de laatste jaren niet realiseerbaar.
Er is sprake van een patroon in vermogensdelicten. Verdachte heeft driemaal eerder de onvoorwaardelijke ISD-maatregel doorlopen. Geen van de ISD-maatregelen werd positief afgerond door verschillende onttrekkingen aan de voorwaarden en terugplaatsingen in de penitentiaire inrichting. Verdachte voldoet voor de vierde keer aan de harde en zachte ISD-criteria. Verdachte gedijt goed in een voorspelbare structuur in de penitentiaire inrichting (PI). Als verdachte meer vrijheden ervaart buiten de muren van de PI, vervalt hij in antisociaal en strafbaar gedrag. De ISD-maatregelen en reguliere reclasseringstoezichten hebben uiteindelijk allemaal niet geleid tot positieve gedragsverandering, stabilisatie in de leefomstandigheden, voorkoming van recidive en het ter hand nemen van de problematiek van verdachte. Verdachte lijkt een zorgmijdende houding aan te nemen en er is sprake van een lage responsiviteit. Tot dusverre lijkt verdachte onvoldoende geprofiteerd te hebben van de opgelegde ISD-maatregelen en lijkt het recidiverisico vooralsnog onverminderd hoog. Er valt te betwijfelen of het opnieuw opleggen van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel tot gedragsverandering zal leiden. De reclassering adviseert – bij gebreke van alternatieven – oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, ook al zal dit waarschijnlijk alleen dienen ter bescherming van de maatschappij en verdachte een stabiele en veilige omgeving bieden ten tijde van de intramurale fase.
Op de terechtzitting van 20 augustus 2025 heeft de rechtbank mevrouw [persoon 3] , werkzaam als reclasseringswerker bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gehoord. Zij heeft de inhoud van het reclasseringsadvies bevestigd.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het strafblad van 16 juli 2025 van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte zich eerder veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal en dat aan hem driemaal eerder de ISD-maatregel is opgelegd. De laatste maatregel is geëindigd in november 2024. Daarna is verdachte tweemaal veroordeeld, waarvan eenmaal onherroepelijk. Verder volgt uit het strafblad dat de feiten 2 en 3 zijn gepleegd in de periode dat de voorlopige hechtenis van verdachte voor feit 1 was geschorst.
ISD-maatregel?
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
Verdachte veroorzaakt met zijn gedrag veel overlast en kan, gelet op zijn strafblad, inmiddels een beroepsdief worden genoemd. Verdachte heeft eerder driemaal een tweejarige ISD-maatregel opgelegd gekregen. Het is – zoals de reclassering ook heeft aangegeven – tot op heden, zowel gedurende reguliere reclasseringstoezichten als ISD-trajecten, niet gelukt om verdachte te stabiliseren in zijn leefomstandigheden, het risico op recidive te verkleinen en tot gedragsverandering te komen. Een vierde ISD-maatregel zal daardoor – als verdachte wederom niet meewerkt – feitelijk neerkomen op een (kale) vrijheidsbeneming voor twee jaar. Dat hoeft op zich geen belemmering te zijn om de ISD-maatregel nogmaals op te leggen, aangezien ook daarmee de maatschappij gedurende die vrijheidsbeneming wordt behoed voor het overlastgevende gedrag van verdachte en dus wordt beveiligd. Wel dient echter te worden beoordeeld of oplegging van de ISD-maatregel, tegen de achtergrond van de bewezen verklaarde feiten en de overige omstandigheden van de zaak, proportioneel is. De rechtbank is op basis van het voorgaande, in combinatie met de aard van de bewezen verklaarde feiten én omdat verdachte sinds de laatste ISD-maatregel slechts tweemaal is veroordeeld, van oordeel dat oplegging van de ISD-maatregel nu niet opportuun en disproportioneel is. De rechtbank zal daarom, anders dan door de officier van justitie is geëist, niet overgaan tot oplegging van de ISD-maatregel.
De op te leggen straf
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf zoekt de rechtbank aansluiting bij de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting voor (winkel)diefstal. Hieruit volgt dat veelvuldige recidive van eenvoudige vermogensdelicten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand rechtvaardigt. Aangezien in onderhavige zaken sprake is van vijf gepleegde vermogensdelicten en veelvuldige recidive, is de rechtbank van oordeel dat voor deze feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.
De voorlopige hechtenis
De rechtbank zal de voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.