Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
geboren te [geboorteplaats] , Suriname, op [geboortedatum] 2018.
3.Het verzoek
4.De beoordeling
5.De beslissing
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2018,
Rechtbank Amsterdam
Op 20 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de gezamenlijke gezagsuitoefening over een minderjarige. De moeder, verzoekster, heeft een verzoek ingediend tot beëindiging van het gezamenlijk gezag met de verweerster, die de biologische ouder is van het kind. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken en de mondelinge behandeling, die op 22 september 2025 heeft plaatsgevonden. De verweerster is niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De rechtbank heeft vastgesteld dat de relatie tussen partijen is beëindigd en dat er sindsdien geen contact meer is tussen de verweerster en de moeder, noch tussen de verweerster en het minderjarige kind. De moeder heeft het verzoek ingediend op basis van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek, dat de mogelijkheid biedt om gezamenlijk gezag te beëindigen bij gewijzigde omstandigheden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, aangezien de verweerster al lange tijd geen betrokkenheid heeft bij het leven van het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerster afstand heeft genomen van haar ouderschap, wat de gezamenlijke uitoefening van het gezag feitelijk onmogelijk maakt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van het kind noodzakelijk is dat de moeder alleen met het gezag wordt belast. De beschikking beëindigt het gezamenlijk ouderlijk gezag en kent het eenhoofdig gezag toe aan de moeder, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.