ECLI:NL:RBAMS:2025:7797

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
25/2809
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen niet-ontvankelijk verklaring van de Svb inzake AOW-uitkering en terugvordering

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 22 oktober 2025, in de zaak met nummer AMS 25/2809, is het bezwaar van eiser tegen de beslissingen van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen drie besluiten van de Svb, die betrekking hadden op wijzigingen in zijn AOW-uitkering en een terugvordering van teveel ontvangen AOW. De rechtbank oordeelt dat de bezwaren te laat zijn ingediend, omdat eiser niet tijdig op de besluiten heeft gereageerd. Eiser stelt dat hij niet op de hoogte was van de besluiten, omdat zijn zoon, die de berichtenbox voor hem had geactiveerd, kort na de activatie is overleden. De rechtbank erkent de verdrietige omstandigheden, maar concludeert dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding is. Eiser had moeten zorgen voor een tijdige wijziging van de contactgegevens bij de Svb. De rechtbank bevestigt dat de besluiten op de juiste wijze aan eiser zijn bekendgemaakt en dat de Svb de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard. De rechtbank wijst erop dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 25/2809

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. V.Y. Jokhan),
en

de Raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, de Svb.

(gemachtigde: mr. I. Pieterse).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een drietal bezwaren van eiser tegen de beslissingen van 22 augustus 2023, 29 november 2023 en 12 november 2024 van de Svb, die niet-ontvankelijk zijn verklaard aangezien deze te laat zijn ingediend. Eiser is het hier niet mee eens en voert hiertoe aan dat zijn bezwaren tijdig zijn ingediend en inhoudelijk moeten worden behandeld nu deze primaire besluiten niet op de juiste wijze aan hem kenbaar zijn gemaakt.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. De berichten zijn op de juiste wijze bekendgemaakt aan eiser. Er is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 22 augustus 2023 heeft de Svb de AOW [1] -uitkering van eiser veranderd voor de periode van januari 2018 tot en met december 2021, nu het inkomen van zijn partner is veranderd. Met de besluiten van 29 november 2023 en 12 november 2024 heeft de Svb vastgesteld dat eiser € 34.062,26,- aan teveel ontvangen AOW moet terugbetalen en heeft zij tegelijkertijd een boete van € 5.533,33,- aan eiser opgelegd.
2.1.
Met de brieven van 13 maart 2024 en 17 april 2024 heeft de Svb eiser verzocht om meer informatie over zijn inkomsten en vermogen in verband met een mogelijke betalingsregeling.
2.2.
Op 18 februari 2025 heeft eiser tegen bovenstaande besluiten en brieven bezwaar gemaakt. Verweerder heeft met haar beslissing op bezwaar van 1 april 2025 aan eiser laten weten dat zij de bezwaren voor zover deze zien op de beslissingen van 22 augustus 2023,
29 november 2023 en 12 november 2024 niet ontvankelijk verklaard, omdat ze te laat zijn ingediend. Eiser kon daarnaast geen bezwaar maken tegen de brieven van 13 maart 2024 en 17 april 2024 omdat dit geen besluiten zijn.
2.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de dochter en echtgenote van eiser samen met zijn gemachtigde mr. V.Y. Jokhan deelgenomen. Namens de Svb is mr. I. Pieterse verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of Svb de bezwaren van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat deze te laat zijn ingediend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Ter zitting heeft eiser de gronden die zien op de brieven van 13 maart 2024 en 17 april 2024 ingetrokken.
Bekendmaking besluiten
6. Uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekend is gemaakt. [2] Besluiten worden bekendgemaakt door toezending of uitreiking aan de belanghebbenden tot wie die besluiten zijn gericht, waaronder de aanvrager. [3] Een bestuursorgaan kan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch verzenden, voor zover de geadresseerde heeft laten weten dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is. [4] Als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is verzonden, geldt het tijdstip waarop het bericht een systeem voor gegevensverwerking bereikt waarvoor het bestuursorgaan geen verantwoordelijkheid draagt of, als het bestuursorgaan en de geadresseerde gebruik maken van hetzelfde systeem voor gegevensverwerking, het tijdstip waarop het bericht toegankelijk wordt voor de geadresseerde. [5]
7. De zoon van eiser heeft op 8 september 2020 namens eiser de digitale berichtenbox geactiveerd, waarbij hij de berichtenvoorkeur voor de Svb heeft aangevinkt en zijn e-mailadres als contact heeft ingevuld. Eiser heeft hiermee kenbaar gemaakt dat hij langs deze elektronische weg voldoende bereikbaar is voor berichten van de Svb. Dit wordt door eiser ook niet betwist. Op de zitting heeft de dochter van eiser aangegeven dat zij recent heeft ingelogd via DigiD en heeft gezien dat het e-mailadres van haar broer nog steeds vermeld staat bij de berichtenbox. Dat eiser via de digitale berichtenbox berichten wilde ontvangen van de Svb staat naar het oordeel van de rechtbank dan ook vast.
8. De vraag die nu voorligt is of de berichten door de Svb daadwerkelijk in de berichtenbox van eiser zijn geplaatst en dus op de juiste wijze bekend zijn gemaakt aan eiser. De Svb heeft hier nader onderzoek naar gedaan en stukken overlegd waaruit blijkt dat de besluiten op respectievelijk 24 augustus 2023, 1 december 2023 en 8 november 2024 in de berichtenbox van eiser zijn geplaatst. De rechtbank neemt dit als vaststaand aan.
9. Het standpunt van eiser dat er geen bewijs is en dus twijfels bestaan of vervolgens door het MijnOverheidssyteem wel e-mailnotificaties aan de zoon van eiser zijn verstuurd, volgt de rechtbank niet. De Svb heeft ter zitting aangegeven dat zijzelf niet in dat systeem kan om dit te controleren, maar dat het systeem automatisch een e-mailnotificatie verstuurd op het moment dat een bericht in de berichtenbox is geplaatst. Zo is het systeem ingericht. Omdat er een e-mailadres is ingevuld en dit het juiste e-mailadres van de zoon betreft, kan het eigenlijk niet anders kan dan dat daar de e-mailnotificaties naar toe zijn gezonden. Wanneer de rechtbank twijfels heeft over de verzending van de e-mailnotificatie dan kan de Svb op last van de rechtbank bij de systeembeheerder bewijs opvragen van de verzending van de e-mailnotificaties. De rechtbank ziet in wat er door eiser is aangevoerd geen aanknopingspunten om aan het standpunt van de Svb te twijfelen. De rechtbank concludeert dan ook dat de besluiten op de juiste wijze aan eiser kenbaar zijn gemaakt.
Verschoonbaarheid termijnoverschrijding
10. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is zes weken. [6] Deze termijn begint met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [7] Een bezwaarschrift dat te laat is ingediend, is toch ontvankelijk als redelijkerwijs niet kan worden aangenomen dat de indiener in verzuim is geweest, een zogeheten verschoonbare termijnoverschrijding. [8]
11. Op 19 februari 2025 heeft eiser bezwaar gemaakt. Tegen het besluit van 22 augustus 2023, kon tot 4 oktober 2023 bezwaar worden gemaakt. Tegen het besluit van 29 november 2023, kon tot 11 januari 2024 bezwaar worden gemaakt en tegen het besluit van 12 november 2024 kon tot 25 december 2024 bezwaar worden gemaakt. Tegen alle drie de besluiten is dus te laat bezwaar gemaakt. Volgens eiser is er echter sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. De zoon van eiser heeft de berichtenbox aangezet op
8 september 2020 en na 22 september 2020 niet meer bekeken. Hij was kort daarna namelijk ernstig ziek geworden en is begin 2021 overleden. Eiser en ook de overige gezinsleden waren zich er niet van bewust dat post van de Svb naar de berichtenbox werd gestuurd. Ook is de e-mail van de overleden zoon niet meer ingezien.
12. De rechtbank wil allereest benadrukken dat zij het een hele verdrietige en vervelende samenloop van omstandigheden voor eiser vindt. Toch is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. De zoon van eiser deed kennelijk de administratie voor eiser met betrekking tot de AOW bij de Svb en trad als zijn gemachtigde op. Begin september 2020 is een bewuste keuze gemaakt voor het activeren van de berichtenbox. Op enig moment na het overlijden van de zoon van eiser begin 2021 is de administratie overgenomen door de dochter van eiser. Het is heel begrijpelijk en invoelbaar dat het overnemen van de administratie, het bekijken van de stand van zaken en hoe alles geregeld was met betrekking tot (de post) van de Svb enige tijd in beslag heeft genomen. De Svb heeft gesteld dat binnen een jaar wel een wijziging van het e-mailadres had kunnen worden doorgegeven. De rechtbank is het daarmee eens. Op enig moment en wel binnen een jaar had eiser of zijn belangenbehartiger moeten onderzoeken hoe de administratie en het contact met de Svb was geregeld en had het op hun weg gelegen om de berichtenbox uit te zetten of een ander e-mailadres in te voeren. Dat was dan ruim voor de besluiten van augustus 2023 en november 2023 geweest. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die maken dat eiser of zijn belangenbehartiger niet in staat waren om gedurende de periode van het eerste primaire besluit van 22 augustus 2023 tot het maken van bezwaar op 19 februari 2025 de administratie op orde te krijgen. Kijkend naar de feiten en omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen verschoonbare termijnoverschrijding en heeft de Svb het bezwaarschrift van eiser terecht niet ontvankelijk heeft verklaard.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. van der Maas, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene Ouderdomswet.
2.Zie artikel 3:40, van de Awb.
3.Zie artikel 3:41, eerste lid, van de Awb.
4.Zie artikel 2:14, eerste lid, van de Awb.
5.Zie artikel 2:17, eerste lid, van de Awb.
6.Zie artikel 6:7, van de Awb.
7.Zie artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
8.Zie artikel 6:11 van de Awb.