3.3Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 11 september 2024 omstreeks 08.15 uur reed verdachte als bestuurder van een vrachtwagen op de Koningin Máximalaan te Uithoorn, komende uit de richting van Uithoorn en gaande in de richting van Aalsmeer. Het latere slachtoffer [slachtoffer] (hierna: de fietser) kwam uit de richting Vuurlijn (De Kwakel) en reed over het fietspad in de richting van de Faunalaan te Uithoorn.Dit fietspad kruiste de Koningin Máximalaan op een rotonde.
De Koningin Máximalaan bestond uit één rijbaan die ter hoogte van het verkeersongeval door middel van een verhoogde middengeleider werd verdeeld in twee gelijke rijstroken, bestemd voor verkeer in beide rijrichtingen, en werd (vanuit de rijrichting van verdachte gezien) na het afslaan van de rotonde onderbroken voor een voetgangers- en fietsersoversteekplaats. Voor bestuurders die de Koningin Máximalaan (komend vanuit de richting van Uithoorn) rechtdoor reden over de rotonde, werd door middel van borden conform model B6 van bijlage 1 van het RVV 1990 en haaientanden op het wegdek als bedoeld in artikel 80 van het RVV 1990, kenbaar gemaakt dat zij direct na het afslaan vanaf de rotonde voorrang moesten verlenen aan bestuurders op het kruisende vrij liggende fietspad. De bestuurders op het fietspad konden daarbij vanuit twee rijrichtingen komen.Bij het verlaten van de rotonde, om zijn route op de Koningin Máximalaan te vervolgen, is verdachte het kruisvlak voor overstekende fietsers opgereden en heeft verdachte de – vanuit zijn rijrichting gezien van links komende – fietser [slachtoffer] aangereden en ter plekke aan haar verwondingen is overleden. Zij was 16 jaar oud.
Van het ongeval zijn camerabeelden beschikbaar, opgenomen door een deurbelcamera.
Uit de beschrijving van deze beelden blijkt dat de fietser in het midden van de vrachtwagen wordt geraakt, hierbij valt en vervolgens onder het rechtervoorwiel van de vrachtwagen terecht komt.
Ter terechtzitting zijn voornoemde camerabeelden afgespeeld en bekeken. De rechtbank heeft waargenomen dat verdachte in rustig tempo in zijn vrachtwagen over de rotonde rijdt, enkele meters achter een personenauto (Volvo). Deze personenauto geeft bij het verlaten van de rotonde voorrang aan een scooter op de fietsstrook, komende van links (vanaf de Vuurlijn). Daarna trekt de personenauto op en ontstaat er meer afstand tussen verdachte en de Volvo. Verdachte rolt steeds met de vrachtwagen door en komt op geen enkel moment volledig tot stilstand. Voor verdachte gezien van links komt, ook vanaf de Vuurlijn, het latere slachtoffer aanfietsen op de fietsstrook. Verdachte trekt op en rijdt achter de personenauto aan. Op de camerabeelden is waarneembaar dat de fietser door de voorkant van de vrachtwagen wordt geraakt. Voor een kort moment is de linker koplamp van de vrachtwagen niet te zien, waarna te zien is dat de fietser door de vrachtwagen wordt aangereden, ten val komt en onder de vrachtwagen geraakt. De vrachtwagen rijdt in eerste instantie met constante snelheid door en komt even later tot stilstand.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij stapvoets kwam aanrijden. Het was heel erg druk met verkeer. Hij wist dat verkeer op het kruisende fietspad voorrang had. Vóór hem remde een personenauto voor een fietser (
de rechtbank heeft op basis van de camerabeelden vastgesteld dat sprake was van een scooter en niet van een fietser)en de bestuurder van de auto liet deze voorgaan. Toen de auto vóór hem optrok, trok hij ook op. Hij zag niets aankomen.
Ook op de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de fietser op geen enkel moment heeft gezien. Hij had die ochtend al eenmaal eerder exact dezelfde route met de vrachtwagen afgelegd en had dus ook al eerder over de betreffende rotonde gereden. Vlak voor het verlaten van de rotonde, na het optrekken van de Volvo die voor hem reed, keek hij vooruit, naar links en rechts en in alle spiegels. Niettemin heeft hij de fietser over het hoofd gezien. Voor zijn gevoel was de weg vrij en kon hij doorrijden. Wel is altijd sprake van een dode hoek en kan een fietser achter een spiegel uit het zicht ‘verdwijnen’. Verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad, zoals de rechtbank ook op de camerabeelden heeft waargenomen, de vrachtwagen heeft laten doorrollen en op geen enkel moment tot stilstand is gekomen. Desgevraagd heeft verdachte verklaard dat hij wel zijn vrachtwagen volledig tot stilstand brengt als het echt een drukke en onoverzichtelijke situatie is.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Bij de beoordeling van de vraag of een verdachte schuld heeft aan een ongeval in de zin van artikel 6 WVW komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het gaat daarbij ten minste om aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam verkeersgedrag waardoor het ongeval en de gevolgen daarvan zijn ontstaan. De Hoge Raad heeft ook overwogen dat niet in zijn algemeenheid kan worden aangegeven of een enkele verkeersfout voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Bij die beoordeling zijn meerdere factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die overtreding begaan. Voorts verdient het opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, op grond van de vorengenoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat het ongeval aan verdachtes schuld te wijten is, omdat hij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest.
Het staat vast dat de verdachte een verkeersfout heeft begaan omdat hij heeft nagelaten voorrang te verlenen aan de fietser, ten gevolge waarvan een aanrijding heeft plaatsgevonden met dodelijke afloop. Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank hecht geloof aan de verklaring van verdachte dat hij de fietser, komende van links, niet heeft gezien, ondanks dat hij naar voren, links en rechts en in zijn spiegels heeft gekeken.
Volgens de rechtbank maken na te noemen omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, dat niettemin sprake is geweest van aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam (verkeers)gedrag.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte een ervaren beroepschauffeur is die op een zware vrachtwagen reed. Van een beroepschauffeur mag worden verwacht dat hij extra voorzichtigheid betracht ten opzichte van het andere verkeer en dat geldt des te meer in situaties waarin het druk en onoverzichtelijk is op de weg. Om 8.15 uur ’s-ochtends zijn veel mensen onderweg naar werk of school. Verdachte heeft verklaard dat het die ochtend heel erg druk was met verkeer en dat je niet weet waar je kijken moet als je met een vrachtwagen op een drukke rotonde rijdt. Ook heeft hij verklaard dat hij, rijdende in zijn vrachtwagen, op geen enkel moment de gehele verkeerssituatie kan overzien, omdat er veel gebeurt op de weg en zijn zicht op momenten wordt ontnomen door een stijl van het voorraam of een zijspiegel. Er is altijd sprake van een blinde hoek, aldus de verdachte.
Deze omstandigheden maken dat verdachte in de verkeerssituatie die zich voordeed alle mogelijke voorzorgsmaatregelen had moeten treffen alvorens hij de rotonde zou verlaten. Van verdachte mocht worden verwacht dat hij zich in de best mogelijke positie zou plaatsen om zich ervan te vergewissen dat de weg vrij was van enig kruisend verkeer, om zo de kans zo klein mogelijk te maken dat hij iets over het hoofd zou zien. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dit onvoldoende gedaan.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de rotonde is opgereden en op de rotonde steeds kort achter een personenauto (Volvo) reed. Bij het verlaten van de rotonde is de Volvo gestopt om een scooter, komende van links - net als het latere slachtoffer - voorrang te verlenen. Verdachte heeft deze scooter waargenomen. Hij reed kort achter de Volvo toen deze de scooter voorlangs liet gaan. Verdachte heeft zijn vrachtwagen steeds laten doorrollen en is nadat de Volvo optrok, zelf ook opgetrokken. Hij kruiste vervolgens het fietspad zonder voorrang te geven aan de fietser, met de dodelijke aanrijding tot gevolg.
Door zijn vrachtwagen niet volledig tot stilstand te brengen en zich niet in de best mogelijke positie te plaatsen om te kunnen overzien of de weg vrij was van kruisend verkeer, heeft verdachte niet tot een zelfstandige afweging kunnen komen van de verkeerssituatie. Daarmee heeft hij niet de zorgvuldigheid betracht die van hem, als beroepschauffeur van een vrachtwagen, rijdend op een drukke rotonde, mocht worden verwacht. Met het niet benutten van de mogelijkheid om zich beter te vergewissen van de aanwezigheid van (kwetsbare) kruisende verkeersdeelnemers, heeft verdachte net de ondergrens van aanmerkelijke onvoorzichtigheid overschreden. Daarmee is in juridische zin sprake van schuld.
Conclusie
Het geheel aan gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden overziend, acht de rechtbank bewezen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen merkt de rechtbank het rijgedrag van verdachte, in de hiervoor geschetste feitelijke situatie, aan als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.