ECLI:NL:RBAMS:2025:7832

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
13.288680.24 (A), 05.405941.24 (B), 18.378190.24 (C) en 13-104274-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf voor oplichting van oudere slachtoffers door middel van valse identiteit en misleiding

Op 10 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2007, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten van oplichting en diefstal. De rechtbank heeft de zaken A, B en C gevoegd behandeld, waarbij de verdachte zich voordeed als medewerker van een bank om oudere slachtoffers te misleiden en hen te verzoeken hun bankgegevens en -passen af te geven. De verdachte heeft op verschillende data, waaronder 19 augustus 2024 en 7 februari 2024, samen met mededaders geprobeerd om geldbedragen te stelen door gebruik te maken van valse identiteiten en door de slachtoffers te misleiden over hun bankrekeningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijk verblijven op besloten plaatsen, diefstal met valse sleutels en poging tot oplichting. De officier van justitie heeft een taakstraf van 100 uur geëist, met een voorwaardelijke jeugddetentie van 60 dagen. De rechtbank heeft deze eis gevolgd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers. De verdachte is eerder strafrechtelijk veroordeeld, wat meegewogen is in de strafmaat. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €250,- aan de benadeelde partij toegewezen, ter compensatie van immateriële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en het effect daarvan op de slachtoffers, en de rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd om recidive te voorkomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummers: 13.288680.24 (A), 05.405941.24 (B) en 18.378190.24 (C)
Parketnummer: 13-104274-22 (tul)
Datum uitspraak: 10 oktober 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaken tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 2007,
wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 26 september 2025.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk de zaken A, B en C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.S. Bond en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F. Tosun, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mw. [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mw. [naam 2] van Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) en door de zus van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlasteleggingen

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
in zaak A:
hij op of omstreeks 19 augustus 2024 te Antwerpen, in elk geval in België, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk heeft verbleven in een haven, luchthaven en/of spoorwegemplacement gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen te weten op het haventerrein ‘De Kaai 614’, gelegen aan de [adres] te Antwerpen, terwijl hij, verdachte zich, al dan niet met zijn mededader(s), zich de toegang heeft verschaft tot die besloten plaats door middel van inklimming;
in zaak B:
hij op of omstreeks 7 februari 2024 te Voorthuizen, gemeente Barneveld, althans in
Nederland, een of meerdere geldbedragen, te weten: 750 euro en/of 600 euro, althans enig
geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde heeft weggenomen (telkens)
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich
(telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg
te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een
valse sleutel, door onbevoegd te pinnen met een of meerdere
bankpassen/pinpassen (behorende bij [rekeningnummer] ) en/of
(bijbehorende) pincode(s) van die [naam 3] ;
in zaak C:
feit 1:
hij op of omstreeks 29 februari 2024 te Poppenwier, gemeente Súdwest-Fryslân, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 4] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten een of meer bankpas(sen) en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pincode(s) en/of de inloggegevens van de bankierenapp behorende bij die bankpas(sen),
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- zich heeft/hebben voorgedaan als medewerker(s) van een bank en/of
- voornoemde [naam 4] voor te houden dat er een probleem was met haar bankrekening en/of dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), voornoemde [naam 4] zou(den) gaan helpen en/of
- voornoemde [naam 4] heeft/hebben verzocht om de inloggegevens van haar bankierenapp aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), te geven en/of
- zich heeft/hebben begeven naar de woning van voornoemde [naam 4] en/of
- zich heeft/hebben geverifieerd en/of
- voornoemde [naam 4] heeft/hebben verzocht om haar bankpas(sen) en/of bijbehorende pincode(s) aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), mee te geven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
hij op of omstreeks 29 februari 2024 te Menaam, gemeente Waadhoeke, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 5] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten een of meer bankpas(sen) en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pincode(s) en/of de inloggegevens van de bankierenapp behorende bij die bankpas(sen), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- zich heeft/hebben voorgedaan als medewerker(s) van een bank en/of
- voornoemde [naam 5] voor te houden dat er een probleem was met haar bankrekening en/of dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), voornoemde
[naam 5] zou(den) gaan helpen en/of
- voornoemde [naam 5] heeft/hebben verzocht om de inloggegevens van haar bankierenapp aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), te geven en/of
- zich heeft/hebben begeven naar de woning van voornoemde [naam 5] en/of
- zich heeft/hebben geverifieerd en/of
- voornoemde [naam 5] heeft/hebben verzocht om haar bankpas(sen) en/of bijbehorende pincode(s) aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), mee te geven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3:
hij op of omstreeks 29 februari 2024 te Pingjum, gemeente Súdwest-Fryslân, althans
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 6] en/of [naam 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een of meer bankpas(sen) en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pincode(s) en/of de
inloggegevens van de bankierenapp behorende bij die bankpas(sen), door
- zich voor te doen als medewerker(s) van een bank en/of
- voornoemde [naam 6] en/of [naam 7] voor te houden dat er een probleem was met zijn/haar/hun bankrekening(en) en/of dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), zou(den) gaan helpen en/of
- voornoemde [naam 6] en/of [naam 7] te verzoeken om de inloggegevens van zijn/haar/hun bankierenapp aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), te geven en/of
- zich te begeven naar de woning van voornoemde [naam 6] en/of [naam 7] en/of
- zich te verifiëren en/of
- voornoemde [naam 6] en/of [naam 7] te verzoeken om zijn/haar/hun bankpas(sen) en/of bijbehorende pincode(s) aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), mee te geven;
feit 4:
hij op of omstreeks 29 februari 2024 te Harlingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 6] en/of [naam 7] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten de bankpas(sen) en/of (bijbehorende) pincode(s) van voornoemde [naam 6] en/of [naam 7] welke hij, verdachte en/of zijn mededader(s), door misdrijf heeft/hebben verkregen, waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s), naar een pinautomaat is/zijn gegaan en daar met die bankpas(sen) en/of pincode(s), zonder toestemming van voornoemde [naam 6] en/of [naam 7] , heeft/hebben gepoogd een of meerdere geldbedrag(en) te pinnen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

3.1.
Verdachte heeft ter zitting ten aanzien van alle feiten een bekennende verklaring afgelegd, behalve wat betreft het in zaak C onder feit 1 tenlastegelegde. Het medeplegen van een poging tot oplichting kan hij zich niet meer herinneren. De rechtbank acht ook dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte en de omstandigheid dat in de telefoon van verdachte de coördinaten van het adres van aangever [naam 4] zijn aangetroffen alsmede een Snapchatgesprek waarin met anderen over de namen en verificatiecodes werd gesproken om onder meer langs het adres van aangever [naam 4] in [plaats] te gaan.
3.2.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in zaak A:
op 19 augustus 2024 te Antwerpen, tezamen en in vereniging met een ander, wederrechtelijk heet verbleven in een haven, gelegen op een besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten op het haventerrein ‘De Kaai 614’, gelegen aan de [adres] te Antwerpen, terwijl hij, verdachte zich, al dan niet met zijn mededader, zich de toegang heeft verschaft tot die besloten plaats door middel van inklimming;
in zaak B:
op 7 februari 2024 te Voorthuizen, gemeente Barneveld, meerdere geldbedragen, te weten: 750 euro en 600 euro, die geheel aan [naam 3] toebehoorden heeft weggenomen, telkens met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd te pinnen met een bankpas, behorende bij [rekeningnummer] en bijbehorende pincode van die [naam 3] ;
in zaak C:
feit 1:
op 29 februari 2024 te Poppenwier, gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 4] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten een bankpas en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pincode en de inloggegevens van de bankierenapp behorende bij die bankpas, waarbij hij verdachte en zijn mededaders,
-zich hebben voorgedaan als medewerkers van een bank en
-voornoemde [naam 4] voor te houden dat er een probleem was met haar bankrekening en dat hij, verdachte en zijn mededaders, voornoemde [naam 4] zouden gaan helpen en
-voornoemde [naam 4] hebben verzocht om de inloggegevens van haar bankierenapp aan hem, verdachte en zijn mededaders, te geven en
- zich hebben begeven naar de woning van voornoemde [naam 4] en
- zich hebben geverifieerd en
- voornoemde [naam 4] hebben verzocht om haar bankpas en bijbehorende pincode aan hem verdachte en zijn mededaders, mee te geven, terwijl de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid.
Feit 2:
op 29 februari 2024 te Menaam, gemeente Waadhoeke, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels [naam 5] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten bankpassen, waarbij hij, verdachte en zijn mededaders
-zich hebben voorgedaan als medewerkers van een bank en
-voornoemde [naam 5] voor te houden dat er een probleem was met haar bankrekening en dat hij, verdachte en zijn mededaders, voornoemde [naam 5] zouden gaan helpen en
-zich hebben begeven naar de woning van voornoemde [naam 5] en
-zich hebben geverifieerd en
-voornoemde [naam 5] hebben verzocht om haar bankpassen aan hem, verdachte, mee te geven, terwijl de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid.
Feit 3:
hij op 29 februari 2024 te Pingjum, gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefstel van verdichtsels, [naam 6] en/of [naam 7] hebben bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een bankpas en de pincode, door
-zich voor te doen als medewerkers van een bank en
-voornoemde [naam 6] en [naam 7] voor te houden dat er een probleem was met hun bankrekening en dat hij, verdachte en zijn mededaders, zouden gaan helpen en
-zich te begeven naar de woning van voornoemde [naam 6] en [naam 7] en
-zich te verifiëren en
-voornoemde [naam 6] en [naam 7] te verzoeken om hun bankpas en pincode aan hem, verdachte, mee te geven.
Feit 4:
op 29 februari 2024 te Pingjum, gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om geldbedragen, die geheel aan [naam 6] en/of [naam 7] , toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten de bankpas en de pincode van voornoemde [naam 6] en/of [naam 7] welke hij verdachte, en zijn mededaders, door misdrijf hebben verkregen, waarbij hij, verdachte, naar een pinautomaat is gegaan en daar met die bankpas en pincode, zonder toestemming van voornoemde [naam 6] en [naam 7] heeft gepoogd meerdere geldbedragen te pinnen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uur, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 60 dagen met een proeftijd van twee jaar. Hierbij dienen de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden opgelegd.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling wordt toegewezen.
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de toch wel beperkte rol die verdachte gespeeld lijkt te hebben in het geheel. Voor het overige heeft zij aangegeven dat zij zich geheel kan vinden in de eis van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is betrokken geweest bij een netwerk dat zich heeft beziggehouden met diefstallen en oplichting van oudere slachtoffers. Verdachte en zijn mededaders hebben misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van de slachtoffers in deze snelle en digitale wereld. Zij hebben zich voorgedaan als medewerkers van een bank en de slachtoffers wijs gemaakt dat er geld van hun rekening gehaald was of dat hun limiet ineens verhoogd was en dat zij dat weer voor hen in orde konden maken.
Verdachte en zijn mededaders hebben zonder enig mededogen en met alleen eigen financieel gewin voor ogen gehandeld, door de slachtoffers keer op keer voor te liegen en de bankpassen en bijbehorende pincodes afhandig te maken. Vrijwel direct daarna hebben verdachte en zijn mededaders geprobeerd geldbedragen te pinnen met deze bankpassen. Verdachte vervulde een onmisbare schakel in het geheel en de rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Uit de vordering van de benadeelde partij [naam 3] blijkt dat zij angstig is geworden en dat ze haar vertrouwen in de maatschappij heeft verloren.
Naar het oordeel van de rechtbank is het meer dan aannemelijk dat het handelen van verdachte en de medeverdachten op het haventerrein in Antwerpen er op was gericht om een container open te breken en daar (hard)drugs uit te halen. Er kan van worden uitgegaan dat het uithalen van (hard)drugs steeds in opdracht van een criminele organisatie gebeurt. Het handelen van deze zogeheten uithalers is voor het proces van invoer van deze verboden middelen essentieel en onmisbaar; zij hebben immers een cruciale rol. Verdachte heeft met zijn aanwezigheid op het haventerrein en het voorgenomen handelen de bedoeling gehad om in belangrijke mate bij te dragen aan het in Nederland brengen van deze middelen hetgeen een zeer sterk ondermijnend effect heeft op de Nederlandse samenleving.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 2 oktober 2025 waaruit blijkt dat verdachte eerder strafrechtelijk is veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft kunnen weerhouden onderhavige feiten te plegen.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapportages van de Raad van 22 september 2025 en de evaluatie tbv de inhoudelijke zitting van JBRA van 3 september 2025, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt.
De Raad vindt het positief dat verdachte zich nu openstelt en hulp lijkt te accepteren. Als strafadvies heeft de Raad geadviseerd verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden op te leggen.
JBRA kan zich vinden in het advies van de Raad. Het recidiverisico is hoog en hopelijk kan door het opleggen van bijzondere voorwaarden een kader geschapen worden waardoor verdachte positieve stappen vooruit kan gaan zetten en niet recidiveert.
De straf
De rechtbank overweegt als volgt.
De diefstallen en (poging tot) oplichtingen waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt zijn een ware plaag in de samenleving en daar dient hard tegen te worden opgetreden. Vanwege de ernst van de feiten en de hoeveelheid daarvan, is in beginsel jeugddetentie een passende straf. Verdachte is geen domme jonge man en heeft een mooie toekomst voor zich als hij de juiste keuzes gaat maken. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij inziet dat hij verkeerde keuzes heeft gemaakt. Hij heeft zijn eerdere negatieve netwerk achter zich gelaten, wil zich richten op zijn toekomst en wil automonteur worden.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden en zal zij deze eis volgen.
9. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel (zaak B)
De benadeelde partij [naam 3] vordert € 500,- aan immateriële schadevergoeding. De rechtbank passeert het op de vordering vermelde bedrag van € 1.350, - aan materiële schadevergoeding (het gepinde geld met de weggenomen bankpas) nu – zoals uit de vordering blijkt - de benadeelde partij dit bedrag van de bank heeft teruggekregen.
De vordering is betwist. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de onderbouwing van de immateriële schade ontbreekt.
De rechtbank is van oordeel dat het aannemelijk is dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit nu zij in haar eigen woning bestolen is van haar bankpas. Een woning is bij uitstek een plek waar mensen zich veilig moeten kunnen voelen.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 250,-.
De vordering van benadeelde partij zal voor het overige worden afgewezen nu de immateriele schade naar billijkheid wordt vergoed en de materiele schade reeds aan benadeelde is vergoed door de bank.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij [naam 3] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak B bewezen geachte feit is toegebracht.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 2 september 2025 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13-104274-22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 5 juli 2022 van de kantonrechter, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 70 uren subsidiair 35 dagen jeugddetentie, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 40 uur subsidiair 20 dagen jeugddetentie niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 9 augustus 2022 aan verdachte in persoon is uitgereikt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijk strafdeel te gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 138aa, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A, zaak B en in zaak C onder feit 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
in zaak A:
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
in zaak B:
telkens, diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
in zaak C:
feit 1 en 2:
medeplegen van poging tot oplichting;
feit 3:
medeplegen van oplichting;
feit 4:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit
een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht naar de maatstaf van twee uren per dag.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen.
Veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 60 zestig dagen.
Beveelt dat deze straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren onder de
algemenevoorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de
bijzonderevoorwaarden dat de veroordeelde:
  • onderwijs volgt volgens het rooster;
  • meewerkt aan de invulling van een positieve vrijetijdsbesteding;
  • meewerkt aan de begeleiding vanuit IFA of soortgelijke instelling;
  • meewerkt aan de hulpverlening/behandeling die door de jeugdreclassering nodig wordt geacht, waarbij kan worden gedacht aan Levvel of een soortgelijke instelling.
Van
rechtswegegelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door het Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Geeft opdracht aan
Jeugdbescherming Regio Amsterdamtot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 3]toe tot een bedrag van € 250(tweehonderdvijftig euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 februari 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 3] , te betalen de som van € 250,- (tweehonderdvijftig euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 februari 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst voor het overige de vordering van de de benadeelde partij af .
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorzover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis d.d. 5 juli 2022 zijnde groot
40 uur subsidiair 20 dagen jeugddetentie, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.E. Has, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. E.M. Devis en I.M. Nusselder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Pandelitschka, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 oktober 2025.