ECLI:NL:RBAMS:2025:7834

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
13.282395.24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf voorwaardelijk opgelegd voor afpersing en diefstal met geweld door meerderjarige verdachte

Op 10 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2008, die beschuldigd werd van afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een onderzoek ter terechtzitting op 26 september 2025. De officier van justitie, mr. M.S. Bond, heeft een taakstraf van 60 uur geëist, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.C. van Megen, pleitte voor rekening te houden met de positieve ontwikkeling van de verdachte, die actief is in de jeugdreclassering en voetbalt bij FC Utrecht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 september 2024 in Amstelveen samen met anderen een afpersing heeft gepleegd waarbij een paar airpods en een iPhone zijn weggenomen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als bewijs gebruikt en oordeelt dat de verdachte een significante rol heeft gespeeld in de gepleegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en heeft een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de positieve rapportages van de jeugdzorg.

De rechtbank heeft de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld en heeft hem aangemerkt als first offender. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte is vrijgelaten, met de voorwaarde dat hij zich aan de opgelegde taakstraf houdt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.282395.24
Datum uitspraak: 10 oktober 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 2008,
wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 26 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.S. Bond en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.C. van Megen, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mw. [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), de heer [naam 2] van Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) en door de moeder van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 2 september 2024 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 3] en/of persoon [nummer 1] , waarbij verdachte [naam 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een paar airpods, in elk geval enig goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan die [naam 3] en/of een derde toebehoorde(n) door tegen voornoemde [naam 3] te zeggen: "geef je airpods, geef je airpods", in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (vervolgens) (een handvat van) een mes, in elk geval (van) een soort gelijk voorwerp aan voornoemde [naam 3] te tonen en/of voor te houden en/of (vervolgens) (met kracht) aan het lichaam van voornoemde [naam 3] te trekken en/of te duwen en/of
(vervolgens) tegen aangever [nummer 1] te zeggen: "moet ik je steken, moet ik je steken" en/of "ik ga je steken", in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking
en/of (vervolgens) (daarbij) met zijn verdachte's hoofd, in elk geval met zijn lichaam
tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde aangever [nummer 1]
aan te staan en/of (vervolgens) (met kracht) aan het lichaam van voornoemde aangever [nummer 1] te trekken en/of te duwen;
2
hij op of omstreeks 2 september 2024 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (merk Apple iPhone), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam 3] en/of aangever [nummer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door tegen voornoemde [naam 3] te zeggen: "geef je airpods, geef je airpods", in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (vervolgens) (een handvat van) een mes, in elk geval (van) een soort gelijk voorwerp aan voornoemde [naam 3] te tonen en/of voor te houden en/of (vervolgens) (met kracht) aan het lichaam van voornoemde [naam 3] te trekken en/of te duwen en/of (vervolgens) tegen aangever [nummer 1] te zeggen: "moet ik je steken, moet ik je steken" en/of "ik ga je steken", in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (vervolgens) (daarbij) met zijn verdachte's hoofd, in elk geval met zijn lichaam tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde aangever [nummer 1] aan te staan en/of (vervolgens) (met kracht) aan het lichaam van voornoemde aangever [nummer 1] te trekken en/of te duwen;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

3.1.
Bewijsoverweging voor feit 1 en feit 2
Aangever [naam 3] heeft verklaard dat hij op 2 september 2024 in de namiddag op een bankje onder een overkapte bushalte aan de Legmeerdijk in Amstelveen is gaan zitten. In eerste instantie zag hij vijf jongens bij hem in de buurt en even later ziet hij links van hem drie jongens aankomen. [naam 3] kan van alle drie een duidelijk signalement geven. Op grond van de signalementen kan vastgesteld worden dat de in de aangifte genoemde dader 1 verdachte is, dader 2 medeverdachte [medeverdachte 1] en dader 3 medeverdachte [medeverdachte 2] . [naam 3] verklaart dat hij wordt aangesproken door dader 1, verdachte, die vraagt of hij ‘stof’ (drugs) bij zich heeft en vervolgens welke telefoon hij r heeft. Als [naam 3] zegt dat hij een iPhone 13 Pro bij zich heeft zegt dader 1: ‘geef je telefoon’. Vervolgens vraagt dader 3 om de airpods van aangever. Die wil zowel zijn telefoon als zijn airpods niet afgeven waarop dader 1 tegen dader 2 zegt dat hij zijn mes moet laten zien. Aangever ziet een mes in de broeksband bij dader 2 zitten. Vervolgens
geeft hij alleen zijn airpods af, waarna dader 1 zegt dat ze moeten gaan vechten. De drie daders beginnen aan hem te trekken en te duwen. Een van de daders pakt de telefoon uit de broekzak van aangever en alle drie steken ze vervolgens de weg over richting de twee achtergebleven personen.
Aangever ziet dan vlak bij hem een man en een vrouw lopen en legt uit wat er is gebeurd. De man loopt in de richting van de jongens, die een grote mond tegen hem opzetten en een van de jongens zit aan de man te duwen en te trekken. Een van de jongens wijst aangever op zijn airpods die op de grond liggen en even later krijgt aangever van de man zijn telefoon terug.
De beide getuigen, die aangifte hebben gedaan onder nummer [nummer 2] en [nummer 1] bevestigen het verhaal van aangever. Zij verklaren dat zij zagen dat [naam 3] door drie jongens werd belaagd, waarbij één jongen opvallend lichte ogen had. Dit sluit aan bij het signalement van verdachte.
De rechtbank heeft gelet op deze bewijsmiddelen geen reden te twijfelen dat verdachte dader 1 is geweest en derhalve een significante bijdrage heeft geleverd aan zowel de afpersing van de airpods als de diefstal van de iPhone. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen beide feiten dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
3.2.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1:
op 2 september 2024 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld tegen [naam 3] , waarbij verdachte [naam 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een paar airpods, toebehorende aan die [naam 3] door tegen voornoemde [naam 3] te zeggen: “geef je airpods, geef je airpods”, en vervolgens een mes aan voornoemde [naam 3] te tonen en vervolgens met kracht aan het lichaam van voornoemde [naam 3] te trekken en te duwen;
feit 2:
op 2 september 2024 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon, merk Apple iPhone, toebehorende aan [naam 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door tegen voornoemde [naam 3] te zeggen: “geef je airpods, geef je airpods”, en vervolgens een mes aan voornoemde [naam 3] te tonen en vervolgens aan het lichaam van voornoemde [naam 3] te trekken en te duwen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in
een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft verzocht indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte geprofiteerd heeft van de hulpverlening van de jeugdreclassering en de IFA-coach en er in het geheel geen zorgen zijn over verdachte. Hij speelt op hoog niveau voetbal bij de FC Utrecht Academie en heeft weinig tijd over om een werkstraf te verrichten.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een afpersing en een straatroof. Meerdere personen zijn bedreigd en verdachte was met zijn mededaders telkens in de meerderheid. Ook is er gedreigd met een mes, waardoor het slachtoffer zich behoorlijk geïntimideerd moet hebben gevoeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 23 september 2025 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapportages van de Raad d.d. 2 september 2025 en de Tussentijdse evaluatie van JBRA d.d. 1 september 2025, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt.
De Raad heeft geadviseerd verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. Er zijn geen zorgen over de ontwikkeling van verdachte, de begeleiding is goed afgerond en de hulpverlening heeft een positief beeld van verdachte en zijn opvoedingsomgeving.
JBRA heeft het advies van de Raad onderschreven. Daarnaast heeft JBRA, in reactie op hetgeen de moeder ter zitting naar voren heeft gebracht, aangegeven dat verdachte in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis door de begeleidende organisatie ‘Opmeer’ gedurende enkele maanden 10 uur coaching per week heeft gehad, waarbij het er naar de rechtbank op lijkt dat de begeleidende organisatie verder is gegaan dan wat die begeleidende organisatie in het kader van de schorsing en in verhouding staande tot deze fase van het strafproces (zonder toestemming van de rechtbank) mocht worden gevraagd. Verdachte en zijn moeder hebben dit volbracht maar het is gelet op de agenda van verdachte en ook die van zijn moeder een bijzonder zware periode geweest.
De straf
De rechtbank heeft acht geslagen op wat er bij soortgelijke feiten aan straffen wordt opgelegd. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte – de omstandigheid dat er geen enkele zorg is over de ontwikkeling van verdachte, de zeer intensieve coaching gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis en het feit dat verdachte vier dagen per week traint bij de Voetbal Academie van FC Utrecht – is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
onder feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
onder feit 2:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit
een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen.
Beveelt dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten als de verdachte zich voor het einde van de op
twee jaargestelde proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht naar de maatstaf van twee uren per dag.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. Devis, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. H.P.E. Has en I.M. Nusselder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Pandelitschka, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 oktober 2025.