ECLI:NL:RBAMS:2025:7862

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
13.037119.24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor ernstige bedreiging van schoolpersoneel via e-mail

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 juli 2025 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie. De verdachte, een minderjarige, werd beschuldigd van het bedreigen van meerdere personen die werkzaam zijn bij en verbonden aan zijn school. De bedreiging werd gedaan via een e-mail waarin werd aangekondigd dat de school zou worden beschoten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 62 uren, wat lager is dan de door de officier van justitie geëiste 100 uren. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte, het feit dat het om een oude zaak ging, en de spijt die de verdachte betuigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende de schorsing aan de voorwaarden heeft gehouden en positief is ontwikkeld. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging ernstige gevolgen had voor de slachtoffers, die in angst en onzekerheid leefden. De rechtbank concludeerde dat het bewezen feit strafbaar is en dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.037119.24
Datum uitspraak: 31 juli 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2009,
ingeschreven op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 31 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C. Kramer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R. Pothast naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door [medewerker De Raad], namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), [medewerker JBRA] namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) en door de moeder en de vader van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, kort gezegd, ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
bedreiging van één of meerdere personen (werkzaam bij en/of verbonden aan [school] ) met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling in de periode 13 januari 2024 tot en met 31 januari 2024 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er is geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd. De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat het feit wettig en overtuigend is bewezen, omdat verdachte het feit heeft bekend en zijn verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank is – met de raadsman – van oordeel dat het feit gepleegd is op 29 januari 2024.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 29 januari 2024 te Amsterdam, meerdere personen (werkzaam bij en verbonden aan [school] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een emailbericht te sturen naar [school] vanaf het emailadres “ [e-mailadres] ” met als onderwerp “ [school] jullie school in de volgende A kanker hoeren” waarin (onder meer) het volgende werd vermeld:
“Jullie school IS DE NEXT het is nu jullie beurt AHH KANKER HONDEN. MORGEN
OF OVERMORGEN GAAT DIE SCHOOL WORDEN BESCHOTEN.
ALVAST EEN TIP DIE JE MOET ONTHOUDEN WIJ BEGINNEN BIJ DE
NOODUITGANG VAN [straat] EN DAN GAAN WE NAAR BINNEN DUS WEES
PARAAT VOOR DEZE GEKKE DAGEN.”

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie eist een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk met aftrek, onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de één jaar durende proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de straf zo laag mogelijk te houden. De raadsman heeft verzocht om een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen voor het aantal uren dat omgezet gelijk staat aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank zich laten leiden door de persoon van de verdachte zoals die naar voren komt in nagenoemde rapportages en door hetgeen de deskundigen ter zitting hebben verklaard, alsmede de ernst van het bewezen geachte en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 29 januari 2024 schuldig gemaakt aan een ernstige bedreiging van meerdere personen, werkzaam bij en verbonden aan [school] door vanuit het e-mailadres
‘ [e-mailadres] ’ een e-mailbericht te sturen. In deze e-mail werd onder andere aangegeven dat de school morgen of overmorgen beschoten zou worden. Dit bericht is zeer bedreigend. De personen die deze e-mail ontvingen hebben in angst en onzekerheid geleefd, omdat niet direct duidelijk was wie er achter het versturen van deze e-mail zat. Het was daardoor tevens onzeker of de school daadwerkelijk doelwit van een schietpartij was. Hij heeft daarbij de schoolleiding voor het dilemma geplaatst of toegang tot de hele school afgesloten moest worden of niet. Dit neemt de rechtbank de verdachte kwalijk. Een school is bij uitstek een plaats waar leerlingen, leraren, andere medewerkers en bezoekers zich veilig moeten kunnen voelen. Deze gebeurtenis zorgt niet alleen voor ernstige gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers, maar ook voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 30 juni 2025 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor een misdrijf.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de rapportages die over de verdachte zijn opgesteld, waaronder:
  • een Pro Justitia rapportage, opgemaakt door D. van Luijk, GZ-psycholoog van 26 september 2024;
  • de rapporten van de Raad, waaronder het meest recente rapport van 28 juli 2025 ten behoeve van de inhoudelijke behandeling;
  • de rapporten van de JBRA, waaronder het meest recente rapport van 9 juli 2025 ten behoeve van de inhoudelijke behandeling.
De
psycholoogheeft, voorzover van belang, geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een oppositioneel opstandige gedragsstoornis en adviseert de rechtbank het feit licht verminderd aan verdachte toe te rekenen. Verder concludeert de psycholoog dat het recidiverisico zonder interventies op matig. De psycholoog adviseert om aan verdachte bij een voorwaardelijk deel van de straf toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering op te leggen.
De
Raadadviseert de rechtbank, anders dan de psycholoog, om aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. De Raad merkt op dat het goed gaat met verdachte en dat de kans op recidive heel laag is. De Raad ziet geen aanleiding om de betrokkenheid van de jeugdreclassering te verlengen.
De
JBRAsluit zich aan bij het advies van de Raad en is van mening dat verdachte niet langer toezicht en begeleiding nodig heeft. Verdachte heeft zich lange tijd aan voorwaarden moeten houden in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis en hij heeft zich in die periode positief ontwikkeld.
Werkstraf
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 62 uren met aftrek. De rechtbank legt hiermee een lagere straf op dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf sterk rekening gehouden met de jonge leeftijd van verdachte. Daarnaast heeft verdachte zich in het kader van zijn schorsing een lange tijd aan voorwaarden moeten houden, waar hij goed aan mee heeft gewerkt. Hij heeft zich sindsdien positief ontwikkeld. De rechtbank concludeert daarnaast dat sprake is van een oude zaak. Verdachte heeft spijt betuigd en zijn excuses aangeboden aan de school. Bovendien is er inmiddels sprake van een laag recidiverisico. De rechtbank ziet hierdoor geen aanleiding om nog een voorwaardelijke straf met een proeftijd op te leggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 285 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard.
Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van
62 (tweeënzestig) uren.
Beveelt dat als verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
31 (eenendertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.M. Marseille, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. H.P.E. Has en B.D. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Elsman, griffier,
en uitgesproken op de terechtzitting van deze rechtbank van 31 juli 2025.
[…]