ECLI:NL:RBAMS:2025:8047

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
13/196383-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en drugshandel door verdachte in Amsterdam

Op 27 juni 2025 heeft een 33-jarige man in Amsterdam zich schuldig gemaakt aan verschillende strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling van twee verbalisanten en drugshandel. De verdachte werd op die dag staande gehouden wegens drugshandel, maar besloot te vluchten. Tijdens zijn vlucht raakte hij een verbalisant met de buitenspiegel van zijn auto en trok hij een andere verbalisant mee toen hij wegreed met zijn auto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling van de eerste verbalisant, maar sprak hem vrij van poging tot zware mishandeling van de tweede verbalisant, omdat er geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel was. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan drugshandel, waarbij hij in totaal 2,78 gram cocaïne en 0,95 gram MDMA had verhandeld. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uur. Tevens werd de verdachte voor 12 maanden ontzegd om motorrijtuigen te besturen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/196383-25 (zaak A) en 13/330738-24 (zaak B) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 23 oktober 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende op het adres: [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 9 oktober 2025. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. C. Casteleijns, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.N. Dijkers, advocaat in Diemen, naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Aan verdachte is in
zaak A– na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van
9 oktober 2025 – kort gezegd tenlastegelegd dat hij zich op 27 juni 2025 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:poging tot zware mishandeling (primair) dan wel mishandeling (subsidiair) van verbalisant [verbalisant 1] ;
feit 2:poging tot zware mishandeling (primair) dan wel mishandeling (subsidiair) van verbalisant [verbalisant 2] ;
feit 3:het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of opzettelijk aanwezig hebben van 2,78 gram cocaïne en 0,95 gram MDMA;
feit 4:het als bestuurder van een personenauto zich opzettelijk zodanig gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was (primair) dan wel het als bestuurder van een personenauto zich zodanig gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt (subsidiair).
Aan verdachte is in
zaak B– kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich op 16 oktober 2024 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of opzettelijk aanwezig hebben van 5 gram en 3 pillen MDMA en 3 gram cocaïne;
feit 2:het opzettelijk aanwezig hebben van 20 gram en 119 pillen MDMA en 21 gram cocaïne;
feit 3:voorbereiden van het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of het binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, MDMA en/of 2C-B.
De volledige tekst van de tenlasteleggingen zijn opgenomen in
bijlage Ivan dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Ten aanzien van zaak A, feit 1 en feit 2 kan aangaande beide verbalisanten de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling worden bewezen. Ten aanzien van zaak A, feit 4 kan de primair tenlastegelegde ernstige schending van de verkeersregels met levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De geweldsdelicten (zaak A, feit 1 en feit 2)
Verbalisant [verbalisant 1] (feit 1)
Verdachte moet worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling. Het enkel naar links bewegen van de auto waar op dat moment een verbalisant staat, zonder dat kan worden vastgesteld met een hoek van hoeveel graden op de verbalisant is ingestuurd, noch met welke snelheid hij naar links reed, is onvoldoende voor een bewezenverklaring van de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Subsidiair geldt dat ieder opzet, ook in de voorwaardelijke zin, om [verbalisant 1] aan te rijden ontbrak.
Verdachte moet ook worden vrijgesproken van de subsidiair tenlastegelegde mishandeling. Niet kan worden vastgesteld dat [verbalisant 1] ten val is gekomen en ook niet dat hij letsel heeft opgelopen op dat moment.
Verbalisant [verbalisant 2] (feit 2)
Verdachte moet worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling. Niet kan worden vastgesteld dat [verbalisant 2] ten gevolge van het handelen van verdachte zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de subsidiair tenlastegelegde mishandeling.
Het verkeersdelict (zaak A, feit 4)
Verdachte moet worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994. Niet kan worden vastgesteld of sprake is geweest van een daadwerkelijke concrete situatie waarbij een aanrijding met een persoon (met ernstige gevolgen) voorzienbaar was.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de subsidiair tenlastegelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
De drugsdelicten (zaak A, feit 3 en zaak B, feit 1, feit 2 en feit 3)
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Wel moet partieel vrijspraak volgen voor het onder zaak B, feit 3 tenlastegelegde (strafverzwarende) onderdeel dat verdachte opzet had op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs. Daarvoor ontbreekt ieder bewijs.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
  • poging tot zware mishandeling van verbalisant [verbalisant 1] (zaak A, feit 1);
  • mishandeling van verbalisant [verbalisant 2] (zaak A, feit 2);
  • overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (zaak A, feit 4);
  • handel in harddrugs (zaak A, feit 3 en zaak B, feit 1);
  • het aanwezig hebben van harddrugs (zaak B, feit 2) en
  • de voorbereiding van de handel in harddrugs (zaak B, feit 3).
De geweldsdelicten (zaak A feit 1 en feit 2)
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 27 juni 2025 komt verdachte in beeld, omdat wordt gezien dat hij vermoedelijk drugs aan een ander verstrekt. Verdachte is de bestuurder van een Volkswagen Polo met Belgisch kenteken [kenteken] (de auto), waarin een zogenoemd ‘flitsbezoek’ wordt waargenomen. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] houden even later verdachte in zijn auto staande. Nadat via de portofoon van de verbalisanten wordt doorgegeven dat verdachte kan worden aangehouden, start verdachte de auto om weg te rijden. [verbalisant 1] , die aan de linkerkant buiten de auto staat, probeert via het openstaande raam de autosleutel uit het slot te pakken zodat verdachte niet kan wegrijden (later blijkt dat de auto geen sleutel maar een startknop heeft). Op het moment dat [verbalisant 1] tegen het voertuig aan staat en beide armen in het voertuig heeft, rijdt verdachte toch weg. Verdachte buigt hierbij met de auto naar links, in de richting van de verbalisanten. [verbalisant 1] raakt hierdoor uit evenwicht en wordt door de auto meegetrokken. [verbalisant 2] , die iets verderop staat, wordt door de linkerbuitenspiegel van de auto geraakt aan zijn linkerzij.
Voor een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling moet volgens vaste rechtspraak sprake zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer en moeten de geweldshandelingen geschikt zijn om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte het volle opzet had op zwaar lichamelijk letsel van de verbalisanten. De rechtbank ziet zich daarom de vraag gesteld of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. Daarvan is sprake als verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het intreden van een bepaald gevolg – in dit geval zwaar lichamelijk letsel van de verbalisanten – heeft aanvaard. Daarvoor is vereist dat verdachte moet hebben geweten dat door zijn handelen de aanmerkelijke kans bestond dat de verbalisanten zwaar lichamelijk letsel zouden (kunnen) oplopen en dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard, dus die kans op de koop toe heeft genomen. Er is geen grond om de inhoud van het begrip ‘aanmerkelijke kans’ afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van [verbalisant 1] sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel, maar dat ten aanzien van [verbalisant 2] hiervan geen sprake was. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Bewezenverklaring poging tot zware mishandeling van verbalisant [verbalisant 1]
Verdachte heeft voor [verbalisant 1] een zeer gevaarlijke situatie gecreëerd door als bestuurder van een auto met een afbuiging richting [verbalisant 1] weg te rijden, terwijl [verbalisant 1] via het openstaande raam zijn armen in de auto had, met als gevolg dat [verbalisant 1] werd meegetrokken. Door zo te handelen is naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat de meegetrokken persoon op zodanige wijze ten val komt, dat hij daaraan zwaar lichamelijk letsel overhoudt. Verdachte heeft verklaard dat hij de auto niet bewust naar links stuurde, maar dat dit mogelijk gebeurde doordat [verbalisant 1] aan zijn hoofd trok. Het kan wel zo zijn dat verdachte niet bewust naar links heeft gestuurd, maar verdachte heeft wel de bewuste keuze heeft gemaakt om door te rijden, ook toen [verbalisant 1] met zijn handen in zijn auto bij zijn hoofd zat en zijn zicht werd beperkt. Verdachte heeft hiermee de aanmerkelijke kans dat [verbalisant 1] zou worden meegetrokken en zwaar lichamelijk letsel zou oplopen op de koop genomen. Deze gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op dit gevolg dat verdachte naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans dat zijn handelen tot zwaar lichamelijk letsel zou leiden, ook welbewust heeft aanvaard. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot zware mishandeling van verbalisant [verbalisant 1] .
Vrijspraak poging tot zware mishandeling van verbalisant [verbalisant 2]
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de positie waar [verbalisant 2] stond en rekening houdend met het feit dat een auto een draaicirkel heeft, niet kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [verbalisant 2] geraakt zou worden op een manier waardoor hij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte zal daarom van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling van verbalisant [verbalisant 2] worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring mishandeling van verbalisant [verbalisant 2]
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte jegens [verbalisant 2] wel een mishandeling oplevert. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van verbalisant [verbalisant 2] .
Het verkeersdelict (zaak A, feit 4)
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast. Nadat verdachte van de verbalisanten wegreed op 27 juni 2025, heeft er in een woonwijk een achtervolging plaatsgevonden. Verdachte heeft gedurende deze achtervolging op meer momenten, ook tijdens het voorbijrijden van kruispunten, snelheden aangenomen van 80 tot 100 kilometer per uur. Hij heeft tweemaal een rood verkeerslicht genegeerd en reed daarbij tussen stilstaande auto’s door, wat maar net paste. Ook reed verdachte met hoge snelheden over verschillende voetgangersoversteekplaatsen waar verdachte voorrang moest verlenen. Een van de kruispunten die verdachte met hoge snelheden passeerde, bevindt zich naast het winkelcentrum Gelderlandplein in Amsterdam, waar het vaak druk is met voetgangers.
Bewezenverklaring overtreding artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994
Beoordeeld moet worden of verdachte met zijn verkeersgedrag:
( a) de verkeersregels heeft geschonden,
( b) dat in ernstige mate heeft gedaan,
( c) dat opzettelijk heeft gedaan en
( d) dat daardoor gevaar te duchten was voor het leven of zwaar lichamelijk letsel van anderen.
a. a) Schending van de verkeersregels
Verdachte wordt verweten dat hij de verkeersregels heeft geschonden. Daarbij gaat het volgens de tenlastelegging – onder meer – om het rijden in een auto met zeer hoge snelheden en het daarbij passeren van voetgangersoversteekplaatsen waar hij voorrang moest verlenen en het negeren van rode verkeerslichten, dit terwijl hij vluchtte voor diverse politieauto’s. De rechtbank stelt vast dat verdachte, als bestuurder van de Volkswagen Polo, die gedragingen verricht. Deze gedragingen zijn naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als schending van de verkeersregels zoals bedoeld in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.
b) In ernstige mate
Verdachte heeft in een drukbezocht gebied in Amsterdam tijdens een achtervolging meermalen met veel te hoge snelheden kruispunten gepasseerd, waarbij hij ook rode verkeerslichten heeft genegeerd. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de verkeersregels daarmee in ernstige mate heeft geschonden.
c) Opzettelijk
De rechtbank acht bewezen dat verdachte opzet had, zowel op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden daarvan. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm en in aanmerking genomen dat verdachte na de staandehouding al gevaarlijk wegreed met het hierboven bewezenverklaarde als gevolg en vervolgens aanzienlijk hard (door rood) reed en pas tot stilstand kwam nadat de politieauto hem had klemgereden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich vanaf het begin bewust moet zijn geweest dat hij de verkeersregels in ernstige mate schond en dat hij deze ernstige schending van de verkeersregels willens en wetens heeft gecontinueerd. Verdachte heeft ook erkend dat hij weg wilde rijden van de politie.
d) Gevaar voor het leven of zwaar lichamelijk letsel van anderen
Om vast te stellen dat gevaar voor het leven of zwaar lichamelijk letsel van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. Gezien de aard en ernst van de verkeersgedragingen in kwestie, wordt naar het oordeel van de rechtbank aan dit voorzienbaarheidsvereiste voldaan. Hierbij betrekt de rechtbank dat Amsterdam Zuid, in het bijzonder het Gelderlandplein, op een zomeravond rond 21:30 uur een druk gebied betreft met veel voetgangers en fietsers. Met de hoge snelheden die verdachte reed toen hij de kruispunten passeerde acht de rechtbank het zeer aannemelijk dat verdachte overstekend verkeer niet tijdig zou opmerken of dat anderszins een aanrijding zou kunnen volgen. De rechtbank acht dus bewezen dat er gevaar voor het leven of zwaar lichamelijk letsel van anderen te duchten was.
Gelet op voorgaande acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De drugsdelicten (zaak A, feit 3 en zaak B, feit 1, feit 2 en feit 3)
Op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 16 oktober 2024 2,18 gram en 3 pillen MDMA en 2,07 gram cocaïne heeft gedeald en 19,65 gram en 119 pillen MDMA en 21 gram cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad. Met het aanwezig hebben van deze hoeveelheid harddrugs, in combinatie met een geldbedrag en een telefoon waarover verdachte heeft verklaard dat dit een dealertelefoon is, acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte toekomstige handel in harddrugs heeft voorbereid. In overeenstemming met het standpunt van de raadsman zal verdachte partieel worden vrijgesproken voor zover de tenlastelegging ziet op het binnen grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, omdat dit niet kan worden vastgesteld.
Op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 27 juni 2025 2,78 gram cocaïne en 0,95 MDMA heeft gedeald.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
zaak A
1
op 27 juni 2025 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant 1] (verbalisant bij politie Eenheid Amsterdam) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een personenauto, toen voornoemde [verbalisant 1] zijn armen in het voertuig stak om het voertuig van voornoemde verdachte uit te zetten, hij, verdachte, met aanzienlijke snelheid weg is gereden, terwijl op het moment van wegrijden voornoemde [verbalisant 1] zich nog met zijn armen in het voertuig bevond, ten gevolge waarvan voornoemde [verbalisant 1] door het voertuig mee is getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op 27 juni 2025 te Amsterdam [verbalisant 2] (verbalisant bij politie Eenheid Amsterdam) heeft mishandeld, door als bestuurder van een personenauto tegen voornoemde [verbalisant 2] aan te rijden, ten gevolge waarvan voornoemde [verbalisant 2] door de linkerzijspiegel van die personenauto is geraakt, terwijl het misdrijf werd gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
3
op 27 juni 2025 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, 2,78 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 0,95 gram van een materiaal bevattende MDMA;
4
op 27 juni 2025 te Amsterdam, als bestuurder van een personenauto, merk VW Golf met Belgisch kenteken: [kenteken] , daarmee rijdende over onder meer [vluchtroute] , zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, bestaande het gedrag hieruit:
- verdachte heeft gereden over [vluchtroute]
[vluchtroute] met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid, namelijk met een snelheid van 80 a 100 kilometer per uur,
- verdachte is, aangekomen bij de verkeerslichten op het kruispunt van de
[vluchtroute] , tussen de stilstaande voertuigen doorgereden en heeft de voertuigen van rechts ingehaald,
- verdachte heeft, aangekomen op het kruispunt van [vluchtroute]
[vluchtroute] , de snelheid van het voertuig wederom fors verhoogd, namelijk met een snelheid van 80 kilometer per uur en heeft geen gevolg gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhield, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, maar is hij doorgereden,
- verdachte is vervolgens doorgereden op [vluchtroute] met een snelheid van
100 kilometer per uur,
- verdachte is vervolgens [vluchtroute] uitgereden tot hij op [vluchtroute]
[vluchtroute] uitkwam, is vervolgens linksaf gegaan in de richting van [vluchtroute] en is vervolgens de rotonde opgereden en is linksaf [vluchtroute] ingeslagen, telkens met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid, namelijk met een snelheid van 80 kilometer per uur,
- verdachte heeft een route door [vluchtroute] gereden vanaf [vluchtroute] – ter hoogte van de A10 viaduct – en is tot stilstand gekomen op [vluchtroute] ,
terwijl verdachte op de vlucht was voor de politie en deze in achtervolging waren, waarbij hij meermalen een rood verkeerslicht heeft genegeerd, reed met een snelheid die telkens (veel) hoger was dan de ter plaatse toegestane snelheid van 30 en 50 kilometer per uur en aldus in strijd met het in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
zaak B
1
op 16 oktober 2024 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd 2,18 gram en 3 pillen van een materiaal bevattende MDMA en 2,07 gram van een materiaal bevattende cocaïne;
2
op 16 oktober 2024 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 19,65 gram en 119 pillen van een materiaal bevattende MDMA en 21 gram van een materiaal bevattende cocaïne;
3
op 16 oktober 2024 te Amsterdam om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne en MDMA, voor te bereiden de navolgende voorwerpen:
- cocaïne en MDMA (in dealgeschikte verpakkingen),
- een geldbedrag van 115,80 euro en
- een telefoon
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

7.Motivering van de straffen en de maatregelen

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 120 uur. Daarnaast vordert de officier van justitie de oplegging van een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden met aftrek van het aantal dagen dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de bepaling van de hoogte van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsman heeft daarnaast verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van langere duur dan de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Dit al dan niet in combinatie met een taakstraf en/of een voorwaardelijke straf.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen en maatregelen gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft op 27 juni 2025 achtereenvolgend verschillende verkeerdere beslissingen genomen. Verdachte heeft zich op deze dag bezig gehouden met drugshandel en werd daarvoor staande gehouden. Daarna is verdachte toen hij werd aangehouden weggereden, waardoor één verbalisant – die zijn handen in de auto van verdachte had – werd meegetrokken door de auto, en de andere verbalisant werd geraakt door de buitenspiegel. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling en mishandeling van de twee verbalisanten. Vervolgens heeft verdachte met zeer hoge snelheden en met ernstige verkeersovertredingen door een druk gebied in Amsterdam gereden om aan de politie te ontkomen. Kennelijk was verdachte bereid om grote risico’s te nemen alleen maar omdat hij wilde ontsnappen aan de politie omdat hij anders zou worden aangehouden voor drugshandel.
Daarnaast heeft verdachte in een periode van acht maanden twee keer gehandeld in cocaïne en MDMA. Op één van deze data is een grote (handels)hoeveelheid cocaïne en MDMA in zijn auto gevonden. Ook zijn er voorwerpen aangetroffen die kunnen worden gebruikt bij de voorbereiding van de handel van harddrugs. Hiermee heeft verdachte bijgedragen aan het in standhouden van het gebruik van voor de volksgezondheid schadelijke drugs en de bijbehorende handel daarin, die vaak gepaard gaat met andere vormen van (ernstige) criminaliteit. Op de tweede datum liep verdachte zelfs in een schorsing van de voorlopige hechtenis voor de drugshandel van de eerste datum. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden wederom in drugs te gaan handelen en dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft in het strafblad van verdachte van 5 september 2025 gezien dat verdachte eerder is veroordeeld voor Opiumwetdelicten. Uit het reclasseringsrapport van
6 september 2025 blijkt dat verdachte stabiliteit heeft weten te realiseren op verschillende leefgebieden. Verdachte beschikt sinds circa zeven jaar over een huurwoning in België waar hij met zijn gezin woont. Daarnaast beschikt hij over werkzaamheden, waaruit hij naar eigen zeggen voldoende inkomsten genereert om rond te kunnen komen.
Strafoplegging
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 180 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, als stok achter de deur om verdachte er in de toekomst van te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen.
Daarnaast zal de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen. Gelet op de ernst van de feiten zal de rechtbank een hogere taakstraf opleggen dan gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank vindt hier de maximale taakstraf van 240 uur op zijn plaats.
Tot slot legt de rechtbank op een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden met aftrek van het aantal dagen dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen zoals vermeld op de beslaglijsten in
bijlage IIIdie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verbeurdverklaren
Van het onder zaak A inbeslaggenomen geldbedrag is naar oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat verdachte € 260,- heeft ontvangen voor de verkoop van drugs aan
[persoon 1] (feit 3). Dit bedrag moet verbeurd worden verklaard, omdat met betrekking tot dit bedrag het bewezenverklaarde is begaan.
Van het onder zaak B inbeslaggenomen geldbedrag is naar oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat verdachte € 350,- heeft gekregen voor de verkoop van drugs aan [persoon 2] (feit 1) en dat verdachte het overige geldbedrag van € 115,80 voorhanden had als wisselgeld ter voorbereiding van de handel in drugs (feit 3). Het gehele geldbedrag van
€ 465,80 moet daarom verbeurd worden verklaard, omdat met betrekking tot dit bedrag het bewezenverklaarde is begaan.
Teruggave aan verdachte
De overige onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven geldbedragen van € 15,- en € 5,90 moeten worden teruggegeven aan verdachte, omdat deze niet zijn te koppelen aan een strafbaar feit.
Onttrekken aan het verkeer
De onder verdachte in beslaggenomen verdovende middelen moeten worden onttrokken aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het bewezenverklaarde is begaan en deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de volgende artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 45, 55, 57, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht;
5a, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder zaak A, feit 2 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder zaak A, feit 1 primair, feit 2 subsidiair, feit 3, feit 4 primair en zaak B, feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
zaak A, feit 1 en feit 2
de eendaadse samenloop van:
poging tot zware mishandeling
en
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
zaak A, feit 3 en zaak B, feit 1
telkens: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
zaak A, feit 4
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
zaak B, feit 2 en feit 3
de eendaadse samenloop van:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagenen beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte,
140 (honderdveertig) dagen, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tevens tot een
taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Ontzegtverdachte ter zake van het onder zaak A, feit 4 bewezenverklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat ingevolge artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994 de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest.
Verklaart
verbeurd:
  • 260,00 EUR (Omschrijving: PL1300-2025159172-G6675652; IBGN 27-6-2025);
  • 465,80 EUR (Omschrijving: PL1300-2024246964-G6567692; IBGN 16-10-2024).
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
  • 9 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024246964-G6567698);
  • 38 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024246964-G6567699);
  • 15 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024246964-G6567700);
  • 29 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024246964-G6567701);
  • 37 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024246964-G6567702);
  • 44 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024246964-G6567703);
  • 75 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024246964-G6567704).
Gelast de
teruggaveaan verdachte van:
  • 15,00 EUR (Omschrijving: PL1300-2025159172-G6675652; IBGN 27-6-2025);
  • 5,90 EUR (Omschrijving: PL1300-2025159172-G6675653).
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Wildeman, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Ketelaers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 oktober 2025.
[[...]]