ECLI:NL:RBAMS:2025:8076

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
13/211152-25 (A) en 13/188315-25 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal door twee of meer verenigde personen met oplegging van ISD-maatregel

Op 15 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee winkeldiefstallen. De eerste zaak betreft een diefstal op 9 juli 2025 van een grote hoeveelheid kauwgom ter waarde van € 80,27 uit een Albert Heijn in Amsterdam. De tweede zaak betreft de diefstal van kleding, elektronica en tandpasta uit een LIDL op 18 juni 2025. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld en op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van aangifte, heeft de rechtbank de feiten bewezen verklaard. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en verblijft illegaal in Nederland, wat bijdraagt aan het hoge recidiverisico. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van één jaar zonder aftrek van voorarrest gevorderd, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de verdachte te helpen en om de samenleving te beschermen tegen verdere overlast. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn illegale verblijf en het ontbreken van een legale verblijfstatus, en heeft besloten dat de maatregel kan bijdragen aan een 'zachte landing' bij zijn terugkeer naar Algerije.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummers: 13/211152-25 (A) en 13/188315-25 (B) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 15 oktober 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
volgens informatie uit SKDB geboren op [geboortedag] 1981 in [geboorteplaats 1] (Syrië),
volgens eigen opgave op de zitting geboren in [geboorteplaats 2] (Syrië),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1],
gedetineerd in: [detentie adres].

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 15 oktober 2025.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna respectievelijk zaak A en zaak B genoemd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. van Zanten, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. Heemskerk, naar voren hebben gebracht. Daarnaast is [reclasseringsmedewerker 1], als deskundige gehoord.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij:
Zaak A
op 9 juli 2025 in Amsterdam tezamen en in vereniging een grote hoeveelheid pakken kauwgom (ter waarde van ongeveer € 80,27) van de Albert Heijn gelegen aan het [adres 2], heeft gestolen;
Zaak B
op 18 juni 2025 in Amsterdam kleding en/of elektronica en/of tandpasta van de LIDL heeft gestolen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de feiten kunnen worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen een bewezenverklaring van beide feiten.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee winkeldiefstallen. De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de hierna genoemde bewijsmiddelen. Omdat verdachte de bewezen verklaarde feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van zaak A en zaak B:
1.
De bekennende verklaring die verdachte op de zitting van 15 oktober 2025 heeft afgelegd.
Ten aanzien van zaak A:
2.
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] met nummer 2507092486-262 van 9 juli 2025, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde [opsporingsambtenaar 1], doorgenummerde pagina’s 4-5.
Ten aanzien van zaak B:
3.
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] met nummer 2506181574962 van18 juni 2025, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde [opsporingsambtenaar 2], doorgenummerde pagina’s 5-7.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Zaak A
op 9 juli 2025 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een grote hoeveelheid pakken kauwgom (ter waarde van € 80,27)), die aan winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal gelegen aan het [adres 2]) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak B
op 18 juni 2025 te Amsterdam kleding, elektronica en tandpasta, die aan LIDL toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd. Uit navraag op de zitting blijkt dat aan verdachte op 14 mei 2025 een laissez-passer is afgegeven door de Algerijnse autoriteiten voor terugkeer naar Algerije. Gelet daarop vordert de officier van justitie dat de ISD-maatregel voor de duur van één jaar zonder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal worden opgelegd.
7.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft primair verzocht om geen ISD-maatregel op te leggen. In plaats daarvan heeft hij verzocht een gevangenisstraf met aftrek van het voorarrest op te leggen, zodat verdachte zelf zijn terugkeer naar Algerije kan realiseren. Verdachte heeft schadevergoeding ontvangen waarmee hij een vliegticket naar Algerije kan bekostigen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de ISD-maatregel te beëindigen op het moment dat zicht is op uitzetting.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan winkeldiefstal van meerdere producten. Dit zijn hinderlijke feiten die in de maatschappij in het algemeen, en bij de winkelbedrijven in het bijzonder, overlast en schade veroorzaken. Verdachte verblijft illegaal in Nederland, leeft een dakloos bestaan en heeft geen inkomen, waardoor hij vermogensdelicten pleegt om in zijn levensbehoeften te kunnen voorzien. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 15 september 2025 (hierna: strafblad) blijkt dat hij al meerdere keren is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dat is zorgelijk en dit vereist een concrete en ingrijpende aanpak om dit gedrag in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen.
Advies reclassering
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 25 september 2025, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker 2]. In het rapport staat zakelijk weergegeven onder meer het volgende.
Verdachte heeft geen verblijfsrecht in Nederland en heeft meermaals asiel aangevraagd. Dit is telkens afgewezen. Volgens de Dienst Terugkeer en Vertrek (hierna: DTenV) is een Algerijns vervangend reisdocument beschikbaar, waarbij wordt ingezet op terugkeer naar Algerije.
Het ontbreekt verdachte aan perspectief in Nederland, omdat hij niet over een legale verblijfstatus beschikt. Er is daardoor sprake van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Naar eigen zeggen pleegt hij diefstallen om zichzelf in de primaire levensbehoeftes te voorzien. Het risico op recidive wordt daarom ingeschat als hoog. Interventies zijn geïndiceerd om het risico op recidive te verlagen. Vanwege zijn onrechtmatige verblijfsstatus kan verdachte echter geen aanspraak maken op structurele sociale voorzieningen, waardoor aan een hulpverleningstraject en/of een drangtraject onvoldoende inhoud gegeven kan worden. Een reclasseringstraject is daarom niet uitvoerbaar. Verdachte komt daarom in aanmerking voor de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders en vreemdelingen in het strafrecht (hierna: de ISD VRIS-maatregel). De reclassering ziet geen andere mogelijkheid dan het adviseren van deze maatregel.
Binnen de ISD VRIS-maatregel kan verdachte een programma volgen gericht op scholing en werk. Er zijn ook mogelijkheden voor psychische begeleiding, medische of verslavingszorg en diverse gedragstrainingen die zouden kunnen bijdragen aan stabiliteit bij zijn eventuele terugkeer naar het land van herkomst. Deze ISD VRIS-maatregel is gericht op repatriëring met een zogenoemde zachte landing.
Op de zitting van 15 oktober 2025 heeft [reclasseringsmedewerker 1] de inhoud van het
rapport en de daarin geformuleerde adviezen bevestigd.
Oplegging van de ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezenverklaarde aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, namelijk twee winkeldiefstallen. Daarnaast is hij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of taakstraf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen.
Uit het hiervoor genoemde reclasseringsadvies en het strafblad blijkt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Uit het strafblad volgt dat ook is voldaan aan de eisen die de ‘Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het Openbaar Ministerie stelt. Verdachte is een zeer actieve veelpleger die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten.
Verder is de rechtbank van oordeel dat er geen reëel alternatief voor de oplegging van de ISD-maatregel bestaat. Gelet op het hoge recidiverisico vindt de rechtbank het primaire verzoek van de raadsman om verdachte een gevangenisstraf met aftrek van voorarrest op te leggen en hem op eigen initiatief terug te laten gaan, geen reële optie. Het risico is dat verdachte dan wederom op straat belandt en moet stelen om in zijn levensbehoefte te voorzien. Daarnaast is op de zitting gebleken dat de Algerijnse autoriteiten al een laissez-passer hebben uitgegeven, zodat binnen de ISD-maatregel snel kan worden ingezet op terugkeer naar Algerije met een zachte landing. De rechtbank heeft er meer vertrouwen in dat verdachte via deze route naar Algerije kan terugkeren dan dat hij dit op eigen kracht moet bewerkstelligen.
In het licht van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van goederen de oplegging van de ISD-maatregel eist. Eerder opgelegde straffen hebben niet geleid tot het terugdringen van recidive. Het belang van de samenleving, dat verdachte geen overlast en schade meer zal veroorzaken, staat nu voorop. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie volgen en een ISD-maatregel opleggen voor de duur van één jaar zonder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank merkt daarbij op dat de duur van één jaar volstaat, omdat verdachte al over een laissez-passer beschikt. De procedure kan daarom versneld worden ingezet. Daarnaast kan de ISD-maatregel door de minister van Justitie en Veiligheid worden opgeheven zodra verdachte is uitgezet. De snelheid waarmee dit kan worden georganiseerd is mede afhankelijk van de mate waarin verdachte ontvankelijk is voor de geboden interventies. Verdachte heeft daarmee invloed op de duur van zijn maatregel.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 310 en 311 Sr.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde in zaak A levert op:
-
diefstal door twee of meer verenigde personen
Het bewezenverklaarde in zaak B levert op:
-
diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. M.C.H. Broesterhuizen en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. G. Brokkelkamp en J. de Groot, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 oktober 2025.
[...]