ECLI:NL:RBAMS:2025:8077

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
13/219903-25 en 13/029395-25 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal door middel van verbreking met oplegging van ISD-maatregel

Op 29 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van een fatbike van Politie Nederland door middel van braak of verbreking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 juli 2025 de fatbike heeft gestolen, nadat deze als lokfiets was geplaatst. De verdachte werd aangehouden met de fatbike en er werd een doorgeknipt slot aangetroffen. Ondanks de verdediging van de verdachte, die stelde dat hij de fiets had geleend van een kennis, oordeelde de rechtbank dat het bewijs voor diefstal overtuigend was. De rechtbank legde de verdachte een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest, omdat eerdere straffen en reclasseringstoezicht niet hadden geleid tot een afname van recidive. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden meer waren voor interventies binnen een voorwaardelijk kader en dat nader diagnostisch onderzoek noodzakelijk was. De beslissing om de ISD-maatregel op te leggen was gebaseerd op de ernst van het feit en het hoge recidiverisico van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 13/219903-25
Parketnummer vordering tul: 13/029395-25
Datum uitspraak: 29 oktober 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1972 in [geboorteplaats] (Marokko),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in: [detentie adres]

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 15 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.W. van Zanten, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.J. Teeuwen, naar voren hebben gebracht. Daarnaast is [reclasseringsmedewerker] , als deskundige gehoord.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij zich op of omstreeks 24 juli 2025 schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een fatbike van Politie Nederland door middel van braak of verbreking. Subsidiair wordt hij beschuldigd van heling van deze fatbike.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de diefstal van de fatbike door middel van verbreking kan worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van diefstal en heling van de fatbike. Verdachte heeft verklaard dat hij de fiets heeft geleend van een kennis, genaamd [naam 1] , die hij tegenkwam in het [park] . [naam 1] was bezig met het plaatsen van een bestelling bij McDonald's toen verdachte het [park] binnenliep. [naam 1] heeft aan verdachte gevraagd of hij ook een hamburger wilde en of hij deze bestelling voor hem wilde ophalen. Hiervoor heeft verdachte de fatbike van [naam 1] geleend. Verdachte is vervolgens met de fatbike van [naam 1] richting de McDonald’s gefietst om deze bestelling op te halen. Dit komt overeen met de gegevens van het plaatsbepalingssysteem die laten zien dat de fiets in het [park] heeft stilgestaan. Het dossier biedt, los van de korte tijdspanne, geen aanwijzingen die in de richting van diefstal wijzen.
Het is niet mogelijk om te toetsen of verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de fatbike een door misdrijf verkregen goed betrof, omdat uit het dossier niet volgt over welke fiets het gaat en wat de waarde is van deze fiets.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de fatbike heeft gestolen door middel van verbreking en overweegt daartoe als volgt.
Op 24 juli 2025 heeft de politie de fatbike als lokfiets geplaatst op de [straatnaam 1] in Amsterdam. De fatbike was beveiligd met een hangslot om de voorband en uitgerust met een plaatsbepalingssysteem dat continu de locatie van de fatbike doorgeeft. Uit de gegevens van dit systeem blijkt dat de fatbike voor het eerst op 25 juli 2025 om 00.56.04 uur is gaan bewegen vanaf de [straatnaam 1] richting de [straatnaam 2] . Ongeveer een kwartier later zien verbalisanten iemand op een fatbike hen tegemoet rijden op het Dapperplein. Uit het plaatsbepalingssysteem blijkt dat de lokfiets zich op dat moment op de [straatnaam 2] bevindt. Zij zien dat het merk van de fatbike – Phatfour – overeenkomt met dat van de lokfiets en houden verdachte om 01.11 uur aan. De politie heeft na de aanhouding van verdachte op de plaats waar de lokfiets was geplaatst een doorgeknipt slot en een tang aangetroffen. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de fatbike, waarop verdachte is aangetroffen, de lokfiets betreft en dat in [straatnaam 1] het slot is doorgeknipt, waarna de fatbike is weggenomen.
De rechtbank is ook van oordeel dat verdachte degene is die de fatbike heeft weggenomen. De zeer korte tijdspanne tussen het moment van wegnemen, en het aantreffen van verdachte op de fatbike, vormt daarvoor in beginsel al een duidelijke aanwijzing. Verdachte heeft het op grond daarvan ontstane vermoeden niet weggenomen. Gelet op de loggegevens van het plaatsbepalingssysteem in de fatbike, acht de rechtbank het alternatieve scenario van verdachte dat hij de fatbike van [naam 1] geleend had, onaannemelijk. Uit de loggegevens van het plaatsbepalingssysteem blijkt dat de fatbike, vanaf het moment dat deze in beweging is gekomen, nagenoeg constant in beweging is geweest. De fatbike heeft kort achter elkaar ongeveer één minuut stilgestaan in het [park] . Het is praktisch onmogelijk dat verdachte de fatbike in zijn bezit heeft gekregen door tussenkomt van een ander. Dit zou immers betekenen dat verdachte en [naam 1] elkaar in dit zeer korte tijdbestek zijn tegengekomen in het [park] , een McDonald’s bestelling hebben geplaatst en een gesprek hebben gevoerd over het halen van de bestelde burgers en het uitlenen van de fatbike. Het kan dan ook niet anders zijn dan dat verdachte het slot heeft doorgeknipt en daarna de fatbike heeft weggenomen.
4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
omstreeks 24 juli 2025 te Amsterdam een elektrische fiets (fatbike) die aan Politie Nederland toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren zonder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om af te zien van het opleggen van een ISDmaatregel, omdat het betwistbaar is of verdachte een aandeel heeft gehad in het mislukken van het eerdere reclasseringstoezicht.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht af te trekken van de duur van de ISD-maatregel en daarbij te bepalen dat een tussentijdse toets plaatsvindt.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een lokfiets. Fietsendiefstal brengt financiële schade en overlast mee. Mede daarom zet de politie lokfietsen in als middel om de diefstal van fietsen in Amsterdam aan te pakken en fietsendieven op te sporen.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 15 september 2025 en heeft gezien dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor diefstallen.
Reclasseringsrapport
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 1 oktober 2025, opgesteld door [reclasseringsmedewerker] . Dit advies houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
De financiële situatie van verdachte vormt een criminogene factor. Daarnaast signaleert de reclassering instabiliteit op meerdere leefgebieden. Verdachte beschikt niet over structurele dagbesteding, inkomen of huisvesting en er lijkt sprake te zijn van een familiekwestie rondom de erfenis van zijn moeder. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
Verdachte is in 2025 onder reclasseringstoezicht geplaatst. Vanwege de veranderde houding van verdachte is destijds afgezien van het adviseren van de ISDmaatregel en is gekozen voor reclasseringstoezicht ten aanzien van de zaak met parketnummer 13/029395-25. De reclassering zag toen nog mogelijkheden binnen een regulier ambulant forensisch kader, mits er stabiele huisvesting kon worden gerealiseerd. Het is de reclassering vervolgens niet gelukt om met verdachte in contact te komen en hij is zijn plek bij het Leger des Heils in Utrecht kwijtgeraakt. Huisvesting heeft dan ook niet bijgedragen aan een afname van het recidiverisico. De reclassering is van mening dat verdachte zich ondanks de familiekwestie over de erfenis van zijn moeder, bij de reclassering had moeten melden. Dit geldt des te meer omdat verdachte zich ervan bewust had kunnen zijn dat is afgezien van het adviseren van de ISD-maatregel om hem een kans te bieden binnen een voorwaardelijk kader. De reclassering is van mening dat verdachte zich onvoldoende heeft geconformeerd aan het toezicht.
De reclassering ziet geen andere mogelijkheid dan het adviseren van de ISD-maatregel, zodat binnen deze maatregel de juiste interventies kunnen worden ingezet ter voorkoming van recidive en ter stabilisatie van de leefomstandigheden van verdachte. Een ambulant kader is onvoldoende toereikend gebleken. Gelet op de risicofactoren en het hoge recidiverisico, ziet de reclassering geen mogelijkheden voor het inzetten van interventies binnen een voorwaardelijk kader. Nader diagnostisch onderzoek is noodzakelijk om te onderzoeken of er sprake is van onderliggende problematiek ten aanzien van het delict gedrag.
Er is een procedure gestart om te onderzoeken of het verblijfsrecht van verdachte kan worden ingetrokken. De uitkomst hiervan is onbekend. Indien het verblijfsrecht van verdachte wordt ingetrokken, zal hij geplaatst worden in een VRIS–inrichting, zoals de Penitentiaire Inrichting (PI) [P.I.] , de zogenaamde ISD-VRIS.
De deskundige, mevrouw [reclasseringsmedewerker] , heeft voornoemd advies op de terechtzitting bevestigd.
Oplegging van de ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, te weten diefstal van een fatbike door middel van verbreking. Daarnaast is hij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of taakstraf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen.
Uit het reclasseringsrapport en het strafblad blijkt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Uit het strafblad volgt dat ook is voldaan aan de eisen die de ‘Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het Openbaar Ministerie stelt. Verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het in dit vonnis bewezen verklaarde feit.
Verder is de rechtbank van oordeel dat er geen reëel alternatief voor de oplegging van de ISD-maatregel bestaat. Eerder opgelegde straffen en reclasseringstoezicht hebben niet geleid tot het terugdringen van recidive. Zoals in het reclasseringsrapport omschreven, blijkt een ambulant kader onvoldoende toereikend te zijn. Er zijn geen mogelijkheden meer voor het inzetten van interventies binnen een voorwaardelijk kader en nader diagnostisch onderzoek is noodzakelijk. Daarnaast heeft verdachte de kans die hem de vorige keer is geboden niet benut, zodat de rechtbank er geen vertrouwen in heeft dat een ambulant kader toereikend zal zijn.
In het licht van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van goederen de oplegging van de ISD-maatregel eist. Het belang van de samenleving, dat verdachte geen overlast en schade meer zal veroorzaken, staat nu voorop. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie volgen en een ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaar.
Om optimaal te kunnen werken aan het terugdringen van recidive en de problematiek van verdachte en de maatschappij te beschermen, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht, zal om die reden niet in mindering worden gebracht op de duur van de maatregel. De rechtbank ziet geen aanleiding op voorhand te bepalen dat een tussentijdse toets zal plaatsvinden.

8.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

De vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling betreft het onherroepelijk
geworden vonnis van 23 mei 2025 van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank, in de zaak met parketnummer 13/029395-25. Verdachte is in deze zaak veroordeeld tot een gevangenisstraf van 135 dagen met aftrek van voorarrest waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel afwijzen, omdat aan verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd. Hierdoor is tenuitvoerlegging niet opportuun.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
-
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/029395-25 af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. M.C.H. Broesterhuizen en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. G. Brokkelkamp en J. de Groot, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 oktober 2025.
[…]