7.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een lokfiets. Fietsendiefstal brengt financiële schade en overlast mee. Mede daarom zet de politie lokfietsen in als middel om de diefstal van fietsen in Amsterdam aan te pakken en fietsendieven op te sporen.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 15 september 2025 en heeft gezien dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor diefstallen.
Reclasseringsrapport
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 1 oktober 2025, opgesteld door [reclasseringsmedewerker] . Dit advies houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
De financiële situatie van verdachte vormt een criminogene factor. Daarnaast signaleert de reclassering instabiliteit op meerdere leefgebieden. Verdachte beschikt niet over structurele dagbesteding, inkomen of huisvesting en er lijkt sprake te zijn van een familiekwestie rondom de erfenis van zijn moeder. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
Verdachte is in 2025 onder reclasseringstoezicht geplaatst. Vanwege de veranderde houding van verdachte is destijds afgezien van het adviseren van de ISDmaatregel en is gekozen voor reclasseringstoezicht ten aanzien van de zaak met parketnummer 13/029395-25. De reclassering zag toen nog mogelijkheden binnen een regulier ambulant forensisch kader, mits er stabiele huisvesting kon worden gerealiseerd. Het is de reclassering vervolgens niet gelukt om met verdachte in contact te komen en hij is zijn plek bij het Leger des Heils in Utrecht kwijtgeraakt. Huisvesting heeft dan ook niet bijgedragen aan een afname van het recidiverisico. De reclassering is van mening dat verdachte zich ondanks de familiekwestie over de erfenis van zijn moeder, bij de reclassering had moeten melden. Dit geldt des te meer omdat verdachte zich ervan bewust had kunnen zijn dat is afgezien van het adviseren van de ISD-maatregel om hem een kans te bieden binnen een voorwaardelijk kader. De reclassering is van mening dat verdachte zich onvoldoende heeft geconformeerd aan het toezicht.
De reclassering ziet geen andere mogelijkheid dan het adviseren van de ISD-maatregel, zodat binnen deze maatregel de juiste interventies kunnen worden ingezet ter voorkoming van recidive en ter stabilisatie van de leefomstandigheden van verdachte. Een ambulant kader is onvoldoende toereikend gebleken. Gelet op de risicofactoren en het hoge recidiverisico, ziet de reclassering geen mogelijkheden voor het inzetten van interventies binnen een voorwaardelijk kader. Nader diagnostisch onderzoek is noodzakelijk om te onderzoeken of er sprake is van onderliggende problematiek ten aanzien van het delict gedrag.
Er is een procedure gestart om te onderzoeken of het verblijfsrecht van verdachte kan worden ingetrokken. De uitkomst hiervan is onbekend. Indien het verblijfsrecht van verdachte wordt ingetrokken, zal hij geplaatst worden in een VRIS–inrichting, zoals de Penitentiaire Inrichting (PI) [P.I.] , de zogenaamde ISD-VRIS.
De deskundige, mevrouw [reclasseringsmedewerker] , heeft voornoemd advies op de terechtzitting bevestigd.
Oplegging van de ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, te weten diefstal van een fatbike door middel van verbreking. Daarnaast is hij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of taakstraf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen.
Uit het reclasseringsrapport en het strafblad blijkt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Uit het strafblad volgt dat ook is voldaan aan de eisen die de ‘Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het Openbaar Ministerie stelt. Verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het in dit vonnis bewezen verklaarde feit.
Verder is de rechtbank van oordeel dat er geen reëel alternatief voor de oplegging van de ISD-maatregel bestaat. Eerder opgelegde straffen en reclasseringstoezicht hebben niet geleid tot het terugdringen van recidive. Zoals in het reclasseringsrapport omschreven, blijkt een ambulant kader onvoldoende toereikend te zijn. Er zijn geen mogelijkheden meer voor het inzetten van interventies binnen een voorwaardelijk kader en nader diagnostisch onderzoek is noodzakelijk. Daarnaast heeft verdachte de kans die hem de vorige keer is geboden niet benut, zodat de rechtbank er geen vertrouwen in heeft dat een ambulant kader toereikend zal zijn.
In het licht van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van goederen de oplegging van de ISD-maatregel eist. Het belang van de samenleving, dat verdachte geen overlast en schade meer zal veroorzaken, staat nu voorop. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie volgen en een ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaar.
Om optimaal te kunnen werken aan het terugdringen van recidive en de problematiek van verdachte en de maatschappij te beschermen, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht, zal om die reden niet in mindering worden gebracht op de duur van de maatregel. De rechtbank ziet geen aanleiding op voorhand te bepalen dat een tussentijdse toets zal plaatsvinden.