ECLI:NL:RBAMS:2025:8105

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
AMS 25/2620
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlast door restaurant leidt tot handhaving en beroep tegen niet-tijdig beslissen

In deze zaak heeft eiser, die boven restaurant Arles woont, overlast ervaren en verzocht om handhaving. De rechtbank Amsterdam heeft op 11 september 2025 uitspraak gedaan in de zaak met nummer AMS 25/2620. Eiser heeft een handhavingsverzoek ingediend vanwege geurhinder van het restaurant. De rechtbank oordeelt dat eiser een rechtstreeks belang heeft bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de verlengde afvoerpijp van het restaurant. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van eiser, waardoor het beroep gegrond is verklaard. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld en is meer dan twee weken later in beroep gegaan. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van de aanvraag voor de omgevingsvergunning, waardoor hij geen aanvrager is en er geen dwangsom aan hem verbeurd is. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 25/2620

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

( [gemachtigde eiser] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

( [gemachtigde verweerder] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van
17 oktober 2024.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan een betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Eiser heeft op 8 september 2023 een handhavingsverzoek ingediend bij verweerder wegens activiteiten van restaurant [naam restaurant] gelegen aan de [adres] . Op 12 december 2023 heeft verweerder hierop een besluit genomen. Uit het besluit komt naar voren dat er een overtreding is geconstateerd bij restaurant [naam restaurant] op het gebied van geurhinder. Verweerder legt in zijn besluit uit dat hij verwacht dat de geurhinder wordt weggenomen als het afvoerkanaal wordt verhoogd.
4. Restaurant [naam restaurant] heeft vervolgens op 14 februari 2024 een vergunningsaanvraag ingediend voor het verlengen van de afzuigpijp. Verweerder heeft op 9 september 2024 de aanvraag geweigerd. Restaurant [naam restaurant] heeft op 17 oktober 2024 bezwaar gemaakt tegen het weigeringsbesluit.
4. Verweerder heeft in het verweerschrift van 7 mei toegelicht dat de bezwaarcommissie met partijen (restaurant [naam restaurant] en de vertegenwoordiger van het bestuur) heeft afgesproken dat een alternatief plan zal worden ingediend. Verweerder heeft niet bestreden dat hij niet op tijd heeft beslist. Dat maakt dat een belanghebbende beroep kan instellen vanwege het niet tijdig beslissen.
5. Naast de aanvrager kan als belanghebbende bij het niet tijdig beslissen op een aanvraag in beginsel ook degene worden aangemerkt die een belang heeft bij het reële besluit. Daarbij moet gedacht worden aan degene die een wijziging van de juridische situatie nastreeft en niet aan degene die gebaat is bij een afwijzing van de aanvraag en de bestaande situatie wil handhaven. Voor deze laatste verandert de bestaande situatie immers niet zolang niet op de aanvraag is beslist. Dit volgt uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 november 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO350 en 12 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW4566.
6. Voor deze zaak betekent dit het volgende. Eiser woont boven het restaurant en ervaart overlast op verschillende fronten. Hij heeft daarom om handhaving verzocht. De aanvraag voor de omgevingsvergunning voor de verlengde afvoerpijp komt voort uit dat traject. Afwijzing van de aanvraag betekent dat de geuroverlast nog altijd voortduurt. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser een rechtstreeks belang heeft bij de aanvraag van de omgevingsvergunning en bij (een besluit op) het bezwaar tegen de afwijzing daarvan. Aan de overige voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet-tijdig beslissen is voldaan. Eiser heeft verweerder op 12 februari 2025, na afloop van de beslistermijn, in gebreke gesteld en is meer dan twee weken later in beroep gegaan. Het beroep is om die reden gegrond.
Welke beslistermijn moet aan verweerder worden opgelegd?
7. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
Welke dwangsom wordt aan verweerder opgelegd?
8. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast?
9. Eiser heeft verzocht om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen.
10. Op grond van artikel 4:17 van de Awb verbeurt het bestuursorgaan, indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van de aanvraag voor de omgevingsvergunning. Daarom is eiser geen aanvrager en heeft verweerder geen dwangsom aan eiser verbeurd.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt, verweerder de onder 7 genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan verweerder de onder 8 genoemde dwangsom wordt opgelegd.
12. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in het door eiser betaalde griffierecht en de gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5 (licht)). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en of er een dwangsom verschuldigd is.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,- ;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 194,- aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Speksnijder, rechter, in aanwezigheid van C.J.A. Gloudemans, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.